4.1Het bewijs van de onredelijke bezwarendheid van het beding rust op [appellanten]. Het toepassingsgebied van de artikelen 6:236 en 6:237 BW is beperkt tot overeenkomsten met personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Voor reflexwerking van die bepalingen heeft [appellanten] onvoldoende gesteld. Proximedia heeft bij conclusie van dupliek stukken in het geding gebracht op grond waarvan [appellanten] kan worden geacht haar stellingen te hebben kunnen onderbouwen. Die onderbouwing van [appellanten] kan puntsgewijs als volgt worden samengevat:
- voor zover Proximedia in het begin van de contractsperiode het merendeel van de kosten zou maken, geldt dat [appellanten] al meteen na de ondertekening van de overeenkomst heeft aangegeven deze te willen beëindigen;
- het overgelegde cijfermateriaal is afkomstig van Proximedia zelf;
- de kostprijs per overeenkomst bedraagt € 3.642,-, de maandelijkse afschrijving daarop komt overeen met 37% van de betaalde maandtermijnen, veel minder dan de door [appellanten] te betalen 60%;
- niet inzichtelijk is waarom de kosten onder de noemer “commercialisatie payroll” na beëindiging van de overeenkomst doorlopen noch waarom 70% van de loonkosten van de algemeen directeur aan de overeenkomst toegerekend kan worden, laat staan na beëindiging van de overeenkomst; hetzelfde geldt voor de 75% van de kosten voor personeel dat zich met webdesign bezighoudt en 55% van de loonkosten voor het technisch personeel;
- de restwaarde van de na beëindiging van de overeenkomst retour ontvangen hardware blijkt niet uit de stukken;
- niet duidelijk is in welke mate € 1.102,- aan indirecte productie- en installatiekosten kan worden toegerekend aan de overeenkomst;
- niet duidelijk is waarom 50% van de loonkosten van het administratieve personeel op de overeenkomst drukt, noch waarop € 41.496,- aan indirecte kosten betrekking heeft;
- de betekenis en de berekening van de coëfficiënt 56% zijn niet te volgen.