2.12Ter nadere zitting van 13 juni 2013 is[C] als getuige gehoord. Zijn verklaring luidt als volgt:
“In antwoord op vragen van het Hof verklaart de getuige dat hij eigenaar is van ‘[E] uitzendbureau’. Het uitzendbureau is inmiddels gewijzigd in een montagebureau. Destijds was belanghebbende werkzaam voor het uitzendbureau gedurende 1 à 2 dagen per week. Voor zover de getuige zich kan herinneren, het is inmiddels alweer een aantal jaren geleden, had belanghebbende geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met de getuige. De getuige had met belanghebbende echter afgesproken dat belanghebbende sowieso 1 dag per week werkzaamheden zou verrichten tegen een netto vergoeding van € 70 per dag.
De voorzitter houdt de getuige een afschrift van de grootboekrekening voor waarin de betalingen aan belanghebbende voor het jaar 2008 zijn geboekt. Uit die grootboekrekening volgt dat op 20 juni 2008 een bedrag van € 630 en op 15 augustus 2008 een bedrag van € 140 is betaald vanuit [C] BV en dat volgens het grootboek op 31 december 2008 een bedrag van € 776,48 is geboekt vanuit privé.
In antwoord op de vraag van het Hof of die boekingen correct zijn, verklaart de getuige dat hij denkt dat die gegevens afkomstig zijn van zijn boekhouder, dat de gegevens hem niets zeggen maar dat het zou kunnen dat die gegevens juist zijn.
De voorzitter houdt de getuige voor dat de boekhouder zou hebben verklaard dat de getuige het bedrag van € 776,48 een eindafrekening van niet uitgekeerd vakantiegeld en niet opgenomen vakantiedagen betrof. Nadien heeft belanghebbende die verklaring evenwel ingetrokken omdat die verklaring niet juist zou zijn.
In antwoord hierop verklaart de getuige dat hij niet weet of de verklaring van de boekhouder wel of niet juist is. Voor zover de getuige zich het nog kan herinneren ging het om de betaling van 10 of 11 werkdagen.
De voorzitter citeert de verklaring van de getuige van 22 maart 2012:
“Ondanks diverse verzoeken (aandringen) van [X], is hij naar [R] gekomen om zijn tegoed op te komen halen. Ik heb dan ook uit mijn privé middelen het verschuldigde bedrag aan [X] contant uitbetaald. Vanwege goed vertrouwen heb ik [X]niet voor ontvangst laten tekenen.”
In antwoord op de vraag van het Hof of die verklaring juist is, verklaart de getuige dat die verklaring klopt.
In antwoord op de vraag van het Hof wanneer belanghebbende bij de getuige langs is geweest, verklaart de getuige dat hij dat niet meer weet. De getuige herinnert zich evenwel dat belanghebbende bij hem thuis voor de deur heeft gestaan en dat de getuige het bedrag aan belanghebbende in contanten heeft betaald.
In antwoord op de vraag van het Hof of de betaling in één dan wel twee of meerdere keren heeft plaatsgehad, verklaart de getuige dat hij dat niet meer weet. De getuige herinnert zich dat hij het bedrag in contanten heeft betaald.
De voorzitter houdt het gespreksverslag van [D] voor:
“[C] verklaard dat het bedrag van € 776,48 niet in één keer is uitbetaald. (…) [C] verklaard dat het bedrag van € 770 vermoedelijk minimaal in 3 of 4 keer is uitbetaald.”
In antwoord hierop verklaart de getuige dat de zinsnede “vermoedelijk in 3 of 4 keer is uitbetaald” niet klopt. Wellicht dat [D] de getuige verkeerd heeft begrepen, maar het gesprek heeft inmiddels ook alweer enige tijd geleden plaatsgehad. De getuige verklaart voorts dat hij weet dat hij contant betaald heeft, maar of hij dit in één dan wel twee keer heeft gedaan, dat kan hij zich niet meer herinneren. De getuige weet dat het geld is betaald vanuit de BV. De getuige had namelijk contant geld in huis voor dieselgeld en dergelijke. Daartoe pinde hij bedragen. Voor de betaling van het bedrag dat hij aan belanghebbende heeft uitbetaald, heeft de getuige geen afzonderlijke pinopname gedaan. De getuige verklaart dat in de administratie afschriften werden bijgevoegd van de pingegevens waaruit blijkt dat de getuige vanuit de BV betalingen deed.
De voorzitter houdt de getuige voor dat die afschriften niet tot de stukken van het geding behoren.
De getuige verklaart dat hij zich weliswaar heeft voorbereid op deze zitting, maar dat hij die gegevens niet voorhanden heeft en dat hij zich min of meer overvallen voelt door deze vragen.
De getuige verklaart desgevraagd dat hij niet meer weet of het bedrag in één of twee keer is uitbetaald. Hij weet echter wel dat het totaalbedrag in contanten is uitbetaald.
De getuige verklaart voorts dat hij nooit contante betalingen deed en dat hij alle betalingen via de bank deed. De getuige heeft geen kasboek bijgehouden maar hij heeft de boekhouder wel verteld wat hij met het geld deed.
Voorts verklaart de getuige dat [X-Y] hem in het jaar 2008 frequent belde over het geld en dat zij dit zo snel mogelijk nodig had. De getuige heeft toen gezegd dat belanghebbende dat geld dan maar bij hem thuis moest komen ophalen. Belanghebbende is toen zelf bij hem aan de deur geweest om het geld op te halen. Omdat belanghebbende het geld snel nodig had, de reden daarvan dat weet de getuige niet, is het geld in contanten uitbetaald en niet, zoals de getuige normaal wel zou doen, via de bank overgemaakt.
De getuige verklaart desgevraagd dat hij de daguren van zijn werknemers bijhield. De uitbetaling van het salaris vond maandelijks plaats.
De gemachtigde van belanghebbende houdt de getuige de vraag voor of hij zich mogelijk vergist met een andere persoon aan wie hij contante bedragen heeft uitbetaald, bijvoorbeeld een zeker Danny, Erik of Martin.
In antwoord hierop verklaart de getuige dat hij alle betalingen via de bank overmaakte en dat hij geen contante betalingen deed. De getuige verklaart dat hij, behoudens dit ene geval, nooit aan enig persoon contante betalingen heeft gedaan.”