3.importeren van en handel in valse merkkleding.
CIE-informatieVan de zijde van de Criminele Inlichtingen Eenheid kwam de volgende informatie binnen:1. "[verdachte] levert vuurwerk. Nadat de bestelling bij hem is geplaatst, krijgt de besteller bericht waar en wanneer hij het vuurwerk kan afhalen. Op één dag worden zoveel mogelijk bestellingen afgehaald. [verdachte] levert nu 100-duizend-klappers en binnenkort 500-duizend-klappers."2. "Bij [verdachte] zijn dozen gebracht door een onbekende man. De man wordt in Hoogeveen regelmatig gezien in gezelschap van [medeverdachte 1]."
Uit een eerder strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat personen die verboden consumentenvuurwerk komen afhalen bij de [bedrijf medeverdachte 1] aan de [adres] te Hoogeveen, hun voertuig enige tijd moeten afstaan. Zij krijgen dan later hun voertuig geladen met verboden consumentenvuurwerk weer terug.
Tevens wordt opgemerkt dat in het belang van het Potvis-onderzoek door de officier van justitie bevelen zijn afgegeven inzake stelselmatige observatie ten aanzien van verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte].
Het is gelet op de eerder genoemde feiten en omstandigheden in belang van het onderzoek dat een opsporingsambtenaar goederen of diensten als bedoeld in artikel 126i lid onder b van het Wetboek van Strafvordering afneemt van of diensten verleent aan de verdachten: [verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1], allen voornoemd.Het moet niet worden uitgesloten dat de verdachte [verdachte] zijn verboden consumentenvuurwerk betrekt van de verdachten [medeverdachte 1] en/of zijn bedrijfsleider [medeverdachte 2].Ten eerste zal de pseudokoop worden aangewend voor verkrijging van het bewijs van het aanwezig hebben en afleveren van verboden consumentenvuurwerk.Ten tweede zal de pseudokoop dienen voor het opbouwen van vertrouwen om de omvang van de handel van [verdachte] vast te kunnen stellen en op die manier te komen bij de leverancier van dit verboden consumentenvuurwerk.
Op 12 september 2008 volgt een nieuwe aanvraag voor een bevel tot pseudokoop. In dat proces-verbaal Aanvraag bevel pseudokoop dienstverlening ex artikel 126i WvSv staat beschreven dat het Potvis-onderzoek tot dan toe nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Het proces-verbaal relateert, onder meer, het volgende:
Er is vastgesteld dat [verdachte] in verboden consumentenvuurwerk handelt. Dat [medeverdachte 3], zwager van [medeverdachte 1], betrokken is bij deze vuurwerkhandel van [verdachte] en kennis heeft van de opslagplaats van het verboden consumentenvuurwerk. Ook het feit dat [medeverdachte 3] op de dag van de levering van het vuurwerk aan [verdachte] een bezoek heeft gebracht aan de Vuurwerkhal van de [bedrijf medeverdachte 1]. Evenals dat een werknemer van [medeverdachte 1], [betrokkene 1], nadien dozen inlaadt in de auto van [medeverdachte 3].
Voorgestelde werkwijzeDe PIT-ter zal wederom contact opnemen met [verdachte] in combinatie met verdachte [medeverdachte 3] en informeren naar de mogelijkheid van een 3e mogelijk 4e pseudokoop van verboden consumentenvuurwerk. De laatste pseudokoop zal een partij van grote omvang moeten zijn. De verwachting is namelijk dat de bestelling van een grote hoeveelheid vuurwerk [verdachte] en [medeverdachte 3] zal stimuleren tot meer direct contact met de verdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2].Er zal voor het vervoer gebruik gemaakt worden van een middelgrote vrachtauto.
Het zwaartepunt van het onderzoek richt zich op dit moment op het verboden consumentenvuurwerk. De andere deelprojecten worden gedurende het onderzoek meegenomen om de informatiepositie rond [medeverdachte 1] en de criminele organisatie in kaart te brengen.
De belangrijkste wijziging ten aanzien van de 3e pseudokoop bij [verdachte] zal zijn dat naast de pseudokoop tevens getracht zal worden bekend te worden met de opslagplaats van het verboden consumentenvuurwerk en wie er allemaal bij de levering betrokken is.De reden van de derde pseudokoop is tweeledig, namelijk:1. De pseudokoop zal worden aangewend voor verkrijging van bewijs van het aanwezig hebben en afleveren van verboden consumentenvuurwerk;2. De pseudokoop zal dienen voor het opbouwen van vertrouwen om de omvang van de handel van [verdachte] vast te kunnen stellen en op die manier te komen bij de leverancier van dit verboden vuurwerk.
Het hof stelt voorop dat van infiltratie als bedoeld in artikel 126h, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering sprake is indien en voor zover de opsporingsambtenaar deelneemt of medewerking verleent aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd.
Van pseudo-koop is, voor zover hier van belang, volgens artikel 126i Wetboek van Strafvordering, sprake als een opsporingsambtenaar goederen afneemt van de verdachte.
De bevoegdheid tot pseudokoop als bedoeld in artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering heeft in beginsel een eenmalig karakter. Het enkele feit dat een opsporingsambtenaar enkele malen goederen afneemt, dwingt naar het oordeel van het hof echter niet tot de conclusie dat van infiltratie sprake is geweest
De op de eerste pseudokoop volgende pseudokopen vormden een logische voortzetting (in het kader)van (het doel van) het opsporingsonderzoek zoals omschreven in de bevelen en de onderliggende stukken, als hierboven genoemd. De verrichtingen van pseudokoper [naam] gingen niet verder dan nodig was voor de aankoop van het verboden consumentenvuurwerk.
Het hof is van oordeel dat de activiteiten van pseudokoper [naam] niet zijn aan te merken als het deelnemen of medewerking verlenen aan een groep. Hij is steeds slechts de koper geweest van (verboden) vuurwerk.
Het hof is voorts van oordeel dat de contacten die pseudokoper [naam] onderhield met medeverdachte [verdachte] en zijn gezin, evenmin tot de conclusie leiden dat sprake is geweest van infiltratie. Deze contacten waren er op gericht om bij [verdachte] voldoende vertrouwen te wekken om tot de verkoop van verboden vuurwerk aan de pseudokoper over te gaan.
De omstandigheid dat de pseudokoper in het proces-verbaal ook als ‘infiltrant’ wordt aangeduid leidt er naar het oordeel van het hof evenmin toe dat sprake is van infiltratie.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in zoverre.
Tallon-criterium
In het tweede lid van artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat het opsporingsmiddel pseudokoop niet mag worden gebruikt om personen te brengen tot het plegen of beramen van andere strafbare feiten dan waarop diens opzet tevoren was gericht, het zogeheten Tallon-criterium.
Het hof is van oordeel dat verdachte [verdachte] door de pseudokoper niet tot andere strafbare feiten is gebracht dan waarop zijn opzet van tevoren al was gericht. Weliswaar is na de tweede pseudokoop onderzocht of [verdachte] in staat en bereid was om op grotere schaal verboden vuurwerk te leveren, maar het hof is van oordeel dat dit geen ander strafbaar feit is dan het op kleinere schaal leveren van verboden vuurwerk. Dat [verdachte] daar van tevoren het opzet op had, wordt door hem bevestigd in zijn verklaringen afgelegd bij de politie.
Het hof neemt wel aan dat verdachte meer vuurwerk heeft geleverd in het kader van de laatste pseudokopen dan hij gebruikelijk aan derden leverde en zal daarmee in de strafmaat rekening houden.
Beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit
Waar het gaat over de bevoegdheid als bedoeld in artikel 126i, eist de wet dat sprake is van een verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, en dat de uitoefening in het belang van het onderzoek is.
Aan de eerste voorwaarde is voldaan nu het strafbare feit waar het om gaat een economisch delict betreft strafbaar gesteld in artikel 1a onder 1o van de Wet op de economische delicten, zijnde een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld.
Ook aan de tweede voorwaarde is voldaan. Dat de vier pseudokopen in het belang van het onderzoek waren blijkt uit de aan de bevelen tot pseudokoop ten grondslag liggende processen-verbaal. Het belang was gelegen in het verkrijgen van bewijs van het aanwezig hebben en afleveren van verboden consumentenvuurwerk. Bij de pseudokopen in 2008 lag de nadruk op het vaststellen van de omvang van de handel van [verdachte] en het traceren van de leverancier van het verboden vuurwerk.
Aan beide voorwaarden is voldaan en het openbaar ministerie kon in redelijkheid dan ook overgaan tot het toepassen van pseudokoop.
Tenaamstelling bevel pseudokoop
Het standpunt van de advocaat-generaal dat in de onderhavige zaak de derde en vierde pseudokoop niet rechtmatig zou zijn geweest, omdat het bevel tot pseudokoop niet op naam van verdachte [verdachte] zou zijn gesteld, deelt het hof niet.
De derde en vierde pseudokoop zijn gebaseerd op een bevel dat op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] is afgegeven. Uit de in informatie uit het proces-verbaal aanvraag pseudokoop bij dit bevel blijkt dat er een verdenking bestond dat [medeverdachte 1] de leverancier van het vuurwerk was dat door [verdachte] werd geleverd. Blijkens het proces-verbaal aanvraag was de inzet van deze pseudokopen om middels het opvoeren van de vraag naar vuurwerk bij verdachte [verdachte], medeverdachte [medeverdachte 1] rechtstreeks bij de pseudokoop te betrekken. In het bedoelde proces-verbaal is nauwkeurig beschreven welke personen bij de leveringen betrokken zouden zijn en op welke wijze, dat er vertrouwen opgebouwd zou moeten worden en de ingang daarvoor gevonden kon worden bij verdachte [verdachte], en de aard van de door de ingezette opsporingsambtenaar te verrichten handelingen die in het kader van het bevel verricht zouden worden.
Gelet op het bevel en de onderliggende stukken is het hof in afdoende mate gebleken dat de officier van justitie de rechtmatigheid van de in te zetten opsporingsmethode heeft getoetst en daarmee is nagegaan of met inzetting van het middel van pseudokoop op de aangegeven wijze is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, ook ten aanzien van de te beschermen belangen van verdachte.
Naar het oordeel van het hof is voldaan aan het vereiste genoemd in artikel 126i, derde lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering.
Conclusie
Van handelen in strijd met artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering is het hof niet gebleken. Het verweer van de verdediging dat de pseudokopen onrechtmatig waren, wordt verworpen. De resultaten van de pseudokopen worden niet uitgesloten van het bewijs.