ECLI:NL:GHARL:2013:2517

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.116.366
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van curator in curatelezaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de benoeming en het ontslag van een curator centraal. De zaak betreft een hoger beroep van betrokkene, die onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis. De kantonrechter in Rotterdam had eerder verweerster benoemd tot curator, maar betrokkene verzoekt in hoger beroep om ontslag van verweerster en benoeming van Stichting de Rotonde als nieuwe curator. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 maart 2013, waarbij beide partijen aanwezig waren, maar de Rotonde niet. Het hof oordeelt dat de kantonrechter bevoegd was en dat betrokkene ontvankelijk is in haar verzoek, ondanks de bezwaren van verweerster over de vertegenwoordiging door de advocaat van betrokkene. Het hof constateert dat verweerster tekort is geschoten in haar taak als curator, onder andere door het niet tijdig aanvragen van een uitkering en het niet verantwoorden van het persoonsgebonden budget. Het hof is voornemens verweerster te ontslaan, maar heeft nog geen bereidverklaring ontvangen van de Rotonde of Humanitas om als nieuwe curator op te treden. De zaak wordt aangehouden tot 16 mei 2013, zodat betrokkene de gelegenheid krijgt om de benodigde bereidverklaring in te dienen. De beslissing is op 11 april 2013 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.116.366
(zaaknummer rechtbank 830693)
beschikking van de familiekamer van 11 april 2013
inzake
[appellant],
wonende te[woonplaats]
verzoekster in het hoger beroep, verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam
en
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het hoger beroep, verder te noemen: verweerster,
advocaat: mr. K. Coenders-El Dahri te Beuningen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
Stichting de Rotonde,
gevestigd te Rotterdam,
verder te noemen: de Rotonde,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen (verder te noemen: de kantonrechter) van
9 augustus 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 7 november 2012;
  • het verweerschrift, ingekomen 9 januari 2013;
  • een brief van mr. Van Velthoven van 5 december 2012 met bijlagen, ingekomen op 7 december 2012;
  • een brief van de Rotonde van 31 januari 2013 met bijlagen, ingekomen op 5 februari 2013;
  • een brief van de Rotonde van 12 februari 2013 ingekomen op diezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 maart 2013 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De Rotonde heeft bij brief van 12 februari 2013 meegedeeld niet aanwezig te zullen zijn.
2.3
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren op [geboortedag] 1957.
3.2
Bij beschikking van 22 maart 2011 heeft de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam de goederen van betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap uitgesproken. Zowel verweerster als[A] is benoemd tot bewindvoerder en mentor.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 15 mei 2012, heeft verweerster ondercuratelestelling verzocht van betrokkene.
3.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis en verweerster benoemd tot curator.

4.De omvang van het geschil in hoger beroep

4.1
In geschil is de benoeming van verweerster tot curator van betrokkene.
4.2
Ter mondelinge behandeling heeft betrokkene haar verzoek in hoger beroep gewijzigd. Zij verzoekt thans primair de curatele te handhaven met ontslag van verweerster als curator en met benoeming van de Rotonde tot curator en subsidiair de bestreden beschikking te vernietigen met benoeming van de Rotonde tot bewindvoerder.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Met betrekking tot de bevoegdheid van de kantonrechter is het hof van oordeel
dat de kantonrechter in Nijmegen bevoegd was om van het verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene kennis te nemen, nu - als onweersproken - vaststaat dat betrokkene ten tijde van de indiening van het verzoek woonplaats had in[woonplaats], hetgeen blijkt uit de inschrijving aldaar tot 25 juli 2012. Dit hof is bevoegd kennis te nemen van de bestreden beschikking van die kantonrechter.
5.2
Verweerster heeft aangevoerd dat het verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk is omdat de advocaat niet voor betrokkene optreedt. Volgens verweerster heeft betrokkene aangegeven dat zij haar advocaat niet kent.
5.3
Het hof overweegt dat de advocaat van betrokkene voldoende heeft toegelicht dat zij betrokkene meerdere malen heeft gesproken en dat zij namens betrokkene hoger beroep heeft ingesteld. Het hof acht betrokkene ontvankelijk in haar verzoek. Dat betrokkene, zoals verweerster stelt, tegen verweerster andere verklaringen heeft afgelegd en daarmee niet eenduidig is in haar opstelling over wie haar belangen behartigt, past in het beeld van betrokkene en de gronden voor curatele, bewind en mentorschap, die zijn op te maken uit de stukken en uit haar gedrag ter mondelinge behandeling van het hof.
5.4
Het hof stelt vast dat de ondercuratelestelling geen twistpunt vormt tussen partijen. Vaststaat dat betrokkene verstandelijk beperkt is en lijdt aan schizofrenie, waardoor zij, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt haar belangen behoorlijk waar te nemen. De noodzaak tot ondercuratele stelling volgt voldoende volgt uit de stukken en het - wisselende en onvoorspelbare - gedrag van betrokkene ter mondelinge behandeling van het hof.
5.5
Aan het hof ligt ter beoordeling voor of verweerster ernstig is tekortgeschoten in de uitoefening van haar taak als curator. Het hof is van oordeel dat verweerster de belangen van betrokkene niet op een juiste wijze heeft behartigd. Zo heeft zij de AWBZ-indicatie van betrokkene niet omgezet naar een indicatie voor zorg in natura, heeft zij de uitkering van betrokkene in Rotterdam niet (tijdig) aangevraagd, heeft zij de besteding van het persoonsgebonden budget van betrokkene niet verantwoord en heeft zij de door betrokkene verschuldigde premie ziektekosten niet (tijdig) voldaan. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat verweerster voor betrokkene en haar hulpverleners gedurende langere periodes onbereikbaar was. Daarbij komt dat niet is gebleken dat verweerster rekening en verantwoordig heeft afgelegd. Verweerster betwist dat zij als curator is tekortgeschoten, doch heeft haar betwisting niet, althans onvoldoende, (met stukken) onderbouwd.
5.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof voornemens verweerster te ontslaan als curator en een andere curator te benoemen Het hof heeft echter (nog) geen bereidverklaring ontvangen (als bedoeld in artikel 1:385 BW jo 1:280 onder b BW) van de Rotonde of Humanitas wie namens hen bereid is op te treden als curator van betrokkene. De thans overgelegde bereidverklaringen hebben slechts betrekking op bewind en mentorschap.
5.7
Het hof zal de zaak daarom aanhouden, teneinde betrokkene in de gelegenheid te stellen alsnog de hiervoor onder 5.6 bedoelde bereidverklaring in het geding te brengen.
5.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
houdt de zaak aan tot 16 mei 2013 teneinde betrokkene in de gelegenheid te stellen een bereidverklaring als bedoeld in artikel 1:385 BW jo 1:280 onder b BW in het geding te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R. Krijger en A. Roelvink-Verhoeff en is op 11 april 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.