ECLI:NL:GHARL:2013:5474

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
KS2082.13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens Project X Haren met strafoplegging en schadevergoeding

Op 21 september 2012 vond in Haren een grootschalig geweldsincident plaats, bekend als Project X Haren. Dit geweld, dat zich gedurende enkele uren voordeed, was gericht tegen politiefunctionarissen en de Mobiele Eenheid die ter plaatse waren om de orde te handhaven. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen goederen, waarbij hij samen met anderen een verkeersbord en een paal heeft vernield. Het hof oordeelt dat het bewezen verklaarde delict een ernstig strafbaar feit is, dat een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn minder prominente rol in het geweld, legt het hof een onvoorwaardelijke taakstraf van tachtig uren op, samen met een voorwaardelijke geldboete van € 600,-. De verdachte moet ook een bedrag van € 500,- storten in het Schadefonds openlijk geweld. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de politierechter en komt tot een andere strafoplegging. De vordering van de benadeelde partij, de Gemeente Haren, tot schadevergoeding wordt gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 140,60. Het hof overweegt dat de verdachte, hoewel hij niet direct schade heeft aangericht, deel uitmaakte van het geweldsincident dat heeft geleid tot schade aan eigendommen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002082-13
Uitspraak d.d.: 25 juli 2013
Tegenspraak
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 30 november 2012 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum]1988,
wonende te [adres], [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 juli 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig dagen, waarvan tien dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen drie maanden na 25 juli 2013 een bedrag van € 500,- zal storten in het Schadefonds Openlijk Geweld, op het rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 21-002082-13. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 140,60 zal worden toegewezen, dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. G.W. van der Zee, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2012 te Haren, in de gemeente Haren met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door (met anderen) een paal met daarop een (verkeers)bord (af) te breken, waarbij hij, verdachte, opzettelijk dat (verkeers)bord en/of die paal heeft vernield.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2012 te Haren met anderen op of aan de openbare weg, [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd door met anderen een paal met daarop een verkeersbord af te breken, waarbij hij, verdachte, opzettelijk die paal heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij met name rekening gehouden met het volgende.
In de avond van 21 september 2012 en in de daarop volgende nacht heeft zich in Haren in het kader van de gebeurtenis die mondiaal bekend geworden is als Project X Haren op zeer grootschalige en ongekend heftige wijze openlijk geweld voorgedaan, gedurende een aantal uren.
Dit geweld ging met name uit van tientallen, zo niet honderden, bezoekers van een middels berichtgeving via social media en klassieke media bekend geworden evenement in Haren (Project X) en richtte zich voornamelijk tegen ordehandhavers van de politie en de Mobiele Eenheid die ter plaatse waren ingezet om dat evenement zo nodig te begeleiden en eventuele ordeverstoringen in te tomen en tegen te gaan. Het aangewende geweld bestond onder meer hierin dat massaal, dat wil zeggen door grote aantallen mensen, gegooid werd met allerlei voorwerpen, waaronder flessen, stenen of tegels dan wel delen daarvan, in de richting van politiefunctionarissen en leden van de Mobiele Eenheid.
De verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen goederen, zoals hierboven bewezen verklaard.
Hij heeft door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan het massale en buitensporige geweld tegen particuliere en gemeentelijke eigendommen. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige en schadeveroorzakende optreden een inbreuk gemaakt op de openbare orde en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de bewoners van het centrum van Haren en bij dat deel van het publiek dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ter zake van een dergelijk delict hanteert het hof een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf impliceert. Het hof heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte in het plegen van openlijk geweld, zoals bewezen verklaard, een minder prominent aandeel heeft gehad dan vele andere mededaders. Het hof heeft geen aanwijzingen aangetroffen die aanleiding geven om de verdachte te beschouwen als zogenaamde hooligan of harde kern relschopper, te weten als iemand die naar Haren is gegaan enkel en alleen om daar rellen te gaan schoppen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Er zijn derhalve geen justitiële antecedenten aanwezig die van belang kunnen zijn bij de strafoplegging. Aan de afwezigheid van justitiële antecedenten kent het hof geen bijzondere betekenis toe, nu het uitblijven van enig delictgedrag als een normale omstandigheid heeft te gelden.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens uit het strafdossier is gebleken.
Naar het oordeel van het hof is het bewezen verklaarde delict - gelet op de context waarbinnen dat delict zich heeft afgespeeld - een ernstig strafbaar feit, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit - een vrijheidsbenemende straf in beginsel een passende en noodzakelijke reactie is.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op het individuele aandeel van de verdachte in het bewezen verklaarde delict, kan in dit geval worden volstaan met de oplegging van een combinatie van een onvoorwaardelijke taakstraf, van hierna te noemen duur, en een voorwaardelijke geldboete. De voorwaardelijke geldboete dient ter borging van de nakoming van de bijzondere voorwaarde van storting van een geldbedrag in het Schadefonds openlijk geweld door de verdachte.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal ziet het hof in het bepaalde in artikel 22b, tweede lid, onder 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht geen belemmering om thans een taakstraf aan de verdachte op te leggen. Artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

Artikel 22b

1.
Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.
2.
Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:
1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3.
Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.
Het hof overweegt dat uit het hierboven genoemde uitreksel uit de justitiële documentatie
niet volgt dat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is
opgelegd. Blijkens dat uittreksel heeft de verdachte op 18 maart 2008 een transactie aanvaard ter zake van het plegen van openlijke geweldpleging en heeft hij in dat kader een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van dertig uren verricht. Echter, een dergelijke aanvaarding door de verdachte van een hem door het openbaar ministerie aangeboden transactievoorstel kan niet worden aangemerkt als een
aan hem opgelegdetaakstraf, als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. Met name niet omdat het hier een door de verdachte
aanvaard aanbodbetreft, welk aanbod is gedaan door de officier van justitie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht, en geen rechterlijk oordeel.
Het bepaalde in artikel 74, eerste lid, juncto artikel 74, tweede lid, onder f en artikel 74, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht maakt dit niet anders, nu deze wetsbepalingen uitsluitend de ruimte begrenzen die de officier van justitie heeft om, in geval is getransigeerd door acceptatie van een taakstraf, wederom een taakstraf aan te bieden in het kader van een transactie. Aldus vormen deze bepalingen slechts een instructienorm voor het openbaar ministerie, niet voor de rechterlijke macht.
Met betrekking tot de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde
overweegt het hof het volgende.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de oplegging gevorderd van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte een geldbedrag van € 500,- zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van het Schadefonds Openlijk Geweld.
Dit nieuw opgericht fonds heeft te gelden als een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Met deze instelling is niet bedoeld het Schadefonds Geweldsmisdrijven, aldus de advocaat-generaal, maar een aparte instelling ter zake waarvan inmiddels een uitvoeringsregeling is opgesteld en gepubliceerd - de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 februari 2013, nr. 350608, inzake tegemoetkoming voor schade geleden bij openlijk geweld (Regeling tegemoetkoming schade openlijk geweld), gepubliceerd in de Staatscourant van 27 februari 2013 - en ter zake waarvan stortingen zullen plaatsvinden op een apart rekeningnummer dat ten behoeve van die instelling wordt beheerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Het hof overweegt dat de door de advocaat-generaal bedoelde instelling, het Schadefonds Openlijk Geweld, zijn wettelijke grondslag vindt in artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht en dat ter zake van een dergelijke instelling in de wet geen eisen zijn gesteld. Dat is anders ten aanzien van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ter zake waarvan de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven in het leven is geroepen. Deze wet kent blijkens de inhoud van de wet en de Memorie van Toelichting op deze wet en op de daarop aangebrachte wetswijzigingen een beperkt toepassingsbereik.
Uitkeringen door de instelling zoals door de advocaat-generaal in zijn eis benoemd kunnen nadrukkelijk ook in het kader van materiële schade van andere aard plaatsvinden.
Gelet op deze doelstelling houdt het hof het er voor dat de door de advocaat-generaal genoemde instelling een instelling in de zin van artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht betreft en dat de normering van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven op deze instelling niet van toepassing is.
De omstandigheid dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven wel een (beperkte) rol speelt in het financiële beheer en de praktische uitvoering van het Schadefonds Openlijk Geweld, is uit praktisch oogpunt alleszins te billijken, gelet op de bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven aanwezige ervaring en expertise.
De omstandigheid dat het Schadefonds Openlijk Geweld een relatie vereist tussen de inkomende schadeclaims en de gebeurtenissen in het kader van Project X Haren, is eveneens te billijken, gelet op de directe aanleiding voor het ontstaan van het Schadefonds Openlijk Geweld en de huidige doelstelling van dit fonds.
De enkele omstandigheid dat dit fonds mogelijk in de toekomst ook gebruikt zal kunnen worden ten behoeve van het behandelen van schadeclaims naar aanleiding van andere schadeveroorzakende gedragingen, maakt dit niet anders.
Het hof stelt vast dat in de wet geen beperkende voorwaarden zijn gesteld aan de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde en stelt voorop dat dit onderdeel van de strafeis moet worden beschouwd als een initiatief ten behoeve van de slachtoffers van Project X Haren. Dat de verdachte hieraan een financiële bijdrage van € 500,- dient te leveren, is een redelijke eis.
Ook al is in de strafzaak van de verdachte niet gebleken dat de verdachte rechtstreeks schade aan particulieren heeft aangericht (dat is de schade waarop het Schadefonds Openlijk Geweld zich thans richt), de verdachte is wel degelijk een onderdeel geweest van het grotere geheel waarbij in een algehele ontsporing van normaal gedrag en fatsoen schade aan particulieren is aangericht: zonder de verdachte, en vele anderen met hem, geen uit het Project X Haren voortvloeiend openlijk geweld en zonder openlijk geweld geen schade.
Het hof zal die bijzondere voorwaarde daarom opleggen.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente Haren

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 620,94. De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht toegewezen tot een bedrag van € 140,60. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal de vordering ten bedrage van € 140,60 geheel toewijzen nu deze niet is bestreden en de verdachte gehouden is tot vergoeding van die schade.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde binnen drie maanden na 25 juli 2013 een bedrag van € 500,- zal storten in het Schadefonds openlijk geweld, op het rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van het Schadefonds geweldsmisdrijven, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 21-002082-13.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente Haren

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Gemeente Haren ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 140,60 (honderdveertig euro en zestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Gemeente Haren, een bedrag te betalen van
€ 140,60 (honderdveertig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr H.J. Deuring en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 25 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wolters is buiten staat dit arrest te ondertekenen.