In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij een touw om haar hals had gedaan en haar naar een vorkheftruck had getrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer een touw om de hals heeft gedaan en haar naar de vorkheftruck heeft getrokken, maar oordeelt dat niet bewezen kan worden dat hij zodanig geweld heeft gebruikt dat het gevaar voor de dood of zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De conclusie van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werd overgenomen, waarin werd gesteld dat het letsel in de hals van het slachtoffer niet het gevolg was van samendrukkend of omsnoerend geweld, maar eerder van schurend geweld. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer. Het hof sprak de verdachte vrij van de pogingen tot doodslag en zware mishandeling, maar verklaarde hem wel schuldig aan mishandeling, waarvoor hij een gevangenisstraf van vier maanden kreeg opgelegd. De voorlopige hechtenis van de verdachte was al opgeheven voor de uitspraak. Het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de strafoplegging gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.