In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 juli 2013, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie. De man, appellant in het principaal appel, verzoekt de beschikking van de rechtbank Assen van 26 september 2012 te vernietigen, waarin de alimentatie voor de vrouw was vastgesteld op € 548,- per maand. De vrouw, geïntimeerde in het principaal appel, heeft incidenteel beroep ingesteld en verzoekt om een hogere alimentatie van € 833,- per maand. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de man alimentatie moest betalen, maar de man stelt dat door het grievende gedrag van de vrouw de lotsverbondenheid is verbroken, waardoor hij niet langer verplicht is om alimentatie te betalen.
Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk in 2008 is ontbonden en dat er twee kinderen uit het huwelijk zijn geboren. De vrouw heeft in 2011 een verzoek ingediend voor alimentatie, waarop de man verweer heeft gevoerd. Het hof heeft de gedragingen van de vrouw, waaronder het onheus bejegenen van de man en het doen van ongefundeerde beschuldigingen, in overweging genomen. Het hof concludeert dat de vrouw zich zodanig heeft gedragen dat de lotsverbondenheid is verbroken. Dit betekent dat de man niet langer gehouden is om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en het verzoek van de vrouw om alimentatie wordt afgewezen. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de impact van grievend gedrag op de alimentatieplicht en de noodzaak van lotsverbondenheid tussen ex-partners.