ECLI:NL:GHARL:2013:5476

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
KS3700-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en brandstichting tijdens Project X Haren

In de avond van 21 september 2012 vond in Haren een grootschalig geweldsincident plaats, bekend als Project X Haren. Dit geweld, dat zich richtte tegen politiefunctionarissen en leden van de Mobiele Eenheid, werd gepleegd door tientallen tot honderden bezoekers van het evenement. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en openlijk geweld tegen personen. Het hof hanteert een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting, wat leidt tot de oplegging van een grotendeels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke geldboete van € 600,-. De verdachte moet ook een bedrag van € 500,- storten in het Schadefonds openlijk geweld. Het hof weegt de ernst van de feiten, de context van het geweld en de recidive van de verdachte mee in de strafoplegging. De verdachte heeft bijgedragen aan de openbare ordeverstoring en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en komt tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot 102 dagen gevangenisstraf, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot € 1.000,95, en de verdachte wordt hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003700-13
Uitspraak d.d.: 25 juli 2013
Tegenspraak
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
11 maart 2013 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1987,
wonende te [adres], [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 juli 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen drie maanden na 25 juli 2013 een bedrag van € 500,- zal storten in het Schadefonds Openlijk Geweld, op het rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 21-003700-13. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 1.000,95 zal worden toegewezen, dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. T.J.J. Bodewes, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing te weeg heeft gebracht in/aan een personenauto, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker en/of een brandend stuk karton, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een (plas) benzine naast een gekantelde personenauto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand en/of ontploft, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in de omgeving van dat voertuig, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de (drie) in de directe nabijheid van het voertuig zijnde personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten [straat1] en/of [straat2] en/of [straat3] en/of [straat4] en/of [straat5], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer, aldaar aanwezige lid/leden van de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen), welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van een of meer (bier)fles(sen) en/of een of meer ste(e)n(en) en/of een of meer dranghek(ken) en/of een of meer verkeersbord(en), althans een of meer hard(e) voorwerp(en), naar de mobiele eenheid en/of politiefunctionaris(sen) waarbij hij, verdachte, opzettelijk heeft gegooid met een dranghek en/of een verkeersbord, althans een of meer harde voorwerpen.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde

Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder l ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof acht met name redengevend de feitelijke handelingen die de verdachte en de mededaders verrichtten in de onmiddellijke nabijheid van de auto die in brand werd gestoken. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van die handelingen blijkt zowel van het opzet van de verdachte als van de (intentie tot) samenwerking met anderen om die brandstichting te bewerkstelligen. Kort en krachtig: de verdachte is, met anderen, van begin tot eind actief betrokken bij de brandstichting.
Evenals de raadsman, acht het hof niet bewezen dat door deze brandstichting levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omstanders, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
De personen die zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto hebben bevonden ten tijde van de brandstichting, zijn allen mededader van die brandstichting. Het gevaar voor anderen ingeval van brand manifesteert zich met name in de gevallen waarin anderen zich niet bewust zijn van de brand of daaraan niet (meer) kunnen ontvluchten. Dat doet zich hier nu juist niet voor ten aanzien van de omstanders. Zij keken er juist naar. Van andere personen dan de mededaders - op wie het gevaarzettend criterium van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht zich niet richt - die zich in de gevarenzone bevonden ten tijde van de brandstichting, blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
Gelet op de aangifte van de gemeente Haren is brandschade ontstaan aan het geasfalteerde wegdek van de [straat3] in Haren ten gevolge van de autobrand. Uit die omstandigheid blijkt van gemeen gevaar voor goederen.
Op grond van het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 21 september 2012 te Haren tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing te weeg heeft gebracht in/aan een personenauto, immers hebben verdachte en zijn medeverdachten toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een plas benzine naast een gekantelde personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto is verbrand terwijl daarvan gemeen gevaar voor de goederen in de omgeving van dat voertuig te duchten was;
2.
hij op 21 september 2012 te Haren met anderen, op of aan de openbare weg, te weten [straat1] en/of [straat2] en/of [straat3] en/of [straat4] en/of [straat5], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aldaar aanwezige leden van de mobiele eenheid, welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van flessen en stenen en een dranghek en een verkeersbord, waarbij hij, verdachte, opzettelijk heeft gegooid met een dranghek en een verkeersbord.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij met name rekening gehouden met het volgende.
In de avond van 21 september 2012 en in de daarop volgende nacht heeft zich in Haren in het kader van de gebeurtenis die mondiaal bekend geworden is als Project X Haren op zeer grootschalige en ongekend heftige wijze openlijk geweld voorgedaan, gedurende een aantal uren.
Dit geweld ging met name uit van tientallen, zo niet honderden, bezoekers van een middels berichtgeving via social media en klassieke media bekend geworden evenement in Haren (Project X) en richtte zich voornamelijk tegen ordehandhavers van de politie en de Mobiele Eenheid die ter plaatse waren ingezet om dat evenement zo nodig te begeleiden en eventuele ordeverstoringen in te tomen en tegen te gaan. Het aangewende geweld bestond onder meer hierin dat massaal, dat wil zeggen door grote aantallen mensen, gegooid werd met allerlei voorwerpen, waaronder flessen, stenen of tegels dan wel delen daarvan, in de richting van politiefunctionarissen en leden van de Mobiele Eenheid.
De verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het plegen van brandstichting, alsmede openlijk geweld tegen personen, zoals hierboven bewezen verklaard.
Hij heeft door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan het massale en buitensporige geweld tegen particuliere en gemeentelijke eigendommen. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige en schadeveroorzakende optreden een inbreuk gemaakt op de openbare orde en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de bewoners van het centrum van Haren en bij dat deel van het publiek dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ter zake van het delict openlijke geweldpleging tegen personen hanteert het hof een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
Het hof heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte in het plegen van openlijk geweld, zoals bewezen verklaard, een flink aandeel heeft gehad. Voorts heeft hij door het medeplegen van de brandstichting een bijzonder negatief beeldbepalend aandeel geleverd in de gebeurtenissen van die avond. Het hof heeft daarentegen geen aanwijzingen aangetroffen die aanleiding geven om de verdachte te beschouwen als zogenaamde hooligan of harde kern relschopper, te weten als iemand die naar Haren is gegaan enkel en alleen om daar rellen te gaan schoppen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juli 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van openlijke geweldpleging. Dit pleit niet in zijn voordeel, nu een eerdere bestraffing de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van
het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de
verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens uit het strafdossier is gebleken, met name
uit de reclasseringsadviezen van 13 december 2012 en 21 februari 2013, opgemaakt door
Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen. Hieruit blijkt dat er zorgen zijn over het
alcoholmisbruik van de verdachte, te meer nu dat in het verleden op feestdagen regelmatig
heeft geleid tot het in groepsverband plegen van delicten. Gevreesd moet worden voor
herhaling van delictgedrag door de verdachte wanneer geen gedragsverandering plaatsvindt.
De rechtbank heeft op 14 december 2012 de voorlopige hechtenis van de verdachte
geschorst onder voorwaarden. Tot deze voorwaarden behoorden het deelnemen aan de training Alcohol en Geweld en het zich onthouden van het gebruik van alcohol.
Deze voorwaarden zijn eveneens aan de verdachte opgelegd in het kader van de strafoplegging in deze zaak door de rechtbank, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel en gekoppeld aan reclasseringstoezicht. Ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verdachte zich op vrijwillige basis heeft gehouden aan deze voorwaarden.
Gelet op dit laatste acht het hof het niet opportuun thans nog een verplicht reclasseringstoezicht aan de verdachte op te leggen.
Het hof acht daarnaast de consequenties van de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van langere duur voor de arbeidscarriere van de verdachte - de door de verdachte benoemde en onderbouwde zekerheid van ontslag uit zijn huidige werkkring, in geval van oplegging van een onvoorwaardelijke straf - een onevenredig zware vorm van bestraffing. Het hof zal derhalve de strafeis van de advocaat-generaal niet volgen, te meer nu de verdachte bij de leden van het hof de indruk heeft gewekt serieus met zijn toekomst bezig te zijn.
Naar het oordeel van het hof zijn de bewezen verklaarde delicten - gelet op de context waarbinnen deze delicten zich hebben afgespeeld en het individuele aandeel van de verdachte in de geweldpleging, alsmede gelet op de aanwezige strafrechtelijke recidive - ernstige strafbare feiten, waarop uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit een grotendeels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, alsmede een taakstraf van de maximale duur een passende en noodzakelijke reactie is. Daarnaast zal het hof opleggen een voorwaardelijke geldboete van de door de advocaat-generaal gevorderde hoogte.
Het voorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf dient ter voorkoming van herhaling van delictgedrag bij de verdachte. De voorwaardelijke geldboete dient ter borging van de nakoming van de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag in het Schadefonds openlijk geweld door de verdachte.
Met betrekking tot de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde
overweegt het hof het volgende.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de oplegging gevorderd van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte een geldbedrag van € 500,- zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van het Schadefonds Openlijk Geweld.
Dit nieuw opgericht fonds heeft te gelden als een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Met deze instelling is niet bedoeld het Schadefonds Geweldsmisdrijven, aldus de advocaat-generaal, maar een aparte instelling ter zake waarvan inmiddels een uitvoeringsregeling is opgesteld en gepubliceerd - de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 februari 2013, nr. 350608, inzake tegemoetkoming voor schade geleden bij openlijk geweld (Regeling tegemoetkoming schade openlijk geweld), gepubliceerd in de Staatscourant van 27 februari 2013 - en ter zake waarvan stortingen zullen plaatsvinden op een apart rekeningnummer dat ten behoeve van die instelling wordt beheerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Het hof overweegt dat de door de advocaat-generaal bedoelde instelling, het Schadefonds Openlijk Geweld, zijn wettelijke grondslag vindt in artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht en dat ter zake van een dergelijke instelling in de wet geen eisen zijn gesteld. Dat is anders ten aanzien van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ter zake waarvan de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven in het leven is geroepen. Deze wet kent blijkens de inhoud van de wet en de Memorie van Toelichting op deze wet en op de daarop aangebrachte wetswijzigingen een beperkt toepassingsbereik.
Uitkeringen door de instelling zoals door de advocaat-generaal in zijn eis benoemd kunnen nadrukkelijk ook in het kader van materiële schade van andere aard plaatsvinden.
Gelet op deze doelstelling houdt het hof het er voor dat de door de advocaat-generaal genoemde instelling een instelling in de zin van artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht betreft en dat de normering van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven op deze instelling niet van toepassing is.
De omstandigheid dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven wel een (beperkte) rol speelt in het financiële beheer en de praktische uitvoering van het Schadefonds Openlijk Geweld, is uit praktisch oogpunt alleszins te billijken, gelet op de bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven aanwezige ervaring en expertise.
De omstandigheid dat het Schadefonds openlijk geweld een relatie vereist tussen de inkomende schadeclaims en de gebeurtenissen in het kader van Project X Haren, is eveneens te billijken, gelet op de directe aanleiding voor het ontstaan van het Schadefonds Openlijk Geweld en de huidige doelstelling van dit fonds.
De enkele omstandigheid dat dit fonds mogelijk in de toekomst ook gebruikt zal kunnen worden ten behoeve van het behandelen van schadeclaims naar aanleiding van andere schadeveroorzakende gedragingen, maakt dit niet anders.
Het hof stelt vast dat in de wet geen beperkende voorwaarden zijn gesteld aan de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde en stelt voorop dat dit onderdeel van de strafeis moet worden beschouwd als een initiatief ten behoeve van de slachtoffers van Project X Haren. Dat de verdachte hieraan een financiële bijdrage van € 500,- dient te leveren, is een redelijke eis.
Ook al is in de strafzaak van de verdachte niet gebleken dat de verdachte rechtstreeks schade aan particulieren heeft aangericht (dat is de schade waarop het Schadefonds Openlijk Geweld zich thans richt), de verdachte is wel degelijk een onderdeel geweest van het grotere geheel waarbij in een algehele ontsporing van normaal gedrag en fatsoen schade aan particulieren is aangericht: zonder de verdachte, en vele anderen met hem, geen uit het Project X Haren voortvloeiend openlijk geweld en zonder openlijk geweld geen schade.
Het hof zal die bijzondere voorwaarde daarom opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.792,06. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht toegewezen tot een bedrag van € 1.009,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal de vordering ten bedrage van € 1.000,95 geheel toewijzen nu deze niet is bestreden en de verdachte gehouden is tot vergoeding van die schade.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36f, 47, 57, 63, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
102 (honderdtwee) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen drie maanden na 25 juli 2013 een bedrag van € 500,- zal storten in het Schadefonds Openlijk Geweld, op het rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 21-003700-13.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,95 (duizend euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 1.000,95 (duizend euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr H.J. Deuring en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 25 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wolters is buiten staat dit arrest te ondertekenen.