ECLI:NL:GHARL:2013:4428

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
KS 24-003059-10 25-6-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor meervoudige verkrachting en mishandeling van drie partners

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is beschuldigd van meervoudige verkrachting en mishandeling van drie vrouwen met wie hij relaties heeft gehad. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting door zijn partners te dwingen tot seksuele handelingen, vaak door middel van geweld en bedreiging. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee van zijn partners en ernstige bedreigingen aan het adres van een van hen. Het hof heeft de bewijsvoering gebaseerd op verklaringen van de slachtoffers, die consistent en geloofwaardig zijn bevonden. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat zijn verklaringen niet geloofwaardig waren. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor immateriële schade en kosten van rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-003059-10
Uitspraak d.d.: 25 juni 2013
Tegenspraak
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 13 december 2010 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op[1963],
wonende te [adres], [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 oktober 2012 en 11 juni 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de eerste rechter en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair en 5 onder a, b en c aan hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de periode die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht, alsmede strekkende tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
dr. mr. J. Boksem, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, voor zover dat vonnis onderworpen is aan hoger beroep, vernietigen omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het hof zal daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd - voor zover hier van belang - dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2000 tot en met 1 november 2007, op diverse data en/of tijdstippen, te [plaats1] en/of te [plaats2], (althans) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] en/of [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1] en/of [benadeelde], hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer1] geduwd en/of gebracht en/of zijn penis in de vagina en/of anus en/of de mond van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
  • die [slachtoffer1] bij de haren heeft gepakt en/of (vervolgens) tegen de muur heeft geslagen en/of
  • zijn handen om de keel van die [slachtoffer1] heeft geplaatst en/of de keel van die [slachtoffer1] heeft dichtgedrukt en/of
  • die [slachtoffer1] (meermalen en/of met kracht) tegen het lichaam heeft geschopt en/of geslagen en/of
  • een handdoek in de mond van die [slachtoffer1] heeft gestopt (om te voorkomen dat die [slachtoffer1] zou gaan schreeuwen), terwijl die [slachtoffer1] (telkens) zei dat ze niet wilde,
en/of
dat verdachte met gebruikmaking van zijn psychische en/of fysieke overwicht op die [slachtoffer1] een situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer1] zich niet tegen/aan de seksuele handelingen van verdachte kon verzetten en/of onttrekken en/of (telkens) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan
en/of
  • met kracht) die [benadeelde] bij het lichaam heeft vastgepakt en/of de armen van die [benadeelde] heeft vastgehouden en/of
  • met kracht) de benen van die [benadeelde] uit elkaar heeft geduwd en/of getrokken en/of
  • die [benadeelde] in de nek en/of de borsten heeft gebeten
en/of
dat verdachte met gebruikmaking van zijn psychische en/of fysieke overwicht op die [benadeelde] een situatie heeft doen ontstaan waarin die [benadeelde] zich niet tegen/aan de seksuele handelingen van verdachte kon verzetten en/of onttrekken en/of (telkens) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2007 tot en met 1 november 2007, te [plaats2], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [benadeelde] gedurende een aantal dagen in een kast (in een woning gelegen aan de [straat] aldaar) heeft opgesloten en/of vastgehouden (waarbij die [benadeelde] die kast alleen mocht verlaten voor toiletbezoek) en/of (daarbij) die [benadeelde] (voortdurend) gecontroleerd en/of onder controle gehouden en/of (aldus) (telkens) heeft belet/belemmerd dat die [benadeelde] die kast en/of voornoemde woning kon verlaten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2000 tot en met 1 november 2007, op diverse data en/of tijdstippen, te [plaats2], (althans) in de gemeente [gemeente] en/of te [plaats1] en/of (elders) in Nederland, (meermalen) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer1] en/of [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
in of omstreeks de periode van 10 augustus 2000 tot en met 4 mei 2007
  • meermalen en/of met kracht en/of met gebalde vuist(en)) in/tegen het gezicht en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
  • meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet) tegen het lichaam van die [slachtoffer1] heeft getrapt en/of geschopt en/of
  • heeft getracht een brandende sigaret in het gezicht van die [slachtoffer1] uit te drukken
en/of
in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 november 2007
  • meermalen en/of met kracht) in/tegen het gezicht en/of hoofd van die [benadeelde] heeft geslagen en/of geschopt en/of
  • met kracht) het gezicht/hoofd van die [benadeelde] tegen de muur heeft geslagen en/of
  • meermalen en/of met kracht) in/tegen de buik van die [benadeelde] heeft geslagen en/of geschopt, terwijl die [benadeelde] zwanger was,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrij(f)(ven) niet is/zijn voltooid;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2000 tot en met 1 november 2007, op diverse data en/of tijdstippen, te [plaats2], (althans) in de gemeente [gemeente] en/of te [plaats1] en/of (elders) in Nederland, (meermalen) opzettelijk (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer1] en/of [benadeelde] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte (telkens):
in of omstreeks de periode van 10 augustus 2000 tot en met 4 mei 2007
  • met gebalde vuist(en)) in/tegen het gezicht en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer1] geslagen en/of gestompt en/of
  • met geschoeide voet) tegen het lichaam van die [slachtoffer1] getrapt en/of geschopt en/of
  • op of omstreeks 4 mei 2007) aan de haren van die [slachtoffer1] getrokken
en/of
in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 november 2007
  • in/tegen het gezicht en/of hoofd en/of tegen de benen van die [benadeelde] geslagen en/of geschopt en/of
  • in de buik van die [benadeelde] geslagen en/of geschopt (terwijl die [benadeelde] zwanger was) en/of
  • aan de haren van die [benadeelde] getrokken
waardoor deze(n) (telkens) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
5.
A.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2005 tot en met 19 mei 2006, te [plaats1], in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte die [slachtoffer2] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer2] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal,
  • die [slachtoffer2] in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of
  • die [slachtoffer2] tegen haar benen heeft geschopt/getrapt en/of
  • die [slachtoffer2] - terwijl zij huilde/schreeuwde, in ieder geval kenbaar maakte niet te willen - die [slachtoffer2] heeft vastgepakt, op haar rug op een bed heeft gelegd/geduwd/gegooid en/of/vervolgens zijn verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer2] heeft geduwd, zulks terwijl die [slachtoffer2] zeer onlangs een operatieve ingreep in/aan haar vagina had ondergaan en/of
  • die [slachtoffer2] bij haar polsen heeft vastgepakt/vastgehouden
en/of
dat verdachte met gebruikmaking van zijn psychische en/of fysieke overwicht op die [slachtoffer2] een situatie heeft doen ontstaan waarin die [slachtoffer2] zich niet aan/tegen de seksuele handelingen van verdachte kon onttrekken en/of verzetten en/of/aldus voor die [slachtoffer2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
B.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2005 tot en met 19 mei 2006, te [plaats1], in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk [slachtoffer2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer2] gedurende een aantal dagen, althans enige tijd, in een woning, gelegen aan de Kleiwerf aldaar, heeft opgesloten en/of vastgehouden en/of de GSM en de (auto)sleutels van die [slachtoffer2] heeft afgepakt en/of (daarbij) die [slachtoffer2] (voortdurend) heeft gecontroleerd en/of onder controle heeft gehouden en/of (aldus) (telkens) heeft belet/belemmerd dat die [slachtoffer2] voornoemde woning kon verlaten;
en/of
C.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2005 tot en met 19 mei 2006, te [plaats1], in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
  • die [slachtoffer2] een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) laten zien en/of/daarbij die [slachtoffer2] de woorden toegevoegd: "Denk erom, je kan tot zo ver gaan" en/of
  • een glasscherf tegen de keel van die [slachtoffer2] gehouden en gezegd, dat hij, verdachte, de keel van die [slachtoffer2] zou opensnijden en/of
  • die [slachtoffer2] uit de woning meegenomen en gezegd, dat hij, verdachte, die [slachtoffer2] van de balustrade zou gooien als ze niet mee zou gaan en/of/vervolgens een hand op de mond van die [slachtoffer2] gedaan/gehouden en/of/vervolgens die [slachtoffer2] een auto ingesleurd en/of/vervolgens is verdachte naar een meertje gereden en/of/vervolgens heeft verdachte gezegd dat hij die [slachtoffer2] in het water zou gooien.
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ter zake van het onder 2, 3 primair en 5 onder B ten laste gelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2, 3 primair en 5 onder B ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 en onder 5 onder B ten laste gelegde overweegt het hof hiertoe dat het wettig bewijs ontbreekt nu de aangifte van [benadeelde] respectievelijk [slachtoffer2] geen ondersteuning vindt in enig ander bewijsmiddel.
Met betrekking tot het onder 3 primair ten laste gelegde overweegt het hof hiertoe dat het wettig bewijs ontbreekt nu de aangifte van [slachtoffer1] respectievelijk [benadeelde] geen ondersteuning vindt in enig ander bewijsmiddel.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 1, 3 subsidiair, 5 onder A en 5 onder C ten laste gelegde.
Algemeen kader
Tegen de verdachte is aangifte gedaan door [slachtoffer1], [benadeelde] en [slachtoffer2].
Deze vrouwen hebben, ieder voor zich, verklaard dat zij een relatie hebben gehad met verdachte en dat tijdens deze relatie zij door verdachte zijn bedreigd, mishandeld en verkracht.
De verdachte heeft in alle stadia van het onderzoek op consistente wijze ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan al hetgeen aan hem is ten laste gelegd. Wel heeft verdachte erkend dat achtereenvolgens sprake is geweest van een relatie tussen de verdachte en ieder van de drie genoemde vrouwen en dat binnen die relaties telkens sprake is geweest van seksueel contact.
Het hof stelt derhalve vast dat verdachte met elk van de drie aangeefsters een relatie heeft gehad en dat binnen deze relatie tussen verdachte en elk van de drie aangeefsters seksueel contact heeft plaatsgevonden.
Het hof ziet zich aldus gesteld voor de vraag met betrekking tot de door elk van de drie aangeefsters gedane beschuldigingen van bedreiging, mishandeling en verkrachting door verdachte of de verklaringen van deze drie aangeefsters danwel de verklaringen van verdachte geloofwaardig zijn en, indien het hof oordeelt dat de voor de verdachte belastende verklaringen geloofwaardig zijn, de vraag of die verklaringen wettig en overtuigend bewijs opleveren.
Genoemde vrouwen zijn meerdere keren verhoord door de politie en zijn daarnaast gehoord door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Leeuwarden. Bij de rechter-commissaris heeft de verdediging gebruik gemaakt van het ondervragingsrecht.
Het hof stelt vast dat genoemde vrouwen op consistente wijze hebben verklaard. Daarnaast stelt het hof vast dat voor onderdelen van de door de vrouwen afgelegde verklaringen steunbewijs aanwezig is, afkomstig uit andere bron, zoals hieronder nader zal worden aangegeven.
Het hof stelt vast dat de algehele ontkenning van de verdachte deels wordt tegengesproken door meerdere verklaringen van getuigen of verbalisanten die hebben aangegeven letsel te hebben waargenomen bij één of meer van de genoemde vrouwen, alsmede door meerdere verklaringen van getuigen die hebben waargenomen dat sprake was van ruzie tussen de verdachte en één of meer van de genoemde vrouwen. Daarnaast stelt het hof op grond van de verklaringen die door [benadeelde] en door de getuige [getuige] zijn afgelegd vast dat de verdachte onjuist heeft verklaard over het wegbrengen van [benadeelde] van [plaats2] naar [plaats3].
Het hof heeft geen enkele aanwijzing bekomen op grond waarvan de door de drie hierboven genoemde vrouwen bij de politie en bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen als niet accuraat, niet betrouwbaar, dan wel ongeloofwaardig kunnen worden bestempeld.
Met de enkele bewering van de verdachte dat de drie vrouwen van elkaar wisten wat ze bij de politie hadden verklaard over hem en dat de politie het, samen met de drie vrouwen, allemaal mooi in elkaar heeft gezet, suggereert de verdachte kennelijk dat sprake moet zijn geweest van onderlinge afstemming van de verklaringen. Deze enkele bewering van de verdachte acht het hof niet aannemelijk geworden, mede nu geen enkele concrete aanwijzing bestaat voor het door de verdachte gestelde.
Het hof heeft wel reden om de verklaringen van de verdachte met betrekking tot het aan hem ten laste gelegde ongeloofwaardig te achten.
Het hof gaat bij de beoordeling van de telaste gelegde feiten dan ook uit van de juistheid van hetgeen de drie vrouwen bij de politie en bij de rechter-commissaris hebben verklaard.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het hof van oordeel dat voor het bewijs ten aanzien van elk van de aangeefsters de verklaringen afgelegd door de andere aangeefsters kunnen worden gebruikt. Het hof komt tot dit oordeel gelet op overeenkomsten in de verklaringen van aangeefsters, waaruit blijkt dat sprake is van een hoge mate van overeenstemming in de wijze waarop de vrouwen door de verdachte zijn behandeld.
Op grond van die verklaringen stelt het hof met betrekking tot de modus operandus van de verdachte het volgende vast.
In de periode van de aanloop naar het huwelijk, wanneer de opbouw van de relatie plaatsvindt, komt de verdachte op de vrouwen over als een voorkomende en charmante man.
Na de sluiting van elk huwelijk vindt er telkens direct nadat de verdachte met zijn vrouw wordt herenigd een drastische omslag plaats in het gedrag van de verdachte.
Wat zich aanvankelijk liet aanzien als een harmonieuze relatie, verandert - kennelijk zonder enkele aanleiding - in een situatie waarin de verdachte de handel en wandel van zijn vrouw in verregaande mate bepaald en in een gewelddadige relatie, waarbij geweld uitgaat van de verdachte, in de vorm van bedreiging, mishandeling en verkrachting. Door elk van de drie vrouwen is verklaard dat de verdachte onmatig vaak seksueel contact verlangde, waarbij hij op ruwe wijze te werk ging en geen rekening hield met zijn partner.
Het hof stelt vast dat aldus sprake is van bepaalde, de verdachte kenmerkende, handelingen en/of gedragspatronen die bij diverse gelegenheden zijn waargenomen en die onderlinge gelijkenis vertonen en die telkens te zien zijn bij de afzonderlijke ten laste gelegde delicten.
De onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer1] -
De aangifte van verkrachting van [slachtoffer1] bevat als opvallend element hetgeen zij heeft verklaard over de eerste keer dat zij door de verdachte is verkracht, nadat zij net in Nederland was aangekomen. Aangeefster heeft daarover verklaard dat de verdachte toen net een operatie aan zijn penis had ondergaan, waarna gedurende ongeveer twintig dagen continue een slangetje was ingebracht in zijn urineleider, door middel waarvan hij zijn urine diende te lozen in een zakje dat aan of op zijn been aangebracht was.
Eén en ander kon de verdachte er echter niet van weerhouden haar te verkrachten, waarbij het slangetje in de urineleiderbuis bleef, aldus [slachtoffer1].
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht het hof dit onderdeel van de verklaring van [slachtoffer1] niet een volkomen ongeloofwaardig verhaal. Het is weliswaar een absurd verhaal, maar dan in die zin dat het gaat om absurd gedrag van de verdachte. Dat gedrag past evenwel in het beeld dat van de verdachte opdoemt uit het strafdossier. Verdachte bepaalde wanneer er seksueel contact plaatsvond en hield daarbij geen rekening met zijn partner.
Voor dit onderdeel van de verklaring van [slachtoffer1] is steunbewijs aanwezig in hetgeen de verdachte op 29 oktober 2009 in het politieverhoor heeft verklaard, in zoverre dat de verdachte de ondergane operatie aan de penis en het dragen van een katheter op het door [slachtoffer1] bedoelde moment heeft bevestigd.
Welliswaar verklaart verdachte op een later tijdstip in datzelfde politieverhoor dat die operatie pas op een later moment (het hof begrijpt: op een later moment dan vlak voor de aankomst van [slachtoffer1] in Nederland) heeft plaatsgevonden. Het hof acht dit laatste onderdeel van de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig nu de verdachte pas met dit gegeven naar voren komt nadat de politie hem in het verhoor heeft geconfronteerd met een ander belastend gegeven, dat betrekking heeft op de door de verdachte aan [slachtoffer1] opgedragen plicht tot het dragen van een hoofddoek.
De verdachte verklaart derhalve niet consistent en is daarmee later in dat verhoor niet (meer) geloofwaardig. Het hof betrekt hierbij de omstandigheid dat [slachtoffer1] heeft verklaard dat de verdachte twee keer aan zijn penis is geopereerd, hetgeen zijn bevestiging vindt in de brief van de uroloog van 2 maart 2001 en de eveneens op de zitting van 22 juni 2012 overlegde brief van de uroloog van 20 september 2000
Aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsvoering, meer in het bijzonder: het bewijsminimum, is hiermee voldaan. De inhoud van de aangifte wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron dan aangeefster.
Het hof acht daarnaast de bewijsmiddelen voor de - eveneens - onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [benadeelde] en de onder 5 onder A ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2] mede redengevend voor het bewijs van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer1]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van een modus operandus - zoals hierboven beschreven - die overeenkomt met de modus operandus met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer1].
Het hof acht eveneens redengevend de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte op een bijzonder directieve en bedreigende wijze is omgegaan met [slachtoffer1]. Die handelingen van de verdachte duiden er op dat de verdachte [slachtoffer1] niet als een gelijkwaardige partner met een eigen te respecteren wil heeft beschouwd, ook op het gebied van seks. Illustratief in dit kader is dat de verdachte haar volgens [slachtoffer1] meerdere keren voor hoer heeft uitgemaakt. Die houding van de verdachte is veelzeggend ten aanzien van zijn gebrek aan respect voor [slachtoffer1] en haar lichamelijke integriteit.
Het hof acht daarnaast bewijsmiddelen waaruit blijkt van ander fysiek geweld van de verdachte jegens [slachtoffer1] (mishandeling) redengevend voor het onder 1 ten laste gelegde. Ook uit die handelingen van de verdachte blijkt van een gebrek aan respect voor [slachtoffer1] en haar lichamelijke integriteit.
In dit kader acht het hof eveneens redengevend de bewijsmiddelen voor de onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [benadeelde] en de onder 5 onder C ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer2] mede redengevend voor het bewijs van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer1].
Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van eenzelfde directieve, bedreigende en agressieve houding van de verdachte tegenover zijn partner.
De onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [benadeelde] -
De melding van verkrachting van [benadeelde] op 8 januari 2008 bevat als opvallend element hetgeen zij heeft verklaard over de eerste keer dat zij door de verdachte op bed is verkracht. Aangeefster heeft daarover verklaard dat de verdachte haar direct daaraan voorafgaand heeft bedreigd met een mes dat hij uit de keuken heeft gepakt. Voor dit onderdeel van de verklaring van [benadeelde] is steunbewijs aanwezig in hetgeen de verdachte op 3 november 2009 in het politieverhoor heeft verklaard, in zoverre dat de verdachte heeft verklaard dat hij een mes naast zijn bed aanwezig heeft. Dat mes is door de politie aangetroffen bij een onderzoek in de woning van de verdachte, naast het hoofdeinde van het bed. Het mes is door de politie beschreven als zijnde een enorm vleesmes. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij dat mes daar had liggen uit angst voor een nieuwe overval in zijn woning. Het hof acht dit laatste onderdeel van de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. De verdachte heeft weliswaar “spontaan” verklaard over de aanwezigheid van dat mes naast zijn bed, maar die spontaniteit zal er mee te maken hebben dat de politie daaraan voorafgaand aan de verdachte heeft gevraagd om toestemming voor een huiszoeking.
De verdachte beseft immers op dat moment dat er een aanmerkelijke kans is dat de politie het mes daar zal aantreffen en probeert zich in de ogen van het hof aanstonds in te dekken met een in zijn visie redelijke verklaring voor de aanwezigheid van het mes op die plaats in de woning.
Aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsvoering, meer in het bijzonder: het bewijsminimum, is hiermee voldaan. De inhoud van de aangifte wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron dan aangeefster.
Het hof hanteert ook met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [benadeelde] schakelbewijs. Het hof acht de bewijsmiddelen voor de - eveneens - onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer1] en de onder 5 onder A ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2] mede redengevend voor het bewijs van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [benadeelde]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van een modus operandus - zoals hierboven beschreven - die overeenkomt met de modus operandus met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [benadeelde].
Het hof acht eveneens redengevend de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte op een bijzonder denigrerende en bedreigende wijze is omgegaan met [benadeelde]. Die handelingen van de verdachte duiden er op dat de verdachte [benadeelde] niet als een gelijkwaardige partner met een eigen te respecteren wil heeft beschouwd, ook op het gebied van seks.
Illustratief in dit kader is dat [benadeelde] heeft verklaard dat de verdachte haar in dat opzicht als een dier benaderde (het hof begrijpt: behandelde). Die houding van de verdachte is veelzeggend ten aanzien van zijn gebrek aan respect voor [benadeelde] en haar lichamelijke integriteit.
Het hof acht daarnaast bewijsmiddelen waaruit blijkt van ander fysiek geweld van de verdachte jegens [benadeelde] (mishandeling) redengevend voor het onder 1 ten laste gelegde. Ook uit die handelingen van de verdachte blijkt van een gebrek aan respect voor [benadeelde] en haar lichamelijke integriteit.
In dit kader acht het hof eveneens redengevend de bewijsmiddelen voor de onder
3
subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer1] en de onder 5 onder C ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer2] mede redengevend voor het bewijs van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [benadeelde]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van eenzelfde denigrerende, bedreigende en agressieve houding van de verdachte tegenover zijn partner.
De onder 5 onder A ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2] -
In haar aangifte van verkrachting heeft [slachtoffer2] zich afgevraagd waarom de buren nooit de politie hebben ingeschakeld in reactie op haar luide geroep, gegil en gehuil. Voor dit onderdeel van haar verklaring is steunbewijs aanwezig in de resultaten van het buurtonderzoek, te weten de bevindingen bij het bezoek aan buurvrouw [naam], in de melding uit rapportage van 28 april 2006 (pagina 141-k van het politie-onderzoek) en het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2006 (pagina 141-n van het politie-onderzoek).
Aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsvoering, meer in het bijzonder: het bewijsminimum, is hiermee voldaan. De inhoud van de aangifte wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron dan aangeefster.
Het hof hanteert ook met betrekking tot de onder 5 onder A ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2] schakelbewijs. Het hof acht de bewijsmiddelen voor de onder 1 ten laste gelegde verkrachtingen van [slachtoffer1] en [benadeelde] mede redengevend voor het bewijs van de onder 5 onder A ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van een modus operandus - zoals hierboven beschreven - die overeenkomt met de modus operandus met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2].
Het hof acht eveneens redengevend de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte op een bijzonder directieve en bedreigende wijze is omgegaan met [slachtoffer2]. Die handelingen van de verdachte duiden er op dat de verdachte [slachtoffer2] niet als een gelijkwaardige partner met een eigen te respecteren wil heeft beschouwd, ook op het gebied van seks. Illustratief in dit kader is dat de verdachte haar volgens [slachtoffer2] meerdere keren voor hoer heeft uitgemaakt. Die houding van de verdachte is veelzeggend ten aanzien van zijn gebrek aan respect voor [slachtoffer2] en haar lichamelijke integriteit.
Het hof acht daarnaast bewijsmiddelen waaruit blijkt van ander fysiek geweld van de verdachte jegens [slachtoffer2] (mishandeling) redengevend voor het onder 5 onder A ten laste gelegde. Ook uit die handelingen van de verdachte blijkt van een gebrek aan respect voor [slachtoffer2] en haar lichamelijke integriteit.
In dit kader acht het hof eveneens redengevend de bewijsmiddelen voor de onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer1] en [benadeelde] mede redengevend voor het bewijs van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van eenzelfde denigrerende, bedreigende en agressieve houding van de verdachte tegenover zijn partner.
De onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer1] –
Het hof is van oordeel dat het door verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de lezing van de feiten door de verdachte niet aannemelijk geworden. Tot die bewijsmiddelen behoren de verklaringen van [slachtoffer1] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 3 december 2009.
Aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsvoering, meer in het bijzonder: het bewijsminimum, is hiermee voldaan. De inhoud van de aangifte wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron dan aangeefster.
Daarnaast acht het hof de bewijsmiddelen voor de mishandeling van [benadeelde] en [slachtoffer2] mede redengevend voor het bewijs van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer1]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van eenzelfde gewelddadige houding van de verdachte tegenover zijn partner.
De onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [benadeelde] –
Het hof is van oordeel dat het door verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de lezing van de feiten door de verdachte niet aannemelijk geworden. Tot die bewijsmiddelen behoren de verklaringen van [benadeelde] en de verklaringen die door de getuige [getuige] zijn afgelegd.
Aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsvoering, meer in het bijzonder: het bewijsminimum, is hiermee voldaan. De inhoud van de aangifte wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron dan aangeefster.
Daarnaast acht het hof de bewijsmiddelen voor de mishandeling van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] mede redengevend voor het bewijs van de onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [benadeelde]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van eenzelfde gewelddadige houding van de verdachte tegenover zijn partner.
De onder 5 onder C ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer2] –
Het hof is van oordeel dat het door verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 5 onder C ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en acht de lezing van de feiten door de verdachte niet aannemelijk geworden.
In haar aangifte van bedreiging heeft [slachtoffer2] zich afgevraagd waarom de buren nooit de politie hebben ingeschakeld in reactie op haar luide geroep, gegil en gehuil. Voor dit onderdeel van haar verklaring is steunbewijs aanwezig in de resultaten van het buurtonderzoek, te weten de bevindingen bij het bezoek aan buurvrouw [naam], in de melding uit rapportage van 28 april 2006 (pagina 141-k van het politie-onderzoek) en het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2006 (pagina 141-n van het politie-onderzoek).
Aan de wettelijke eisen met betrekking tot de bewijsvoering, meer in het bijzonder: het bewijsminimum, is hiermee voldaan. De inhoud van de aangifte wordt ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit een andere bron dan aangeefster.
Het hof acht daarnaast bewijsmiddelen waaruit blijkt van fysiek geweld van de verdachte jegens [slachtoffer2] (mishandeling) redengevend voor het onder 5 onder C ten laste gelegde, nu uit die handelingen van de verdachte eveneens blijkt van een gebrek aan respect voor [slachtoffer2].
Daarnaast acht het hof de bewijsmiddelen voor de bedreiging van [slachtoffer1] en [benadeelde] mede redengevend voor het bewijs van de onder 5 onder C ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer2]. Dit, nu uit die bewijsmiddelen blijkt van eenzelfde bedreigende houding van de verdachte tegenover zijn partner.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 subsidiair en
5
onder a en c aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 10 augustus 2000 tot en met 1 november 2007 op diverse data en/of tijdstippen te [plaats1] en/of te [plaats2] door geweld [slachtoffer1] en [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1] en [benadeelde], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer1] geduwd en/of gebracht en zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld hierin dat verdachte:
  • die [slachtoffer1] bij de haren heeft gepakt en tegen de muur heeft geslagen en
  • zijn handen om de keel van die [slachtoffer1] heeft geplaatst en de keel van die [slachtoffer1] heeft dichtgedrukt en
  • die [slachtoffer1] meermalen en met kracht tegen het lichaam heeft geschopt en geslagen en
  • een handdoek in de mond van die [slachtoffer1] heeft gestopt,
en
  • met kracht die [benadeelde] bij het lichaam heeft vastgepakt en de armen van die [benadeelde] heeft vastgehouden en
  • met kracht de benen van die [benadeelde] uit elkaar heeft geduwd en
  • die [benadeelde] in de nek en de borsten heeft gebeten;
3
subsidiair.
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2000 tot en met 1 november 2007 op diverse data en/of tijdstippen te [plaats2] en/of te [plaats1] meermalen opzettelijk personen, te weten [slachtoffer1] en [benadeelde] heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
in de periode van 10 augustus 2000 tot en met 4 mei 2007 met gebalde vuisten tegen het gezicht en tegen het lichaam van die [slachtoffer1] geslagen en met geschoeide voet tegen het lichaam van die [slachtoffer1] getrapt en aan de haren van die Bensaddik getrokken
en
in de periode van 1 juli 2007 tot en met 1 november 2007 tegen het gezicht geslagen en tegen de benen van die [benadeelde] geschopt en in de buik van die [benadeelde] geslagen en geschopt - terwijl die [benadeelde] zwanger was - en aan de haren van die [benadeelde] getrokken
waardoor deze [slachtoffer1] en [benadeelde] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
5.
A.
hij in de periode van 17 december 2005 tot en met 19 mei 2006 te [plaats1] door geweld [slachtoffer2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte die [slachtoffer2] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer2] duwde/bracht, en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer2] heeft geslagen en die [slachtoffer2], terwijl zij huilde/schreeuwde niet te willen, die [slachtoffer2] heeft vastgepakt, op haar rug op een bed heeft gelegd/geduwd/gegooid en vervolgens zijn verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer2] heeft geduwd, zulks terwijl die [slachtoffer2] zeer onlangs een operatieve ingreep aan haar vagina had ondergaan en die [slachtoffer2] bij haar polsen heeft vastgehouden;
en
C.
hij in de periode van 17 december 2005 tot en met 19 mei 2006 te [plaats1] meermalen [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp laten zien en tegen die [slachtoffer2] gezegd dat hij, verdachte, de keel van die [slachtoffer2] met een glasscherf zou opensnijden en die [slachtoffer2] uit de woning meegenomen en gezegd dat hij, verdachte, die [slachtoffer2] van de balustrade zou gooien als ze niet mee zou gaan en vervolgens een hand op de mond van die [slachtoffer2] gedaan/gehouden en vervolgens die [slachtoffer2] een auto ingesleurd en vervolgens naar een meertje is gereden en gezegd dat hij die [slachtoffer2] in het water zou gooien.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
(onder a) verkrachting, meermalen gepleegd

en

(onder c) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Omtrent de persoon van de verdachte is op 8 december 2009 - zeer summier - gerapporteerd door drs. R.R. Beth, forensisch gedragsdeskundige en orthopedagoog. Beth heeft geconcludeerd dat een gesprek met de verdachte niet mogelijk is doordat de verdachte, ondanks een poging daartoe door Beth, daaraan niet wil meewerken.
Omtrent de persoon van de verdachte is daarnaast op 5 januari 2010 gerapporteerd door
T. den Boer, psychiater in opleiding. Den Boer heeft geconcludeerd dat het niet mogelijk is een uitspraak te doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, aangezien de verdachte het aan hem ten laste gelegde ontkent.
Door F.R. Kruisdijk, psychiater, en J. Heerschop, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC) in Utrecht is op 25 oktober 2010 - uitvoerig - gerapporteerd over de persoon van de verdachte. Dit rapport houdt als conclusie in dat het niet mogelijk is een uitspraak te doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, aangezien de verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek in het PBC.
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich meerdere keren schuldig gemaakt aan verkrachting, door tijdens zijn achtereenvolgende relaties met drie vrouwen hen te dwingen tot het ondergaan en/of verrichten van seksuele handelingen. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van deze vrouwen in ernstige mate geschonden, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich kan brengen.
De verdachte is met voorbijgaan aan de belangen van deze vrouwen slechts uit geweest op de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Het hof heeft ter zake van het onder
1
en 5 onder a bewezen verklaarde delict verkrachting gelet op een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging per zaak van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf voor de duur van vierentwintig maanden meebrengt.
De verdachte heeft zich daarnaast meerdere keren schuldig gemaakt aan mishandeling van twee van zijn drie toenmalige partners. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de desbetreffende vrouwen en heeft hen lichamelijk letsel en pijn toegebracht.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan ernstige mondelinge bedreigingen aan het adres van zijn toenmalige partner [slachtoffer2], alsmede aan ernstige bedreigende feitelijke handelingen aan het adres van die [slachtoffer2]. Bedreigende bewoordingen zoals de verdachte die zijn toenmalige vrouw heeft toegevoegd en bedreigende feitelijke handelingen zoals de verdachte die heeft verricht ten overstaan van zijn toenmalige vrouw, veroorzaken veelal gevoelens van angst en onveiligheid bij degene tegen wie die bewoordingen worden gericht of bij degenen ten overstaan van wie die feitelijke handelingen worden gepleegd.
Het hof houdt voorts rekening met het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 april 2013. Daaruit blijkt dat de verdachte niet is veroordeeld ter zake van het plegen van soortgelijke delicten, maar dat hij wel onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van andersoortige delicten. Dit pleit niet in het voordeel van de verdachte.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met het tijdsverloop, in die zin dat het al geruime tijd geleden is dat de strafbare feiten zich hebben voorgedaan.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het door de Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen over de verdachte opgemaakte reclasseringsadviesrapport van 29 januari 2010, en zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht werd aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd ter zake van de in eerste aanleg onder 3 subsidiair, 4 en 5 onder c ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten. Het openbaar ministerie heeft het ingestelde hoger beroep beperkt tot het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het in eerste aanleg de onder 4 bewezen verklaarde delict wordt derhalve overeenkomstig het bepaalde in artikel 423, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering, de straf bepaald zoals in het dictum is vermeld.
Vanwege de ernst van met name de onder 1 en 5 onder a bewezen verklaarde delicten en vanuit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie, is het hof van oordeel dat aan de verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw heeft gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.500,00 ter zake van immateriële schade en € 100,- ter zake van gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 100,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 242, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in eerste aanleg onder 4 bewezen verklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover dat aan hoger beroep onderworpen is, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 subsidiair en
5
ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 subsidiair en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 100,00(honderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 25 juni 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Van den Bergh en Wiarda zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.