Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[B],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
hebben aangevoerd, hebben zij kennelijk wel degelijk een extra prikkel tot nakoming nodig, nu onvoldoende is aangetoond dat zij bij de aannemer voldoende druk op de ketel hebben gezet.
naar voren heeft gebracht met betrekking tot de mogelijkheden het bouwproces te bespoedigen. Er bestaat geen aanleiding het herstel van de [adres] niet te combineren met de herbouw van [adres].
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
geconfronteerd met een stillegging van het werk door de Inspectie SZW op 1 oktober 2012. Door deze omstandigheid verkeerden en verkeren zij in de onmogelijkheid aan het vonnis van 20 augustus 2012 te voldoen. Daarom zullen in dit opzicht de dwangsommen worden opgeschort. Ten tijde van de opschorting hadden eisers nog 14 dagen om aan het vonnis te voldoen. Daarom zullen de dwangsommen worden opgeschort tot 14 dagen nadat de inspectie SZW de stillegging heeft opgeheven. De vraag of eisers een eerdere opheffing hadden kunnen bewerkstelligen, leent zich niet voor beantwoording in dit kort geding. Terzijde zij opgemerkt dat gedaagde([A], toevoeging hof)
ter zake bescheidenheid past, nu gedaagde zich zelf tot de Inspectie SZW heeft gewend; daarmee wordt niet gezegd dat gedaagde de maatregel heeft uitgelokt, maar het gevolg van zijn actie kan hij bezwaarlijk aan eisers tegenwerpen. (…)
[a], HR 29 mei 1999, LJN: ZC2906,
[b]en BenGH 29 april 2008, LJN: BD4245,
[c]). Het begrip
‘onmogelijkheid’dient op grond van deze rechtspraak ruim te worden uitgelegd (M.B. Beekhoven van den Boezem, De dwangsom, Kluwer: Deventer 2006, p. 275 e.v.).