In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Zwolle. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 53,09, bestond uit € 1,09 aan parkeerbelasting en € 52 aan kosten van de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag na bezwaar, maar de rechtbank Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 6 maart 2013 was belanghebbende niet aanwezig, maar op 26 juni 2013 verscheen hij wel. Hij voerde aan dat hij de verschuldigde parkeerbelasting had voldaan en overhandigde bewijsstukken, waaronder parkeerkaartjes. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar ten onrechte de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat belanghebbende kon aantonen dat hij de parkeerbelasting had betaald. Het Hof vernietigde de naheffingsaanslag en verklaarde het hoger beroep gegrond. Tevens werd de gemeente Zwolle veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten die belanghebbende had betaald in zowel beroep als hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de derde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2013.