In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in Marokko in 1967 en thans verblijvende in een huis van bewaring, was aangeklaagd voor het plegen van ontuchtige handelingen met een dier, specifiek een geit of een schaap, op of omstreeks 9 december 2011 te Utrecht. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het openen van zijn gulp en het vastpakken van het dier bij de heupen of achterpoten.
Tijdens de zitting op 26 juli 2013 heeft het hof het bewijs beoordeeld, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging door de raadsman van de verdachte, mr. M.H.H. Meulemeester. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig heeft bevonden aan de ontuchtige handelingen met het dier.
De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Gezien de aard van de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen en het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld, heeft het hof besloten tot een geldboete van € 200,00 en vier dagen hechtenis, waarbij de hechtenis kan worden vervangen bij gebreke van betaling. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de beslissing is op 9 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.