In deze zaak gaat het om de waarde van een onroerende zaak, een voetbalstadion, per waardepeildatum 1 januari 2009. De heffingsambtenaar van de gemeente [P] had de waarde vastgesteld op € 13.235.000 en een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (OZB) opgelegd van € 32.849,27. Belanghebbende, eigenaar van het stadion, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren niet-ontvankelijk. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 maart 2013 heeft belanghebbende een bedrijfswaarde van € 2.107.000 bepleit, terwijl de heffingsambtenaar een waarde van € 13.235.000 verdedigde. Het Hof heeft vastgesteld dat de onroerende zaak een incourante onroerende zaak betreft die in de commerciële sfeer wordt gebruikt. Het Hof oordeelt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde niet hoger kan worden gesteld dan de bedrijfswaarde, die de waarde vertegenwoordigt die de onroerende zaak in economische zin voor de eigenaar heeft.
Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen. Belanghebbende heeft de huurprijs van € 170.000 als maatgevend gepresenteerd, terwijl de heffingsambtenaar een hogere zakelijke huurprijs van € 759.000 aanvoert. Het Hof concludeert dat de huurprijs van € 170.000, als enige inkomst van belanghebbende, maatgevend is. Na beoordeling van de bewijsvoering en de berekeningen van beide partijen, komt het Hof tot de conclusie dat de waarde van de onroerende zaak moet worden vastgesteld op € 2.107.000. Het hoger beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank en de heffingsambtenaar worden vernietigd, en de aanslag OZB wordt dienovereenkomstig verminderd.