ECLI:NL:GHARL:2013:5779

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
KS3576-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en poging tot woninginbraak met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor woninginbraak en poging tot woninginbraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot een andere bewijsbeslissing. De verdachte was betrokken bij een inbraak op 6 augustus 2012 in de woning van aangever [slachtoffer1] in [gemeente1], waarbij DNA van de verdachte werd aangetroffen op een plastic doosje in de slaapkamer. Dit leidde tot de overtuiging dat de verdachte de inbraak had gepleegd. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een poging tot inbraak op 31 mei 2012 in de woning van aangever [slachtoffer2] in [gemeente2]. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen had geprobeerd de voordeur van de woning te forceren. De raadsman van de verdachte had vrijspraak bepleit, maar het hof achtte de bewijsvoering voldoende. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, maar voor de andere feiten werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. Het hof overwoog dat woninginbraken niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook psychologische gevolgen voor de slachtoffers hebben. De verdachte had geen rekening gehouden met de impact van zijn daden op anderen. Gezien het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten, achtte het hof de opgelegde straf passend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003576-13
Uitspraak d.d.: 2 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 5 maart 2013 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats],[adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 juli 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de eerste rechter, inhoudende de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. T.P. van Dijken, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 6 augustus 2012 in de gemeente [gemeente1], omstreeks 04.30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres1] heeft weggenomen
  • een digitale camera (merk Samsung, type P1100) en/of
  • een laptop (merk Acer) en/of
  • een laptop (merk Hp) en/of
  • een kluis met daarin drie kenteken-/overschrijvingsbewijzen en/of drie sleutels en/of
  • een geldbedrag (van ongeveer Euro 70 à 80),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2:
hij op of omstreeks 7 november 2012 in de gemeente [gemeente1], in elk geval in Nederland, een micro SD-kaart (geheugenkaart) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3:
hij op of omstreeks 31 mei 2012 in de gemeente [gemeente2], omstreeks 00.30 uur en/of 02.45 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres2] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een breekijzer en/of een beitel, in ieder geval (een) dergelijk(e) breekwerktuig(en), de voordeur van die woning heeft/hebben trachten te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ter zake van feit 2

Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld onder welke omstandigheden verdachte de SD-kaart heeft verkregen, zodat het hof niet kan vaststellen dat verdachte
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen vande SD-kaart wist of redelijkerwijze moest vermoeden dat de SD-kaart door misdrijf was verkregen. Gelet op het voorgaande zal verdachte moeten worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.

Overweging met betrekking tot het bewijs ter zake van feiten 1 en 3

De raadsman van verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het aantreffen van het DNA van verdachte in een bloedspoor op een plastic bakje onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman naar voren gebracht dat de prints van de camerabeelden niets zeggen over de theedoek, dat er meerdere omschrijvingen worden gegeven van een theedoek, dat de op de derde verdieping gevonden theedoek niet gerelateerd kan worden aan de poging tot woninginbraak op de tiende verdieping en dat de inhoud van het dossier de verklaring van verdachte dat hij bij een vriendin was niet uitsluit.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Daarnaast zij het volgende opgemerkt.
Overwegingen ten aanzien van feit 1.
Op 6 augustus 2012 is er ingebroken in de woning van aangever [slachtoffer1] aan de [adres1] te [gemeente1]. Hierbij zijn diverse lades en kastjes doorzocht. Uit het sporenonderzoek volgt dat op het bed in de slaapkamer op de eerste etage een plastic doosje is aangetroffen met aan de onderzijde van dit doosje een bloedveeg. Bij vergelijkend DNA-onderzoek is een hit tot stand gekomen met het DNA-profiel van verdachte.
Aangever [slachtoffer1] heeft bij de politie verklaard dat dit plastic doosje aan hen toebehoorde en op de slaapkamer - waar het doosje na de inbraak op het bed is aantroffen - in de middelste lade van het nachtkastje had gelegen. [slachtoffer3], eveneens bewoonster van de [adres1], heeft bij de politie - na het aan haar tonen van een foto van verdachte - verklaard dat zij verdachte nog nooit had gezien en dat hij ook nooit rechtmatig in haar woning was geweest. Verdachte heeft ter zitting van de rechtbank verklaard niet in de woning te zijn geweest.
Op grond van de gezamenlijkheid van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde woninginbraak heeft gepleegd.
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat het bloed van verdachte op het doosje terecht is gekomen doordat verdachte op een eerder/ander moment met het doosje in aanraking is geweest. Niets duidt er op dat verdachte op enige wijze buiten de woning in aanraking is gekomen met het doosje.
In tegenstelling tot de rechtbank acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de onder 1 bewezen verklaarde woninginbraak in vereniging is gepleegd.
Overwegingen ten aanzien van feit 3.
Op 31 mei 2012 omstreeks 00.30 en 02.45 uur hebben drie personen geprobeerd om met een breekijzer de voordeur van de flatwoning van de vader van aangever [slachtoffer2], gelegen op de tiende verdieping, te forceren. Twee personen droegen een bivakmuts en een derde persoon droeg een stoffen voorwerp met donker-licht geblokt motief voor zijn gelaat. Eén persoon stond op de uitkijk en een andere persoon probeerde met een breekijzer de deur te forceren. De personen wisselden elkaar hierin af.
Toen de politie bij de flat arriveerde, waren de personen nog steeds bezig met de tweede poging. De ter plaatse gekomen verbalisanten werden tegemoet gelopen door twee mannen. Toen een verbalisant riep "Staan blijven, politie, jullie zijn aangehouden" draaiden de twee mannen zich om en begonnen te rennen in de richting van de trappenhal. Ondertussen probeerden zij zich te ontdoen van hun bovenkleding. Vervolgens werd op de vijfde verdieping een hevig transpirerende man aangetroffen. De man bleek verdachte[verdachte] te zijn. Op de vierde verdieping trof de politie medeverdachte [medeverdachte1] aan. In de lift op de begane grond trof de politie medeverdachte [medeverdachte2] aan. Ook hij transpireerde hevig.
Onderweg naar beneden zag de verbalisant op verschillende verdiepingen van het flatgebouw diverse kledingstukken liggen. Nabij het perceel genoemd in de aangifte op de tiende verdieping werd onder meer een breekijzer aangetroffen. Op de derde verdieping in het trapportaal op de trap werden een grijs-wit geblokte theedoek, een schroevendraaier en zwart lederen handschoenen gevonden. Op de eerste etage werden een zwarte bivakmuts, bruine sokken en zwart lederen handschoenen aangetroffen.
Uit het sporenonderzoek volgt dat de theedoek was opgevouwen en dat twee punten bij elkaar waren geknoopt. Bij vergelijkend DNA-onderzoek van de theedoek zijn drie hits (buitenzijde ter hoogte van de mond, de binnenzijde ter hoogte van de mond en de punten waarmee de theedoek bij elkaar was geknoopt) tot stand gekomen met het DNA-profiel van verdachte.
Op de voordeur van de flat als genoemd in de aangifte, was een camera gericht. Meerdere camerabeelden zijn in het dossier opgenomen. Op enkele ervan, onder meer op pagina 83, is een persoon te zien die iets op zijn hoofd draagt en tevens een geblokt stoffen voorwerp voor zijn mond draagt
Medeverdachte [medeverdachte1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 30 mei 2012 rond middernacht met twee jongens was meegegaan naar de flat waar hij later was aangehouden. Ze waren naar de bovenste etage gelopen. De jongens waren naar een woning toegelopen en begonnen gelijk de voordeur open te breken. De jongens hadden schroevendraaiers en een breekijzer bij zich.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat de aangetroffen theedoek met daarop het DNA van verdachte bij de poging tot woninginbraak is gebruikt. Hierbij kent het hof betekenis toe aan de plaats, het moment en de wijze van aantreffen van deze theedoek, alsook de prints van de camerabeelden waarop te zien is dat een persoon een stoffen voorwerp met donker-licht geblokt motief om het gelaat heeft.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte die nacht bij een vriendin was die in die flat woont. Verdachte was naar buiten gegaan, omdat hij geluiden hoorde. Verdachte wil verder de naam en het huisnummer van de vriendin niet noemen.
Het hof overweegt dat verdachte zijn verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd dan wel controleerbaar gemaakt. In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht het hof de enkele mededeling van verdachte dat hij bij een vriendin was volstrekt ontoereikend en ongeloofwaardig.
Nu verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de flat in de nacht van 30 op 31 mei 2012, acht het hof op grond van het voorgaande - in het bijzonder gelet op de omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en het aantreffen van het DNA van verdachte op de theedoek - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 ten laste gelegde poging tot inbraak samen met anderen heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 6 augustus 2012 in de gemeente [gemeente1], omstreeks 04.30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres1] heeft weggenomen
  • een digitale camera (merk Samsung, type P1100) en
  • een laptop (merk Acer) en
  • een laptop (merk Hp) en
  • een kluis met daarin drie kenteken-/overschrijvingsbewijzen en drie sleutels en
  • een geldbedrag van ongeveer Euro 70 à 80,
toebehorende aan [slachtoffer1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3:
hij op 31 mei 2012 in de gemeente [gemeente2], omstreeks 00.30 uur en 02.45 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres2] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hunner gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders met een breekijzer de voordeur van die woning hebben trachten te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 6 augustus 2012 schuldig gemaakt aan (gekwalificeerde) diefstal uit een woning en daarbij meerdere goederen weggenomen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op eigendomsrechten van aangever en schade veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte zich - samen met twee mededaders - op 31 mei 2012 schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak.
Kennelijk uit eigen financieel gewin heeft verdachte goederen weggenomen en hiertoe een poging ondernomen. Verdachte heeft geen oog gehad voor het leed en de overlast die hij daarmee voor anderen kan aanrichten. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar hebben doorgaans ook nog lang nadelige gevolgen voor de slachtoffers, aangezien zij zich in een voor hen vertrouwde omgeving minder veilig zullen voelen. Verdachte heeft zich van deze mogelijke gevolgen klaarblijkelijk geen rekenschap gegeven.
Ten nadele van verdachte spreekt dat hij blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 juni 2013, meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Bovendien zijn de bewezen verklaarde feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Hoewel het hof tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en de advocaat-generaal, is het hof - in het bijzonder gelet op het strafblad van verdachte en de ernst van de feiten - van oordeel dat de de advocaat-generaal een passende strafeis heeft geformuleerd. Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 2 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Tebbenhoff Rijnenberg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.