Uitspraak
[verdachte],
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
De tenlastelegging
- zijn vinger(s) en/of penis in haar vagina geduwd/gebracht, en/of
- zijn tong in haar mond geduwd/gebracht,
- op agressieve wijze haar armen en benen heeft vastgepakt en/of
- haar heeft proberen te zoenen terwijl zij elke keer haar hoofd wegdraaide en/of
- haar broek heeft afgescheurd en/of
- haar op haar buik heeft neergelegd en/of
- terwijl hij bovenop haar lag haar pols(en) boven haar hoofd heeft vastgehouden,
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
- zijn vingers en penis in haar vagina geduwd/gebracht en
- zijn tong in haar mond geduwd/gebracht,
- op agressieve wijze haar armen heeft vastgepakt,
- haar broek heeft afgescheurd, haar op haar buik heeft neergelegd en
- terwijl hij bovenop haar lag haar polsen boven haar hoofd heeft vastgehouden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
€ 3.201,00 (drieduizend tweehonderdéén euro) bestaande uit € 201,00 (tweehonderdéén euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 3.201,00 (drieduizend tweehonderdéén euro) bestaande uit € 201,00 (tweehonderdéén euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.