ECLI:NL:GHARL:2013:5259

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
12/00008
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Zwolle

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Zwolle. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 53,09, bestond uit € 1,09 aan parkeerbelasting en € 52 aan kosten van de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na bezwaar, maar de rechtbank Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 6 maart 2013 was belanghebbende niet aanwezig, maar op 26 juni 2013 verscheen hij wel. Hij voerde aan dat hij de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan en overhandigde bewijsstukken, waaronder parkeerkaartjes. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat belanghebbende kon aantonen dat hij de parkeerbelasting had betaald. Het Hof vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de gemeente Zwolle veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten die belanghebbende had betaald in zowel beroep als hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de derde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00008
uitspraakdatum:
16 juli 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 november 2011, nummer
AWB 11/1213, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle(hierna: de heffingsambtenaar).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 53,09, waarvan € 1,09 parkeerbelasting en € 52 kosten van de naheffingsaanslag.
1.2
De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar van 26 mei 2011 gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 25 november 2011 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daar niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [A]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
1.6
Belanghebbende heeft bij brief van 14 juni 2013 een nader stuk ingediend.
1.7
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Belanghebbende is daar verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [A]. Van deze zitting is eveneens een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.8
Belanghebbende heeft ter zitting zijn brief van 14 juni 2013 in een enigszins gewijzigde versie – met dagtekening 26 juni 2013 – opnieuw ingebracht. De heffingsambtenaar heeft zich daartegen niet verzet.

2.Feiten

2.1
Op 8 april 2011 is een personenauto met kenteken [AA-BB-OO] (hierna: de personenauto) geparkeerd op een plaats waar ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 2011 van de gemeente Zwolle, de daarbij behorende Tarieventabel en de Eerste wijzigingsverordening Parkeerbelastingen 2011 parkeerbelasting verschuldigd was.
2.2
De parkeercontroleur heeft op 8 april 2011 om 14:26 uur twee parkeerkaartjes in de personenauto aangetroffen, maar kon niet vaststellen dat parkeerbelasting was voldaan. De parkeercontroleur heeft foto’s gemaakt van het dashboard. Op deze foto’s zijn twee parkeerkaartjes zichtbaar met daarop het logo van supermarkt [B]. Het ene kaartje met nummer 2921 ligt op zijn kop en deels over het andere kaartje heen.
2.3
Op 8 april 2011 is het kenteken van de personenauto overgeschreven op de naam van belanghebbende.

3.Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan belanghebbende heeft opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid bezwaarschrift
4.1
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het binnen zes weken is ontvangen. Wordt een bezwaarschrift binnen een week na afloop van deze termijn ontvangen, dan wordt het toch als tijdig ingediend aangemerkt indien het binnen de zeswekentermijn ter post is bezorgd.
4.2
Met dagtekening 8 april 2011 is de naheffingsaanslag opgelegd. De bekendmaking van deze aanslag heeft niet later dan op 8 april 2011 plaatsgevonden. Dit brengt mee dat de bezwaartermijn op vrijdag 20 mei 2011 is geëindigd.
4.3
Het bezwaarschrift van belanghebbende, gedagtekend 19 mei 2011, is per post verzonden en is door de heffingsambtenaar ontvangen op dinsdag 24 mei 2011. Het bezwaarschrift is derhalve ontvangen na afloop van de bezwaartermijn, maar minder dan een week na het einde van die termijn.
4.4
Gelet op de datum van ontvangst van het bezwaarschrift dient te worden onderzocht of het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn, dus uiterlijk op (vrijdag) 20 mei 2011, ter post is bezorgd.
4.5
Terpostbezorging vindt plaats op het moment waarop een poststuk in de brievenbus wordt gedeponeerd dan wel op het moment waarop het op een postvestiging wordt aangeboden. Als bewijsrechtelijk uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld. Voor afwijking van dit uitgangspunt bestaat aanleiding indien de rechter aannemelijk acht dat het poststuk ter post is bezorgd vóór de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf (vgl. HR 28 januari 2011, nr. 10/02285, LJN BP2138).
4.6
Het bezwaarschrift van belanghebbende bevond zich in een enveloppe waarop een poststempel van (zondag) 22 mei 2011 is geplaatst.
4.7
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij het bezwaarschrift op vrijdagavond 20 mei 2011 na de buslichting in de brievenbus heeft gedeponeerd, dat op zaterdag de brievenbus niet is geleegd, zodat eerst op zondag 22 mei 2011 een poststempel op de enveloppe is geplaatst. Gelet op deze verklaring acht het Hof aannemelijk dat het bezwaarschrift op vrijdag 20 mei 2011 – derhalve tijdig – ter post is bezorgd.
Parkeerbelasting
4.8
Belanghebbende heeft eerst bij zijn hogerberoepschrift een fotokopie van het parkeerkaartje met nummer 2921 ingebracht. Blijkens dit kaartje is de parkeertijd geëindigd op 8 april 2011 om 14:24 uur.
4.9
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof voornoemd parkeerkaartje met nummer 2921 overgelegd, alsmede een parkeerkaartje met nummer 2911. Blijkens laatstgenoemd kaartje is de parkeertijd geëindigd op 8 april 2011 om 15:16 uur. Op beide parkeerkaartjes is het logo van supermarkt [B] afgedrukt.
4.1
Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij in Duitsland woont en via internet contact heeft gelegd met een verkoper uit [Q] om de personenauto te kopen. Belanghebbende en de verkoper hebben afgesproken om de personenauto op 8 april 2011 te bezichtigen en desgewenst aldaar te laten overschrijven. De verkoper heeft de personenauto geparkeerd op de parkeerplaats van supermarkt [B]. Belanghebbende heeft voor de personenauto een parkeerkaartje uit de parkeerautomaat gekocht. Belanghebbende heeft enige tijd later een tweede parkeerkaartje uit dezelfde parkeerautomaat gekocht en beide kaartjes op het dashboard van de personenauto gelegd. Daarbij is het ene kaartje door een dichtslaand portier op zijn kop en deels over het andere kaartje terecht gekomen, aldus belanghebbende.
4.11
De verklaring van belanghebbende wordt mede ondersteund door de tenaamstelling van de personenauto op zijn naam op 8 april 2011 en de onder 2.2 genoemde foto’s van de parkeercontroleur.
4.12
Naar aanleiding van het inbrengen van beide parkeerkaartjes in hoger beroep en hetgeen belanghebbende ter zitting van het Hof heeft verklaard, heeft de heffingsambtenaar geconcludeerd dat belanghebbende de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan en dat mitsdien de naheffingsaanslag parkeerbelasting ten onrechte is opgelegd. Het Hof zal daarom de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Kosten

5.1
Belanghebbende heeft het Hof verzocht om de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten van het hoger beroep die betrekking hebben op de reiskosten van [R] (D) naar Arnhem en vice versa van in totaal € 12,50 en de verletkosten van € 200 (vier uren à € 50).
5.2
De heffingsambtenaar heeft zich tegen de toekenning van een vergoeding van proceskosten verweerd met het argument dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep uitsluitend is voortgevloeid uit de handelwijze van belanghebbende. In die omstandigheid ziet het Hof aanleiding om toekenning van een proceskostenvergoeding aan belanghebbende achterwege te laten. Belanghebbende heeft immers pas ter zitting van het Hof het parkeerkaartje overgelegd waaruit blijkt dat hij de verschuldigde belasting heeft voldaan. Daarnaast heeft hij pas ter zitting van het Hof een volledige verklaring afgelegd over de gang van zaken bij het parkeren van de personenauto. De heffingsambtenaar heeft daarin aanleiding gezien geheel tegemoet te komen aan belanghebbende. De noodzaak tot het instellen van hoger beroep is mitsdien uitsluitend voortgevloeid uit de handelwijze van belanghebbende.

6.BeslissingHet Hof:

– verklaart het hoger beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar;
– vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
– gelast dat de gemeente Zwolle aan belanghebbende de in beroep (€ 41) en hoger beroep (€ 115) betaalde griffierechten vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op
16 juli 2013in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen. In zijn plaats tekent mr. Van Huijgevoort.
De griffier, Namens de voorzitter,
(S. Darwinkel)
(B.F.A. van Huijgevoort)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 juli 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.