Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Lefier,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
LJN: BC5012), voorop dat bij de beoordeling van dergelijke incidentele vorderingen geldt:
(a) dat de incidenteel eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde schorsing van de executie,
(b) dat bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, en
(c) dat bij deze belangenafweging de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing moet blijven.
Nu bij de beoordeling van een incidentele vordering als hier bedoeld ook geldt dat in beginsel moet worden uitgegaan van de beslissing van de vorige rechter, zal de incidenteel eiser aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door de vorige rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken, dan wel zal de incidenteel eiser aannemelijk hebben te maken dat het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust.
NJ1993, 468). Naar het oordeel van het hof wegen de belangen van [geïntimeerde] bij het betrekken van een nieuwe woning in een hindervrije omgeving, nadat hij jarenlang overlast van (onder meer) andere huurders van Lefier heeft moeten ondergaan, zwaarder dan de belangen van Lefier bij handhaving van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist. Anders dan Lefier meent, wordt haar daarmee niet een effectief hoger beroep onthouden.
dinsdag 30 juli 2013voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].