In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van curatoren voor een betrokkene die onder curatele was gesteld. De echtgenote van de betrokkene, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Utrecht, stelde dat de wet de voorkeur geeft aan de benoeming van de echtgenote tot curator. De rechtbank had echter een onafhankelijke curator benoemd, wat leidde tot onvrede binnen de familie. De echtgenote voerde aan dat de benoeming van een onafhankelijke curator niet alleen kosten met zich meebracht, maar ook een zwaardere inbreuk op het gezinsleven vormde, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 mei 2013 heeft het hof de betrokkene gehoord, die zijn voorkeur uitsprak voor de benoeming van zijn echtgenote en/of moeder als curator. Het hof overwoog dat de echtgenote en de moeder al jarenlang samenleven met de betrokkene en dat zij samen de zorg voor hem dragen. Het hof concludeerde dat de gezamenlijke benoeming van de echtgenote en de moeder in het belang van de betrokkene was, gezien de hechte gezinsband en de betrokkenheid van beide vrouwen bij de zorg voor hem.
Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en benoemde de echtgenote en de moeder tot curatoren, waarbij het belang van het gezinsleven en de voorkeur van de betrokkene zwaar wogen in de beslissing. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht was, ondanks mogelijke rechtsmiddelen.