ECLI:NL:GHARL:2013:1913

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
KS 24-001026-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle. De verdachte is beschuldigd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige dochter van zijn partner, met wie hij jarenlang samenwoonde. De feiten dateren van 2 januari 2009 tot en met 7 juli 2009. De verdachte heeft tijdens de zitting van het hof op 7 maart 2013 verklaard dat hij met zijn vingers tussen de schaamlippen van het slachtoffer is geweest, maar ontkent dat hij met zijn vinger in de vagina van het slachtoffer is geweest. Het hof heeft echter de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie, als bewijs geaccepteerd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot dezelfde straf. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de positie van de verdachte als opvoeder. De verdachte is strafbaar verklaard en de opgelegde straf is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001026-12
Uitspraak d.d.: 21 maart 2013
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-[plaats] van 24 april 2012 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 maart 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. Dit vonnis houdt in veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D.G. Nagel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij meerdere malen, althans éénmaal, in of omstreeks de periode van 2 januari 2009 tot en met 7 juli 2009 te [plaats], met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens)
  • de vagina van die [slachtoffer] gestreeld/aangeraakt/betast en/of
  • zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
  • de borsten van die [slachtoffer] gestreeld/aangeraakt/betast en/of gekust en/of
  • die [slachtoffer] gekust (op de mond);
subsidiair:
hij meermalen, althans éénmaal, in of omstreeks de periode van 2 januari 2009 tot en met 7 juli 2009 te [plaats], met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, zijnde een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
  • het strelen/aanraken/betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
  • het strelen/aanraken/betasten en/of het kussen van de borsten van die [slachtoffer] en/of
  • het (op de mond) kussen van die [slachtoffer].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het primair tenlastegelegde

De verdediging heeft ter zitting van het hof betoogd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is voor een veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft weliswaar met zijn vingers tussen de schaamlippen van [slachtoffer] ([slachtoffer]) gezeten, maar hij is nooit met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] geweest. Verdachte heeft bij de politie wel verklaard dat hij met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest, maar dit heeft hij toen verklaard omdat de politie hem had voorgehouden dat het met een vinger tussen de schaamlippen komen hetzelfde is als met een vinger in de vagina komen, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt allereerst vast dat verdachte alle ten laste gelegde gedragingen ter zitting van het hof d.d. 7 maart 2013 heeft bekend, op het brengen van zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] na.
In weerwil van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd gaat het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal uit van de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van het binnendringen zoals hij die heeft afgelegd bij de politie op 5 april 2011.
Hij heeft toen een bekennende verklaring afgelegd die mede inhield dat hij meermalen met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest. Verdachte heeft tijdens dit verhoor meermalen duidelijk en in feitelijke bewoordingen verklaard omtrent dit binnendringen.
De verklaring van verdachte omtrent het binnendringen wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [slachtoffer] haar moeder, [moeder slachtoffer], die heeft verklaard dat [slachtoffer] haar heeft verteld dat verdachte een stukje met zijn vinger in haar vagina ('in haar doosje') is geweest.
Voor de stelling van de verdediging dat de weergave van de verklaring van verdachte, afgelegd op 5 april 2011 bij de politie omtrent het binnendringen, niet juist is, dan wel dat verdachte dit niet zo heeft bedoeld, heeft het hof in het dossier noch in het verhandelde ter zitting enig aanknopingspunt gevonden.
Het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt verder weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het verweer van de verdediging wordt op grond van voorgaande verworpen.
Ten overvloede overweegt het hof dat blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 12 maart 2013, LJN: BZ3627) ook het brengen/duwen van de vinger(s) tussen de schaamlippen van het slachtoffer kan worden aangemerkt als het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij meerdere malen, in de periode van 2 januari 2009 tot en met 7 juli 2009 te [plaats], met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde een kind dat hij opvoedde als behorend tot zijn gezin, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens
  • de vagina van die [slachtoffer] gestreeld/aangeraakt/betast en/of
  • zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
  • de borsten van die [slachtoffer] gestreeld/aangeraakt/betast en/of gekust en/of
  • die [slachtoffer] gekust op de mond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof kan zich vinden in de motivering van de rechtbank:
'Verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een half jaar schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige dochter van zijn partner met wie hij jarenlang samenwoonde. Verdachte heeft verklaard dat hij de kinderen van zijn partner - waaronder het slachtoffer - als zijn eigen kinderen beschouwde en dat zij hem ook als vader zagen. In de periode dat verdachte de seksuele handelingen bij het slachtoffer verrichtte was zij pas twaalf jaren oud. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer twaalf was, maar geestelijk nog niet die leeftijd had. Ook de ouders van het slachtoffer hebben haar beschreven als een kinderlijk en kwetsbaar kind.
Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en heeft daarbij op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als opvoeder.
De ervaring leert dat de gevolgen van ontuchtige handelingen als de onderhavige bij jongen kinderen ernstig kunnen zijn en dat de slachtoffers kunnen worden belemmerd in het doormaken van een gezonde (seksuele) ontwikkeling.
Gelet op de aard en ernst van het feit, alsmede de duur van de periode waarbinnen de handelingen zijn gepleegd en de frequentie daarvan is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij zelf hulp heeft gezocht bij een psycholoog, zoals blijkt uit een brief van zijn psycholoog, d.d. 19 januari 2012.
Voorts heeft de rechtbank ten voordele van verdachte meegewogen dat uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 februari 2012 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten, maar ter zake overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Mede gelet daarop zal de rechtbank bepalen dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd. Voorts acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf uit het oogpunt van recidivebeperking aangewezen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport d.d. 4 april 2012. De reclassering acht reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd. De rechtbank zal dit dan ook niet als bijzondere voorwaarde opleggen.'
Het hof heeft bij bovenstaande overweging verder bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat - blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 17 januari 2013 – in vergelijking met het door de rechtbank in haar overweging aangehaalde uittreksel geen andere strafbare feiten zijn geregistreerd.
Door en namens verdachte is ter zitting van het hof verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van de feiten is naar het oordeel van het hof een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en ook noodzakelijk. Het hof zal daarom –conform de rechtbank en de advocaat-generaal – een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk deel heeft mede als doel om verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. A. Dijkstra en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 21 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Dolfing en mr. Zevenhuizen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.