ECLI:NL:GHARL:2013:5286

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
200.117.737
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van curatoren in een familiekwestie met betrekking tot geestelijke en lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van curatoren voor een betrokkene die onder curatele was gesteld. De echtgenote van de betrokkene, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Utrecht, stelde dat de wet de voorkeur geeft aan de benoeming van de echtgenote tot curator. De rechtbank had echter een onafhankelijke curator benoemd, wat leidde tot onvrede binnen de familie. De echtgenote voerde aan dat de benoeming van een onafhankelijke curator niet alleen kosten met zich meebracht, maar ook een zwaardere inbreuk op het gezinsleven vormde, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2013 heeft het hof de betrokkene gehoord, die zijn voorkeur uitsprak voor de benoeming van zijn echtgenote en/of moeder als curator. Het hof overwoog dat de echtgenote en de moeder al jarenlang samenleven met de betrokkene en dat zij samen de zorg voor hem dragen. Het hof concludeerde dat de gezamenlijke benoeming van de echtgenote en de moeder in het belang van de betrokkene was, gezien de hechte gezinsband en de betrokkenheid van beide vrouwen bij de zorg voor hem.

Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en benoemde de echtgenote en de moeder tot curatoren, waarbij het belang van het gezinsleven en de voorkeur van de betrokkene zwaar wogen in de beslissing. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht was, ondanks mogelijke rechtsmiddelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.117.737
(zaaknummer rechtbank Utrecht 828737)
beschikking van de familiekamer van 18 juli 2013
inzake
[verzoekster ],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het hoger beroep, verder te noemen: de echtgenote,
advocaat: mr. H.G. Wubbeling te Utrecht
en
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de betrokkene,
en
[Curator],
werkzaam bij Bewindvoerderskantoor [B] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder
en
[belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats] ,
broer van betrokkene
en
[belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats] ,
vriendin van [belanghebbende 3]
en
[belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats] ,
broer van betrokkene
en
[belanghebbende 6],
wonende te [woonplaats] ,
broer van betrokkene
en
[belanghebbende 7],
wonende te [woonplaats] ,
zus van betrokkene
en
[belanghebbende 8],
wonende te [woonplaats] ,
zus van betrokkene
en
[belanghebbende 9],
wonende te [woonplaats] ,
zus van betrokkene
en
[belanghebbende 10],
wonende te [woonplaats] ,
zus van betrokkene
en
[belanghebbende 11],
wonende te [woonplaats] ,
zus van betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 20 september 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 26 november 2012.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 mei 2013 plaatsgevonden. De echtgenote is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook is verschenen de moeder. [Curator] is zonder nader bericht vooraf niet verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling heeft een van de leden van het hof op 28 mei 2013 betrokkene gehoord.
2.4
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof op 29 mei 2013 binnengekomen een brief van 28 mei 2013 van mr. Wubbeling met bijlagen.
2.5
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1981. Verzoekster is de echtgenote van betrokkene.
3.2
Bij beschikking van 19 oktober 2011 heeft de rechtbank betrokkene onder curatele gesteld met benoeming van [belanghebbende 5] als curator.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 7 augustus 2012, heeft [belanghebbende 3] verzocht [belanghebbende 5] te ontslaan als bewindvoerder van betrokkene.
3.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, [belanghebbende 3] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, ambtshalve [belanghebbende 5] ontslagen als curator van betrokkene en [Curator] tot curator benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de benoeming van [Curator] tot curator van betrokkene.
4.2
De echtgenote is met 3 grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van
20 september 2012.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van 1:383 lid 2 en lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 2 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot curator benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot curator benoemd.
5.2
De echtgenote stelt in haar eerste grief dat de wet de voorkeur geeft aan benoeming van de echtgenote tot curator. Door zonder nadere motivering [Curator] te benoemen heeft de rechtbank geen gevolg gegeven aan de wet. Er zijn geen redenen waarom de echtgenote ongeschikt zou zijn op te treden als curator.
De echtgenote stelt in haar tweede grief dat de benoeming van een onafhankelijke curator veel kosten met zich meebrengt en tot gevolg heeft dat ook de echtgenote de gevolgen van de curatele ondervindt. Daar komt bij dat een onafhankelijke curator niet steeds bereikbaar is indien spoedeisende beslissingen genomen dienen te worden op het gebied van verzorging, verpleging en behandeling van betrokkene.
Ten slotte stelt de echtgenote in haar derde grief dat benoeming van een onafhankelijk curator een zwaardere ingreep is in het gezinsleven van betrokkene dan noodzakelijk en dus in strijd is met artikel 8 EVRM.
Voor zover er twijfels zijn aan de capaciteiten van betrokkene om te voldoen aan de op een curator rustende verantwoordingsplicht heeft zij bijstand van Cumulus Welzijn en heeft ook de familie van betrokkene voldoende kennis om haar bij te staan.
Subsidiair verzoekt de echtgenote de moeder van betrokkene tot curator te benoemen.
5.3
Op 28 mei 2013 heeft het hof betrokkene gehoord en hem onder meer gevraagd naar zijn uitdrukkelijke voorkeur voor de benoeming van een curator. Betrokkene heeft aangegeven zich goed te voelen bij benoeming van zijn echtgenote en/of moeder tot curator.
Betrokkene, diens echtgenote en moeder hebben mede aangegeven dat de echtgenote en de moeder beiden tot curator kunnen worden benoemd, zodat zij gezamenlijk de belangen van betrokkene kunnen behartigen.
5.4
Het hof overweegt als volgt.
In de onderhavige situatie leven betrokkene, die zowel lichamelijke als geestelijke beperkingen heeft, zijn echtgenote en zijn moeder reeds jarenlang in gezinsverband samen. De echtgenote en de moeder dragen, samen met andere familieleden, de zorg voor betrokkene. Benoeming van een broer van betrokkene heeft tot onenigheid binnen de familie geleid. De familieleden hebben aangegeven dat zij allen wel kunnen instemmen met benoeming van de moeder tot curator van betrokkene.
5.5
Uit artikel 1:383 BW volgt dat de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene wordt gevolgd, dan wel dat bij voorkeur de echtgenote van de betrokkene of een van zijn ouders, broers of zussen tot curator wordt benoemd. Het hof ziet in het onderhavige geval geen redenen om van het voorgaande af te wijken en tot benoeming van een onafhankelijk curator over te gaan.
Het hof acht het evenwel bezwaarlijk dat de echtgenote van betrokkene de Nederlandse taal nog slechts in beperkte mate beheerst en dat zij wel kan lezen en schrijven, maar vooralsnog alleen in het Arabisch. De moeder van betrokkene beheerst de Nederlandse taal in grotere mate en is in staat gebleken haar eigen financiën en de financiën van betrokkene zelfstandig – en zo nodig met hulp van derden – te beheren.
Het hof acht het eveneens bezwaarlijk alleen de moeder tot curator toe benoemen, omdat dit in de praktijk betekent dat zij dan ook de financiën van de echtgenote – die niet onder curatele staat – zal beheren.
5.6
Uit het bepaalde in artikel 1:383 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de wetgever is uitgegaan van benoeming van één persoon tot curator. Aangenomen moet worden dat het — in het belang van de curandus — voorkomen van onenigheid tussen de curatoren het oogmerk van de wetgever is geweest bij de regeling dat slechts één curator kan worden benoemd.
De onderhavige situatie wordt echter daardoor gekenmerkt dat betrokkene, zijn echtgenoot en moeder samenleven in gezinsverband. De echtgenote en de moeder voelen zich zeer betrokken bij en verantwoordelijk voor betrokkene en betrokkene voelt zich daar in alle opzichten goed bij.
De in art. 1:383 BW besloten liggende regel dat slechts één curator kan worden benoemd is een inmenging in de zin van art. 8 EVRM in een geval als het onderhavige dat daardoor wordt gekenmerkt dat betrokkene wegens zijn lichamelijke en geestelijke beperking de zorg van de echtgenote en moeder waarmee hij in gezinsverband samenleeft nodig blijft houden en de echtgenote en moeder die zorg op dezelfde wijze als voorheen (willen) voortzetten, terwijl vaststaat dat zowel betrokkene als diens echtgenote en moeder wensen dat de echtgenote en de moeder gezamenlijk tot curator worden benoemd. Voorts zijn bij het benoemen van zowel de echtgenote als de moeder tot curator alleen de belangen van henzelf en de betrokkene betrokken, terwijl tevens vaststaat dat zij allen wensen dat de echtgenote en de moeder gezamenlijk tot curator worden benoemd.
Tegen de achtergrond van de rechtspraak van het EHRM waarin aan het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven, neergelegd in art. 8 EVRM, verstrekkende betekenis is toegekend, en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen en de omstandigheid dat voorzien is in een wettelijke regeling tot benoeming van twee of meer bewindvoerders bij de onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen (art. 1:437 BW), moet worden aangenomen dat in voormeld oogmerk van de wetgever in een geval als hiervoor omschreven niet meer een rechtvaardiging als bedoeld in lid 2 van art. 8 EVRM kan worden gevonden voor evenvermelde inmenging in het door lid 1 van die bepaling beschermde gezinsleven.
5.7
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat gezamenlijke benoeming van zowel de echtgenote als de moeder in het belang is van de betrokkene. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en oordelen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 20 september 2012 voor zover het betreft de benoeming van [Curator] tot curator met ingang van heden en opnieuw beschikkende:
benoemt met ingang van heden tot curatoren:
[verzoekster ], wonende te [woonplaats] aan de [adres] en
[belanghebbende 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres] ;
bepaalt dat de ontheven curator rekening en verantwoording dient af te leggen aan de opvolgende curatoren;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, M.L. van der Bel en A. Roelvink-Verhoeff en is op 18 juli 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.