ECLI:NL:GHARL:2013:6093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
21-003247-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zedenzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte is beschuldigd van ontuchtige handelingen met vier minderjarige meisjes, die alle de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van seksueel binnendringen, gepleegd in de periode van 2010 tot 2012. De verdachte heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn onschuld heeft betoogd en heeft aangevoerd dat er geen steunbewijs is voor de verklaringen van de slachtoffers.

Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting van 16 april 2013 en heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de slachtoffers, die in een kwetsbare positie verkeerden. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft zich als slachtoffer van een complot gepresenteerd.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten en het recidiverisico. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de bewezenverklaarde feiten schade hebben geleden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die elk € 2.000 ontvangen voor immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003247-12
Uitspraak d.d.: 26 april 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van
20 juli 2012 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in [detentieadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr D.M. Penn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2010 te [plaats], met [slachtoffer 1] (geboren op [1996]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal met zijn penis de anus en/of de vagina van die [slachtoffer 1] binnengedrongen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 mei 2010 tot en met 27 maart 2012 te [plaats], (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [1996]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal met zijn vinger(s) en/of zijn penis de vagina van die [slachtoffer 2] heeft binnengedrongen.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 31 juli 2011 te [plaats], (telkens) met [slachtoffer 3] (geboren op [1998]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal met zijn penis de vagina van die [slachtoffer 3] binnengedrongen;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], (telkens) met [slachtoffer 4] (geboren op [1998]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal met zijn penis de vagina van die [slachtoffer 4] binnengedrongen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte ontkent dat hij ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]. De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van deze meisjes over de ontuchtige handelingen geen steun vinden in onafhankelijk steunbewijs. Geen enkel feit op zichzelf zou onomstotelijk kunnen worden bewezen, zodat er geen mogelijkheid bestaat om een schakelbewijsconstructie toe te passen. Dit dient volgens de raadsman te leiden tot integrale vrijspraak van verdachte.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Algemeen
Voor zover verdachte en/of de verdediging heeft willen betogen dat er mogelijk sprake is van een complot van de aangeefsters tegen verdachte en dat zij elkaar hebben aangezet tot of hebben beïnvloed bij het doen van aangifte tegen verdachte, is het hof van oordeel dat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die dit betoog ondersteunen. Uit de verklaring van aangeefsters kan eerder afgeleid worden dat zij elkaar voor de ten laste gelegde feiten en het doen van aangifte niet of nauwelijks kenden. Het hof neemt deze theorie dan ook niet voor waar aan.
De afzonderlijke feiten
Anders dan de raadsman heeft betoogd is het hof van oordeel dat elk van de ten laste gelegde feiten afzonderlijk wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden.
Het hof zal hierna per ten laste gelegd feit aangeven hoe het tot dit oordeel komt. Het daarna opgenomen schakelbewijs versterkt deze bewijsconstructie.
Feit 1: [slachtoffer 1]
heeft bij de politie een belastende verklaring tegen verdachte afgelegd over het seksueel misbruik op 18 mei 2010, toen zij nog dertien jaar oud was. Zij heeft gedetailleerd verklaard hoe het contact met verdachte tot stand is gekomen, hoe zijn kamer er uitzag en welke seksuele handelingen hebben plaats gevonden. Zij heeft, kort gezegd, bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Naast de verklaring van [slachtoffer 1] is er de aangifte door de vader van [slachtoffer 1]. Voorts wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de verklaring van haar vriendin [getuige 1]. Naast dat [getuige 1] heeft verklaard over wat [slachtoffer 1] haar in plastische bewoordingen vertelde over de seksuele handelingen met verdachte en de gevolgen daarvan, heeft [getuige 1] verklaard over de wijze waarop het contact tussen [slachtoffer 1] en verdachte tot stand is gekomen en over een sms-bericht van verdachte aan [slachtoffer 1], dat [getuige 1] zelf heeft gelezen. Die verklaring komt overeen met wat [slachtoffer 1] daarover heeft verklaard. Ten slotte is er nog de verklaring van verdachte zelf, die heeft erkend dat hij contact heeft gehad met [slachtoffer 1], dat hij met haar afgesproken had elkaar te ontmoeten bij de [supermarkt] (net als [slachtoffer 1] heeft verklaard), dat zij alleen met hem op zijn kamer is geweest en dat hij heeft gezoend met [slachtoffer 1]. Hij heeft ook bevestigd dat de omschrijving van zijn kamer klopt.
Feit 2: [slachtoffer 2]
De belastende verklaring van [slachtoffer 2] over het seksueel misbruik door verdachte in de periode van mei 2010 tot en met 27 maart 2012, toen zij dertien tot vijftien jaar oud was, is door haar bevestigd in het verhoor bij de raadsheer-commissaris. Zij heeft daar verder verklaard dat verdachte haar vertelde besneden te zijn en dat zij dat ook zelf heeft gezien. Verdachte heeft bevestigd dat hij besneden is. Naar het oordeel van het hof bevestigt het gegeven dat [slachtoffer 2] de penis van verdachte heeft gezien, dat de contacten verder zijn gegaan dan alleen zoenen en dat er sprake is geweest van seksueel contact tussen [slachtoffer 2] en verdachte. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt verder ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] (een vriendin van [slachtoffer 2]) en door de verklaring van de getuige [getuige 3] (de moeder van [slachtoffer 2]). Naast dat deze getuigen weergeven wat zij van [slachtoffer 2] hebben gehoord, beschrijven zij ook hun eigen waarnemingen van het gedrag en de emoties van [slachtoffer 2] bij het vertellen van haar verhaal over de gebeurtenissen met verdachte. Voorts gebruikt het hof als bewijs het MSN-chatgesprek tussen [slachtoffer 2] en verdachte op 19 september 2010, zoals weergegeven op pagina 105 en 106 van het dossier. Anders dan verdachte daarover heeft verklaard, bevestigt dat gesprek wel degelijk dat [slachtoffer 2] met verdachte, zoals letterlijk wordt weergegeven, had geneukt. Tot slot is er de verklaring van verdachte zelf over zijn relatie met [slachtoffer 2], over dat hij haar mee naar zijn kamer heeft genomen en dat hij met haar heeft gezoend.
Feit 3: [slachtoffer 3]
Allereerst is er de uitgebreide belastende verklaring van [slachtoffer 3] bij de politie over het seksueel misbruik door verdachte in de periode van 1 mei tot en met 31 juli 2011, toen zij dertien jaar oud was. Die verklaring heeft zij bevestigd bij de raadsheer-commissaris. Bij de raadsheer-commissaris verklaart [slachtoffer 3] ook over een plek op de onderbuik van verdachte, vlak boven de penis, waar hij geopereerd zou zijn. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte bevestigd dat hij littekens van een operatie op zijn onderbuik heeft. Dit gegeven, n.l. dat zij de onderbuik en de penis van verdachte heeft gezien, bevestigt naar het oordeel van het hof dat het tussen verdachte en [slachtoffer 3] niet bij zoenen gebleven is, zoals verdachte heeft verklaard, maar dat er wel degelijk vergaand seksueel contact is geweest. Behalve deze verklaringen is er de verklaring van de moeder van [slachtoffer 3], mevrouw [getuige 4]. Behalve dat zij heeft verklaard over wat [slachtoffer 3] haar vertelde over het (seksuele) contact tussen haar en verdachte, heeft de getuige ook verklaard over de reacties van [slachtoffer 3] en over het lichamelijk onderzoek naar mogelijke geslachtsziekte bij [slachtoffer 3]. Verder bevindt zich in het dossier de verklaring van [getuige 5], een nichtje van [slachtoffer 3]. Zij heeft verklaard over wat [slachtoffer 3] haar over de seksuele contacten met verdachte heeft verteld. Ten slotte is er de verklaring van verdachte zelf over de manier waarop hij in contact is gekomen met [slachtoffer 3], over het meegaan naar zijn kamer door [slachtoffer 3], over het gezamenlijk op het bed zitten op die kamer en over het zoenen, welke verklaring in belangrijke mate overeenkomt met wat [slachtoffer 3] daarover heeft verklaard.
Feit 4: [slachtoffer 4]
Allereerst overweegt het hof dat de verklaring van verdachte, voor het eerst ter terechtzitting van het hof op 16 april 2013 afgelegd, inhoudende dat [slachtoffer 4] niet de [slachtoffer 4] is geweest met wie hij contact heeft gehad, als ongeloofwaardig en onaannemelijk terzijde moet worden geschoven. Nog bij de rechtbank heeft verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, verklaard over de manier waarop hij met aangeefster in contact is gekomen en dat zij met hem naar zijn huis is gegaan. Die verklaring komt overeen met wat [slachtoffer 4] daarover bij de politie heeft verklaard. Het enkele gegeven dat verdachte, naar aanleiding van het verhoor van [slachtoffer 4] bij de raadsheer-commissaris, van zijn raadsman heeft begrepen dat de [slachtoffer 4] die daar gehoord is helemaal niet dik was (terwijl de [slachtoffer 4] die hij heeft ontmoet wel dik was) betekent nog niet dat er sprake is van een persoonsverwisseling, mede in aanmerking genomen dat er sinds de ten laste gelegde gebeurtenis inmiddels bijna drie jaren zijn verstreken en het dus niet zo verwonderlijk hoeft te zijn dat iemands uiterlijk – zeker op dergelijk jonge leeftijd - enigszins veranderd is.
Voor wat betreft het bewijs overweegt het hof dat [slachtoffer 4] bij de politie een uitgebreide en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over het seksueel misbruik door verdachte in de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2010, toen zij nog maar elf jaar oud was. Die verklaring heeft zij bij de raadsheer-commissaris bevestigd. Verder bevinden zich in het dossier de aangifte van de moeder van [slachtoffer 4] en een getuigenverklaring van een vriendin van [slachtoffer 4], [getuige 6]. De moeder heeft niet alleen verklaard over wat [slachtoffer 4] haar vertelde, maar ook over de emoties van [slachtoffer 4] en over het lichamelijk onderzoek bij [slachtoffer 4] naar een mogelijk opgelopen seksueel overdraagbare aandoening als gevolg van het seksueel misbruik. Ook [getuige 6] heeft verklaard over wat [slachtoffer 4] haar vertelde en over [slachtoffer 4]’s emoties en verdere reactie op het seksuele contact met verdachte. Ten slotte is er de verklaring van verdachte bij de rechtbank over de wijze waarop hij contact met [slachtoffer 4] heeft gelegd, eerst via Hyves, daarna via MSN, en de afspraak bij de [supermarkt] voordat hij haar mee naar zijn huis nam. Dat bevestigt de verklaring van [slachtoffer 4] daarover.
Schakelbewijs
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in deze zaak ook ruimte is voor een zogenaamde schakelbewijsredenering, die ten aan zien van alle vier de feiten gebruikt kan worden bij de bewijsconstructie. Het gaat om soortgelijke feiten, waarbij delen van het bewijs in de ene zaak ook redengevend zijn voor het bewijs in (een of meer van) de andere zaken. Uit de bewijsmiddelen blijkt van een specifieke manier van handelen van verdachte, die overeenstemt met de gang van zaken in elk van de afzonderlijke feiten. Die specifieke kenmerken zijn de volgende:
  • bij alle vier feiten legt verdachte contact via de sociale media, waarbij hij zich telkens jonger voordoet dan hij in werkelijkheid is;
  • met de meisjes wordt afgesproken bij de [supermarkt] aan het [adres], waarna hij ze meeneemt naar zijn kamer, volgens hem om naar een film te kijken of op de computer te spelen;
  • alle vier de meisjes geven aan dat verdachte op zijn kamer onbeschermde seks met hen had;
  • verdachte heeft bij alle vier de meisjes alleen de benedenkleding uitgetrokken.
Het hof acht deze kenmerken dermate specifiek en eensluidend bij alle vier feiten, dat deze manier van handelen van verdachte mede redengevend is voor de bewezenverklaring van deze vier feiten.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks18 mei 2010 te [plaats], met [slachtoffer 1] (geboren op [1996]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaalmet zijn penis
de anus en/ofde vagina van die [slachtoffer 1] binnengedrongen;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 11 mei 2010 tot en met 27 maart 2012 te [plaats],
(telkens
)met [slachtoffer 2] (geboren op [1996]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meermalen
, althans eenmaalmet
zijn vinger(s) en/ofzijn penis de vagina van die [slachtoffer 2] heeft binnengedrongen;
3.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 mei 2011 tot en met 31 juli 2011 te [plaats],
(telkens
)met [slachtoffer 3] (geboren op [1998]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtigehandeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte meermalen,
althans eenmaalmet zijn penis de vagina van die [slachtoffer 3] binnengedrongen;
4.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 te [plaats],
(telkens)met [slachtoffer 4] (geboren op [1998]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaalmet zijn penis de vagina van die [slachtoffer 4] binnengedrongen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft geslachtsgemeenschap gehad met (zeer) jonge en seksueel onervaren meisjes (één van hen zat zelfs nog in groep 8 van de basisschool en was nog maar elf jaar oud). Hij heeft aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn slachtoffers, die vanwege hun leeftijd in een kwetsbare positie verkeerden en niet in afdoende mate in staat waren om aan het handelen van de verdachte weerstand te bieden. Naar de ervaring leert kunnen dergelijke feiten langdurige psychische klachten tot gevolg hebben. Ook in deze zaak is dat het geval, zoals onder meer blijkt uit de toelichting op de vorderdingen van de benadeelde partijen.
Verdachte heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen. Hij heeft kennelijk alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verder heeft hij geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Hij heeft zich integendeel ten onrechte als slachtoffer van een complot geprofileerd door de meisjes ervan te beschuldigen dat zij valse verklaringen tegen hem hebben afgelegd.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de rapportage van klinisch psycholoog [naam], gedateerd 27 juni 2012, en de rapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 22 juni 2012.
De psycholoog heeft bij verdachte geen ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens geconstateerd. Verdachte moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te zien en zijn wil overeenkomstig dat inzicht in vrijheid te bepalen. De psycholoog adviseert om verdachte voor het bewezen verklaarde volledig toerekeningsvatbaar te achten.
De reclassering adviseert aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Deze adviezen neemt het hof over.
Op grond van voormelde rapportages en het verhandelde ter terechtzitting heeft het hof onvoldoende inzicht gekregen in de onderliggende problematiek die verdachte tot zijn handelen heeft gebracht. Verdachte heeft hierover niet kunnen of willen verklaren. Uit zijn gedrag is echter voldoende gebleken dat de kans op herhaling aanwezig is. Verdachte heeft gedurende een langere periode herhaaldelijk ontucht gepleegd met (zeer) jonge meisjes, onder wie de destijds 11-jarige [slachtoffer 4]. Na zijn eerste aanhouding in september 2010 op verdenking van het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] is verdachte door de politie geconfronteerd met een melding over de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2]. Dit heeft hem er niet van weerhouden in mei 2011 opnieuw ontucht te plegen met [slachtoffer 3] en de relatie met [slachtoffer 2] voort te zetten tot zijn tweede aanhouding in maart 2012. Naar het oordeel van het hof moet er daarom ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de ontastbaarheid van het lichaam van anderen.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, geen recht doet aan de ernst van de feiten en het recidiverisico onvoldoende beperkt. Verdachte is weliswaar niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, maar verder is niet gebleken van strafverminderende factoren. Daarom acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, passend en geboden. Het hof zal een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden.
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft zoals overwogen meermalen en over een langere periode met zeer jonge meisjes seksuele handelingen verricht. Kennelijk ziet hij het verkeerde daarvan niet in, terwijl hij evenmin enige rekenschap voor zijn handelen heeft afgelegd. Dit maakt dat voor herhaling van deze schadelijke feiten moet worden gevreesd. Het hof zal gelet op het voorgaande de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden bevelen om verdachte van recidive te weerhouden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) jaren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland en dat hij zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook als dat inhoudt dat hij dient mee te werken aan nadere diagnose en ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische instelling.
Bepaalt dat het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht en de gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van
€ 2.000 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van
€ 2.000 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van
€ 2.000 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr J.I.M.W. Bartelds, voorzitter,
mr M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Hermans, griffier,
en op 26 april 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M. van Seventer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.