In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende, een werkgever van politiebeambten, en de Inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen. De zaak betreft de vraag of het voordeel dat agenten genieten door de overname van vorderingen door hun werkgever, als loon moet worden aangemerkt. De naheffingsaanslag is opgelegd over een bedrag van € 3.750 dat belanghebbende aan de agenten heeft betaald voor de overdracht van vorderingen. De Inspecteur heeft deze betalingen als loon aangemerkt, terwijl belanghebbende stelt dat het gaat om een vrijgestelde verstrekking.
De rechtbank heeft in eerste aanleg de naheffingsaanslag vernietigd, maar de Inspecteur is in hoger beroep gegaan. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het voordeel dat de agenten genieten, wel degelijk tot het loon behoort. Het Hof oordeelt dat de overname van de vorderingen door belanghebbende een op geld te waarderen voordeel voor de agenten vertegenwoordigt, en dat dit voordeel door hen uit hun dienstbetrekking wordt genoten. Het Hof wijst erop dat de maatschappelijke opvatting is dat dergelijke voordelen als beloningsvoordeel worden ervaren, en dat de betalingen van belanghebbende aan de agenten niet als vrijgestelde verstrekking kunnen worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft het Hof de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.954 en de heffingsrente dienovereenkomstig aangepast. De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd, maar de beslissingen inzake proceskosten en griffierecht zijn gehandhaafd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.