ECLI:NL:GHARL:2013:4837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
KS 24-000918-09 5-7-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkeersdelict met landbouwtractor na aanrijding met fietser

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, bestuurder van een landbouwtractor met kipper, was beschuldigd van roekeloos rijgedrag dat leidde tot een verkeersongeval waarbij een fietser, [slachtoffer], om het leven kwam. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair verwijten van het veroorzaken van het ongeval door te hoge snelheid en onvoldoende afstand tot de fietser. Tijdens de zittingen heeft het hof de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf gehoord, evenals de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling en taakstraf had geëist.

Het hof heeft vastgesteld dat op 30 augustus 2008 de verdachte de fietsers, waaronder [slachtoffer], heeft ingehaald op een smalle weg. De verdachte reed met een snelheid die door getuigen als hoog werd ervaren, maar het hof kon niet met zekerheid vaststellen dat deze snelheid daadwerkelijk te hoog was in de gegeven omstandigheden. De afstand die de verdachte tot de fietsers had gehouden, was ook onderwerp van discussie. Getuigenverklaringen over de ruimte die was overgelaten varieerden, en het hof vond onvoldoende bewijs om te concluderen dat de verdachte de fietsster onvoldoende ruimte had gegeven.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat de gedragingen van de verdachte niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in situaties waar de omstandigheden en getuigenverklaringen uiteenlopen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-000918-09
Uitspraak d.d.: 05 juli 2013 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK
PROMIS

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 30 maart 2009 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1937],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 juni 2010, 3 juni 2013, 28 juni 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 60 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar, geheel voorwaardelijk. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.P. Eckert, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 in de gemeente [gemeente] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtrekker waarachter een aanhangwagen (kipper) was gekoppeld en welke landbouwtrekker circa 2,95 meter breed was), daarmede rijdende over de weg, de [straat], waarvan de rijbaan ter plaatse ongeveer 3,15 meter breed was, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een op de rijbaan van die weg in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsster
  • met aanmerkelijke snelheid, althans met een - gelet op de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse - te hoge snelheid en/of
  • terwijl verdachte naar links (gedeeltelijk) in de voor verdachte linkerberm was uitgeweken en/of uitweek, zodanig dat (rechts) naast die landbouwtrekker (met aanhangwagen) nog een ruimte van circa 0.85 meter op de rijbaan van die weg overbleef, en/of
  • zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te anticiperen op die fietsster, in te halen en/of voorbij te rijden tengevolge waarvan die fietsster begon te slingeren en/of haar evenwicht verloor en/of (voor de (rechter)wielen van die aanhangwagen) is gevallen en/of een botsing en/of aan- en/of overrijding is ontstaan tussen die door verdachte bestuurde landbouwtrekker met aanhangwagen en die fietsster en/of haar fiets, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 augustus 2008 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig (landbouwtrekker waarachter een aanhangwagen (kipper) was gekoppeld en welke landbouwtrekker circa 2,95 meter breed was), daarmee rijdende op de weg, de [straat], waarvan de rijbaan ter plaatse ongeveer 3,15 meter breed was, een op de rijbaan van die weg in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsster
  • met aanmerkelijke snelheid, althans met een - gelet op de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse - te hoge snelheid en/of
  • terwijl verdachte naar links (gedeeltelijk) in de voor verdachte linkerberm was uitgeweken en/of uitweek, zodanig dat (rechts) naast die landbouwtrekker (met aanhangwagen) nog een ruimte van circa 0.85 meter op de rijbaan van die weg overbleef en/of
  • zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te anticiperen op die fietsster, heeft ingehaald en/of is voorbijgereden tengevolge waarvan die fietsster begon te slingeren en/of haar evenwicht verloor en/of (voor de (rechter)wielen van die aanhangwagen) is gevallen en/of een botsing en/of aan- en/of overrijding is ontstaan tussen die door verdachte bestuurde landbouwtrekker met aanhangwagen en die fietsster en/of haar fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het verwijt dat verdachte onder het primair en subsidiair ten laste gelegde wordt gemaakt, is dat hij met een grote combinatie (tractor met kipper) een fietsster ([slachtoffer]) is gepasseerd over een smalle weg met een (relatief) te hoge snelheid en daarbij te weinig ruimte, slechts 85 centimeter, voor haar heeft overgelaten, waardoor zij is gaan slingeren en ten val is gekomen.
De advocaat-generaal heeft ter zitting van het hof betoogd dat fietsers onder deze omstandigheden kunnen schrikken van de inhaalmanoeuvre en daardoor kunnen gaan slingeren. Verdachte heeft daar te weinig rekening mee gehouden en is derhalve aanmerkelijk onvoorzichtig geweest, aldus de advocaat-generaal.
Bij de beoordeling van de vraag of de gedragingen van verdachte schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet opleveren, dan wel of door deze gedragingen gevaar op de weg als bedoel in artikel 5 van de Wegenverkeerswet werd of kon worden veroorzaakt, dient eerst vastgesteld te worden welke gedragingen door verdachte zijn verricht.
Het hof stelt de volgende feiten vast.
Op 30 augustus 2008 fietsten [slachtoffer] en haar echtgenoot in de gemeente [gemeente] op een smalle landbouwweg, de [straat] te [plaats]. Verdachte reed in een tractor met kipper in dezelfde richting als de fietsers. Verdachte reed achter de fietsers en is hen gaan inhalen. [slachtoffer] fietste achter haar echtgenoot op het moment dat zij werden ingehaald door verdachte. [slachtoffer] is tijdens de inhaalmanoeuvre ten val gekomen en onder de wielen van de kipper terechtgekomen, waardoor zij is overleden.
Een getuige die het ongeval heeft zien gebeuren, heeft verklaard dat [slachtoffer] is gaan slingeren met haar stuur en vervolgens ten val is gekomen. Er zijn geen aanwijzingen dat [slachtoffer] is geraakt door de tractor en/of de kipper, voordat zij ging slingeren.
Snelheid
Verdachte heeft verklaard dat hij circa 10 tot 15 km/u reed toen hij de fietsers inhaalde. Getuige [getuige] heeft de snelheid geschat op circa 30 km/u. Andere getuigen die verdachte met de tractor hebben zien rijden vlak voor het ongeval, hebben verklaard dat de tractor hard reed.
Uitgaande van een gemiddelde fietser, zullen [slachtoffer] en haar echtgenoot, daar gaat het hof van uit, met een snelheid van ongeveer 10 tot 15 km/u hebben gereden. Verdachte heeft met een hogere snelheid dan de fietsers gereden. Hoe hoog deze snelheid is geweest en of deze snelheid gelet op de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse te hoog is geweest, kan door het hof niet met een voldoende mate van zekerheid worden vast gesteld. De afgelegde verklaringen bieden daarvoor onvoldoende grond. Dat verkeersdeelnemers de snelheid als hoog hebben beleefd, zoals de rechtbank heeft overwogen, kan niet tot de conclusie leiden dat verdachte met (te) hoge snelheid heeft gereden. Het hof is voorts niet overtuigd geraakt van de juistheid van de schatting van de snelheid door getuige [getuige]. Tijdens de schouw is gebleken dat de omvang van de combinatie en het door de combinatie geproduceerde geluidniveau het moeilijk maken om op basis van auditieve en/of visuele waarnemingen de juistheid van de met de combinatie gereden snelheid te bepalen.
Afstand
Over de afstand die verdachte heeft aangehouden ten opzichte van de fietsers is in het dossier de volgende informatie te vinden:
Op de plaats waar verdachte de fietsers heeft ingehaald is een spoor in de berm aangetroffen van platgereden gras. Dat spoor is 65 centimeter breed, gerekend vanaf de rand van het wegdek (asfalt).
Getuige [getuige] heeft verklaard dat de achterband van de kipper nog op het asfalt was en dat zij de situatie herkent zoals die te zien is op foto 32 van het fotoblad behorende bij het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse (VOA) d.d. 24 oktober 2008. In die situatie hebben de fietsers circa 80/85 centimeter ruimte gehad.
Verdachte daarentegen heeft verklaard dat hij circa 1 tot 1,5 meter ruimte voor de fietsers heeft overgelaten.
Het spoor van platgereden gras in de berm biedt voor het hof onvoldoende aanknopingspunten om hieruit af te leiden hoeveel ruimte verdachte voor de fietsers heeft overgelaten op het moment dat hij hen inhaalde. Het spoor is 65 centimeter breed, gerekend vanaf de rand van het wegdek. Uit het hiervoor genoemde VOA-rapport blijkt dat het spoor is ontstaan doordat het gras regelmatig is overreden. Op foto 49 en 50 is weliswaar platliggend gras te zien, maar op foto 48 is te zien dat niet alleen sprake is van geheel platliggend gras aan de directe zijkant van het wegdek, maar ook dat de mate van indrukking van het gras een vloeiend verloop heeft naarmate de afstand tot het wegdek groter wordt. Op foto 49 en 50 is niet goed te zien of en in hoeverre hiermee bij het opmeten van het spoor rekening is gehouden. Gelet hierop en op het tijdsverloop tussen het ongeval en het onderzoek door de politie en de omstandigheden ter plaatse, kan het hof op basis van deze sporen niet met een voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte, zoals ten laste gelegd, een ruimte van circa 0,85 centimeter voor de fietsers heeft overgelaten.
Het hof is evenmin overtuigd geraakt van de juistheid van de verklaring van de getuige [getuige] dat het linkerachterwiel van de kipper zich nog circa 10 tot 15 centimeter op het asfalt bevond tijdens de inhaalmanoeuvre. De getuige heeft tijdens de schouw verschillend verklaard over de plaats van het linkerachterwiel ten opzichte van het wegdek.
Het hof acht de verklaring van deze ene getuige, die, nadat zij zich heeft omgedraaid, een waarneming doet op grotere afstand, terwijl zich vervolgens een ongeval met dodelijke afloop voor haar ogen voltrekt - welke afloop de waarneming kan beïnvloeden - een onvoldoende solide basis voor de vaststelling dat verdachte voor de fietsers (te) weinig ruimte moet hebben overgelaten. Bovendien heeft de getuige aangegeven dat ze heeft omgekeken, omdat ze zich afvroeg of de fietsers wel achter elkaar waren gaan fietsen. Daarvan uitgaande lijkt het voor de hand te liggen dat ze zich ten tijde van het ongeval ook vooral op de fietsers en dus meer op de rechterkant van de combinatie heeft geconcentreerd. Daardoor is het ook moeilijk om aan te geven op welk moment ze de linkerachterband van de kipper heeft waargenomen.
Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging verweten geëxpliciteerde gedragingen heeft verricht. Voor het oordeel dat verdachte (anderszins) heeft ingehaald of is voorbijgereden zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van de fietsster of op die fietsster te anticiperen, biedt/bieden het dossier en/of het verhandelde ter terechtzitting evenmin voldoende bewijsmiddelen. Het hof is daarom van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier,
en op 05 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.