ECLI:NL:GHARL:2013:5947

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
200.061.379-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Varde Investments (Ireland) Limited tegen [geïntimeerde] inzake effectenleaseovereenkomst en vernietiging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van Varde Investments (Ireland) Limited tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter te Leeuwarden. De zaak betrof een effectenleaseovereenkomst die door de echtgenoot van de geïntimeerde was gesloten. De geïntimeerde had een beroep gedaan op vernietiging van deze overeenkomst, maar het hof oordeelde dat zij meer dan drie jaar voor het indienen van haar verzoek op de hoogte was van het bestaan van de overeenkomst. Dit betekende dat haar bevoegdheid tot vernietiging was verjaard. Het hof baseerde zijn oordeel op getuigenverklaringen en de bewijsvoering die door de partijen was geleverd. De geïntimeerde had zichzelf als getuige doen horen, maar het hof vond haar verklaring niet overtuigend genoeg om het voorshands geleverde bewijs te ontzenuwen. Het hof concludeerde dat de grieven van Varde slagen, waardoor het bestreden vonnis werd vernietigd en de vorderingen van Varde werden toegewezen. De geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Varde, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak werd gedaan op 13 augustus 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.061.379/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 258849 / CV EXPL 08-6814)
arrest van de eerste kamer van 13 augustus 2013
in de zaak van
Varde Investments (Ireland) Limited,
gevestigd te Dublin, Ierland,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Varde,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens, kantoorhoudend te Spijkenisse,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en geïntimeerde in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudend te Bleiswijk.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 december 2012 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Op 4 december 2012 heeft een getuigenverhoor plaatsgehad aan de zijde van [geïntimeerde]. Varde heeft afgezien van contra-enquête. Partijen hebben vervolgens ieder een memorie na enquête genomen.
1.2.
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald. Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In voornoemd tussenarrest is [geïntimeerde] toegelaten tot het tegenbewijs van de voorshands bewezen stelling dat [X] meer dan drie jaar voor 14 oktober 2005 op de hoogte was van het bestaan van de effectenleaseovereenkomst
2.2.
[geïntimeerde] heeft zichzelf als getuige doen horen.
[geïntimeerde] heeft voor zover van belang het volgende verklaard:
(…) wij hadden het aanvankelijk niet zo breed. In de loop van de jaren is dat veranderd en op een gegeven moment hadden wij het wel breed. Dat zal zo sinds de jaren '70 zijn geweest. Sinds 1993 was ik directeur van een schadeverzekeringsmaatschappij (Avero). Mijn echtgenote werkte in de zorg. Aanvankelijk als teamleidster voor thuiszorg, later heette dat zorgmanager. Zij had een "allergie voor financiële dingen".
Over geldzaken werd bij ons thuis nauwelijks gesproken. Dat kwam omdat mijn vrouw daar
zenuwachtig van werd en dat overleg alleen maar leidde tot ruzie tussen ons. Waar het op
neer kwam, was dat ik alle financiële zaken afhandelde, de belastingaangifte verzorgde en
ook dat de post door mij werd geopend. Daaronder niet begrepen de aan mijn echtgenote
geadresseerde post.
Ik heb destijds in 2000 de Legio Lease overeenkomst waarom het hier gaat, gesloten in een “moment van verstandsverbijstering”, althans dat concludeer ik achteraf. Mijn gedachten
waren dat wij die Hfl. 500,00 per maand wel konden missen.
Die maandbedragen werden betaald vanaf een op naam van mij en mijn echtgenote staande
en/of rekening. Via die ene rekening verliep ons hele betalingsverkeer. Het enige wat mijn
vrouw met die rekening deed, was het hanteren van de betaalpas. En zoals u weet gaat dat
alleen om uitgaven.
U vraagt mij heel expliciet of ik met mijn vrouw nooit gesproken heb over de Legio Lease
overeenkomst. In de periode tot maart 2003 heb ik met haar niet “gerept” over die
overeenkomst.
Ik had in het verleden (de jaren 80) wel eens een pakket aandelen DSM, tweede tranche,
gekocht. Dat ging om een klein pakketje. Over dat aandelenpakket heb ik wel gesproken met
mijn echtgenote, maar zij werd daar erg zenuwachtig van en bleef bij mij informeren hoe het
ermee stond. Ik heb mede daarom die aandelen uiteindelijk verkocht.
Voor mijn aandelenovereenkomst met Legio Lease heb ik niet eerder aandelenovereenkomsten gesloten.
Mijn vrouw en ik hadden een koophuis in eigendom sinds de jaren '70. Daarna hebben wij
nog twee keer een ander huis gekocht. Het uitzoeken van dat huis deden wij natuurlijk
gezamenlijk, maar het regelen van de hypothecaire geldlening was mijn zaak. Dat liep via
het bedrijf waar ik werkte. In de periode rond 2000 hebben wij geen huis gekocht. De
hypothecaire geldlening die wij hadden gesloten, kende geen rentevaste periode maar een
variabele rente.
(…) mijn pensioen goed geregeld was via mijn werkgever en dat mijn vrouw genoegen nam met mijn mededeling dat de zaken op dit punt goed geregeld waren.
Ik heb mijn echtgenote omtrent maart 2003 verteld over de Legio Lease overeenkomst. De
aanleiding daarvoor was dat ik een brief ontving van Dexia met het zgn. Dexia-aanbod. Ik
besloot op dat moment mijn vrouw te informeren over het bestaan van de overeenkomst en
de restschuld. Ik was daar wel wat verlegen mee, omdat ik het maar een domme zet van
mijzelf vond van destijds.
2.3.
Voor het slagen van het tegenbewijs tegen het oordeel van de rechter dat de partij op wie de bewijslast rust haar stellingen, behoudens tegenbewijs, afdoende heeft bewezen, is voldoende dat dit bewijs door het tegenbewijs wordt ontzenuwd (Hoge Raad 2 mei 2003,
LJN: AF3807). Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] hierin niet is geslaagd. [geïntimeerde] heeft uitsluitend zichzelf doen horen. Voor zijn verklaring geldt weliswaar niet de beperking van de bewijskracht van de partijgetuigenverklaring op grond van artikel 164 lid 2 Rv, nu de verklaring betrekking heeft op feiten waarvoor Varde het bewijsrisico draagt, maar dit laat onverlet dat [geïntimeerde] partij is in deze procedure en belang heeft bij de uitkomst van de bewijsopdracht. Dit vormt voor het hof reden om zijn getuigenverklaring met de nodige omzichtigheid te beoordelen. Te meer nu er geen nadere, meer onpartijdige getuigenverklaringen of stukken voorhanden zijn die de verklaring van [geïntimeerde] op cruciale punten bevestigen.
Zo acht het hof in het licht van het te leveren tegenbewijs niet overtuigend dat een vrouw die in het dagelijks leven professioneel werkzaam is als zorgmanager en daaruit een inkomen verwerft, nimmer een blik werpt op de rekeningafschriften van, zoals door [geïntimeerde] is verklaard, de enige rekening waarlangs het gehele betalingsverkeer van het echtpaar verliep.
Daarnaast zijn er verschillen aan te wijzen tussen de overgelegde stukken en de verklaring van [geïntimeerde]. Zo heeft [geïntimeerde] expliciet verklaard dat hij [X] omtrent maart 2003 na ontvangst van het Dexia aanbod voor het eerst heeft geïnformeerd over de effectenleaseovereenkomst. In de overgelegde stukken bevindt zich echter een brief van
14 oktober 2005 van [X] aan Dexia waarin zij schrijft "mij is onlangs gebleken dat door mijn echtgenoot bovengenoemd contract is afgesloten" een verschil van meer dan twee jaren. Het hof komt tot het oordeel dat de enkele verklaring van [geïntimeerde], zoals hiervoor onder 2.1. weergegeven, onvoldoende is om het voorshands geleverde bewijs te ontzenuwen
2.4
Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 2.3. is overwogen volgt dat [geïntimeerde] niet in het tegenbewijs is geslaagd. Daarmee staat vast dat [X] meer dan drie jaar voor
14 oktober 2005 op de hoogte was van de effectenleaseovereenkomst. Dit houdt in dat de bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomst door [X] reeds was verjaard op het moment van inroepen van de vernietiging. [X] kon de overeenkomst niet meer rechtsgeldig vernietigen.
2.5.
Gelet op het vorenoverwogene behoeft hetgeen verder is aangevoerd geen bespreking meer, nu [geïntimeerde] zijn verweer met betrekking tot de hoogte van de vordering na specificatie door Varde niet heeft gehandhaafd noch de juistheid van de specificatie heeft betwist.
Slotsom
2.6.
De grieven slagen, zodat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van Varde zullen worden toegewezen.
Het hof zal [geïntimeerde] als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Varde zullen worden vastgesteld op € 508,71 aan verschotten en € 750,- (2,5 punten/tarief II: € 300,-) voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Varde zullen worden vastgesteld op € 350,93 aan verschotten en € 2.682,- (3 punten/tarief II: € 894,-) voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te vermeerderen met het nasalaris zoals nader in het dictum bepaald.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Leeuwarden van 5 januari 2010 voor zover in conventie gewezen en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Varde te betalen het bedrag van € 18.983,17 vermeerderd met de wettelijke rente over € 15.557,53 vanaf 10 januari 2008 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Varde van al hetgeen Varde ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na dagtekening van dit arrest tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Varde wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 750,- voor salaris gemachtigde en op € 508,71 voor verschotten,
en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.682,- voor salaris advocaat, op € 350,93 voor verschotten en op € 131,- voor nasalaris van de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. G. van Rijssen en mr. I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 augustus 2013.