In deze zaak gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], die onder toezicht zijn gesteld van de stichting William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De ouders, die gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen, hebben hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Almelo, die op 27 februari 2013 de stichting machtigde om de kinderen uit huis te plaatsen. De ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. B. Bentem, en de stichting werd vertegenwoordigd door M.E. Eenkhoorn, J. Louvet en M.M. Snelders.
De procedure in hoger beroep begon met het indienen van een beroepschrift op 1 mei 2013, gevolgd door een verweerschrift van de stichting op 24 mei 2013. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 juni 2013, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren. De kinderrechter had eerder de kinderen onder toezicht gesteld en de ouders waren in een crisissituatie terechtgekomen, wat leidde tot de aanvraag voor uithuisplaatsing.
Het hof oordeelt dat de ouders momenteel niet in staat zijn om een veilig en stabiel opvoedingsklimaat te bieden voor de kinderen. Er zijn meerdere crisissituaties geweest, waaronder huiselijk geweld en een gebrek aan ondersteuning vanuit het netwerk van de ouders. De hulpverlening die is ingezet, blijkt onvoldoende effectief te zijn geweest. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uithuisplaatsing van de kinderen kan doorgaan ondanks het hoger beroep.
De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen, waarbij de continuïteit en veiligheid van hun opvoeding voorop staan. De ouders hebben niet aangetoond dat zij in staat zijn om de opvoedingssituatie te verbeteren, en de hulpverlening is niet in staat gebleken om de situatie te stabiliseren. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarom noodzakelijk in het belang van de kinderen.