Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder de kinderrechter verzocht om de ondertoezichtstelling van haar kind te verlengen. De kinderrechter had op 1 maart 2013 de ondertoezichtstelling verlengd tot 8 september 2013. De moeder was alleen belast met het gezag over de minderjarige, terwijl de gegevens van de vader onbekend waren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2013 is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en zijn vertegenwoordigers van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht aanwezig geweest. Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn. De moeder heeft verschillende vormen van hulpverlening georganiseerd, waaronder opvoedingsondersteuning en begeleiding bij het wonen. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen ernstige bedreiging meer is voor de ontwikkeling van de minderjarige en dat de oorspronkelijke redenen voor de ondertoezichtstelling zijn komen te vervallen.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot heden bekrachtigd, maar de verlenging van de ondertoezichtstelling met ingang van heden vernietigd. Het verzoek van de stichting tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen. Deze beslissing is genomen door een collegiaal hof, waarbij de griffier aanwezig was.