In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 maart 2013, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in Marokko in 1982 en verblijvende in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), heeft beroep ingesteld tegen deze verlenging. Tijdens de zitting op 13 juni 2013 zijn zowel de terbeschikkinggestelde als zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis.
De terbeschikkinggestelde heeft aangegeven dat de problemen in de kliniek, zoals het hoge aantal wisselende behandelcoördinatoren, hebben geleid tot vertraging in zijn behandel- en resocialisatietraject. Ondanks zijn wens om naar buiten te gaan, heeft de kliniek hier geen invulling aan gegeven. De raadsman heeft verzocht om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken, terwijl het openbaar ministerie van mening is dat het nog te vroeg is voor een dergelijke beëindiging en dat een geleidelijk resocialisatietraject de voorkeur heeft.
Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de terbeschikkinggestelde tot onderzoek naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en stelt vast dat, hoewel er stappen zijn gezet in het resocialisatietraject, de recente personeelswisselingen opnieuw vertraging hebben veroorzaakt. Het hof benadrukt dat voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapportage beschikbaar moet zijn, zodat de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kunnen worden onderzocht.