Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie. De man, verzoeker in het hoger beroep, had een verzoek ingediend tot wijziging van de alimentatieovereenkomst die was vastgesteld bij de echtscheidingsbeschikking van 7 april 2010. De rechtbank Utrecht had eerder geoordeeld dat de man niet had voldaan aan de zware stelplicht die vereist is voor wijziging van alimentatie op grond van artikel 1:159 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De man stelde dat zijn financiële situatie ingrijpend was veranderd door het faillissement van zijn werkgever, wat leidde tot een aanzienlijke daling van zijn inkomen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De man had voorheen een bruto jaarinkomen van € 102.041,-, maar na de wijziging van zijn werkstatus was dit gedaald naar € 26.880,-. De man betoogde dat deze daling niet voorzienbaar was en dat hij niet langer aan het niet-wijzigingsbeding kon worden gehouden. De vrouw, verweerster in het hoger beroep, voerde gemotiveerd verweer aan tegen het verzoek van de man.
Het hof oordeelde dat de man niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen draagkracht had om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. Het hof concludeerde dat de man, ondanks de daling van zijn inkomen, in staat was om de alimentatie te betalen, gezien zijn vermogen en de managementvergoeding die hij ontving. De grieven van de man werden verworpen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd. Het hof benadrukte dat wijziging van alimentatie slechts in uitzonderlijke gevallen is toegestaan en dat de man niet had aangetoond dat er sprake was van een ingrijpende wijziging van omstandigheden die zijn verplichtingen onredelijk zou maken.