ECLI:NL:GHARL:2013:5045

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
11/00353 en 11/00354
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen belastingbeschikkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 november 2011. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft verliesverrekeningsbeschikkingen voor de jaren 1989 en 2004, die door de Inspecteur van de Belastingdienst waren gehandhaafd na bezwaar. Belanghebbende had tegen deze uitspraken beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde deze beroepen niet-ontvankelijk omdat belanghebbende deze ter zitting had ingetrokken. Het Hof heeft onderzocht of deze intrekking rechtsgeldig was. Tijdens de zitting op 13 juni 2013 in hoger beroep, heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door [X], betoogd dat de rechtbank onjuist had gehandeld door de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. De Inspecteur heeft echter bevestigd dat de intrekking rechtsgeldig was. Het Hof concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat belanghebbende door de rechtbank is misleid en dat de intrekking van de beroepen inderdaad rechtsgeldig was. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 11/00353 en 11/00354
uitspraakdatum:
2 juli 2013
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]B.V. te [Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 1 november 2011, nummers AWB 08/1374 en 08/1378, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1989 en 2004 een verliesverrekeningsbeschikking onderscheidenlijk een verliesvaststellingbeschikking gegeven.
1.2
Deze beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 1 november 2011 niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
1.6
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [X] als gemachtigde van belanghebbende en [.] de Inspecteur.
1.7
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
1.8
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het onderzoek ter zitting in (onder meer) de onderhavige zaken door de Rechtbank heeft plaatsgehad op 11 december 2009. In het proces-verbaal van de zitting van de Rechtbank is vermeld:

Zaken [X] B.V.
Onder de toezegging van de gemachtigde van verweerder om de door eiser gestelde ingehouden bedragen aan dividendbelasting voor de jaren 1999, 2003 en 2004 alsnog terug te betalen trekt eiser de beroepen met procedurenummers 08/1374 en 08/1376 inzake de aanslagen vennootschapsbelasting 2003 en 2004 in.
Wat betreft de procedure met nummer 08/1378 stelt de rechtbank vast dat er volgens de tot het dossier behorende print van verweerder ten aanzien van het belastingjaar 1989 sprake is van twee verliesverrekeningsbeschikkingen: een met dagtekening 14 augustus 2004, waarbij het verlies van 1990 wordt verrekend en een van 16 oktober 2004, waarbij het verlies van 1991 wordt verrekend.
Eiser verklaart op te willen komen tegen de verliesverrekening met betrekking tot het jaar 1990.
Eiser verklaart voorts, nu hij geen verliesverrekeningsbeschikking met betrekking tot het jaar 1990 kan vinden met een andere datum dan 14 augustus 2004, dat het beroep geen verdere behandeling behoeft omdat zijn bezwaar in dat geval te laat is ingediend, terwijl er geen bijzondere omstandigheden zijn, die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen. Eiser trekt om die reden het beroep met procedurenummer 08/1378 in.
(…)’.
2.2
In de in deze procedure bestreden uitspraak van de Rechtbank van 1 november 2011, nrs. 08/1374 en 08/1378 heeft de Rechtbank overwogen:
1.1
In voormeld proces-verbaal van de zitting is onder meer vastgelegd:
‘‘
Zaken [X] B.V.
Onder de toezegging van de gemachtigde van verweerder om de door eiser gestelde ingehouden bedragen aan dividendbelasting voor de jaren 1999, 2003 en 2004 alsnog terug te betalen trekt eiser de beroepen met procedurenummers 08/1374 en 08/1376 inzake de aanslagen vennootschapsbelasting 2003 en 2004 in.
Wat betreft de procedure met nummer 08/1378 stelt de rechtbank vast dat er volgens de tot het dossier behorende print van verweerder ten aanzien van het belastingjaar 1989 sprake is van twee verliesverrekeningsbeschikkingen: een met dagtekening 14 augustus 2004, waarbij het verlies van 1990 wordt verrekend en een van 16 oktober 2004, waarbij het verlies van 1991 wordt verrekend.
Eiser verklaart op te willen komen tegen de verliesverrekening met betrekking tot het jaar 1990.
Eiser verklaart voorts, nu hij geen verliesverrekeningsbeschikking met betrekking tot het jaar 1990 kan vinden met een andere datum dan 14 augustus 2004, dat het beroep geen verdere behandeling behoeft omdat zijn bezwaar in dat geval te laat is ingediend, terwijl er geen bijzondere omstandigheden zijn, die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen. Eiser trekt om die reden het beroep met procedurenummer 08/1378 in.”.
1.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres de beroepen ter zitting rechtsgeldig heeft ingetrokken en dat de beroepen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.’.
2.3
In de uitspraak van 1 november 2011 heeft de Rechtbank de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de Rechtbank de beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Meer in het bijzonder is in geschil of de beroepen rechtsgeldig zijn ingetrokken door belanghebbende. Belanghebbende beantwoordt de vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ontvankelijkverklaring van de beroepen.
3.4
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Belanghebbende betwist kennelijk niet dat zij de beroepen in de onderhavige zaken ter zitting van de Rechtbank heeft ingetrokken, maar zij stelt dat zij door de Rechtbank onjuist is voorgelicht.
4.2
De uitspraak van de Rechtbank, het proces-verbaal van de zitting en de stukken van het geding bieden evenwel geen enkel aanknopingspunt voor de juistheid van de stelling van belanghebbende dat zij door de Rechtbank is misleid. Ook anderszins heeft belanghebbende zulks niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat belanghebbende later, na de zitting, is gebleken dat het bezwaar tegen de verliesverrekeningsbeschikking van het jaar 1990 - in haar ogen - wel tijdig is ingediend, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. Voorts zij nog aangetekend dat de Inspecteur ter zitting van het Hof desgevraagd heeft verklaard dat hij nog steeds bereid is de ingehouden dividendbelasting over 2004 aan belanghebbende terug te betalen wanneer daadwerkelijk in dat jaar dividendbelasting is ingehouden.
4.3
Een en ander betekent, nu belanghebbende - bij monde van haar als accountant-administratieconsulent werkzame gemachtigde [X] - de beroepen (nadrukkelijk en ondubbelzinnig) ter zitting van de Rechtbank rechtsgeldig heeft ingetrokken, dat de Rechtbank de beroepen van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard (vgl. HR 23 september 2011, nr. 11/00372, LJN: BT2297, BNB 2011/266).
slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is te Arnhem op 2 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema)
(R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post [verzonden op 2 juli 2013]
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.