ECLI:NL:GHARL:2013:10458

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2013
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
21-001829-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling; bewezenverklaring mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij een touw om haar hals had gedaan en haar naar een vorkheftruck had getrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer een touw om de hals heeft gedaan en haar naar de vorkheftruck heeft getrokken, maar oordeelt dat niet bewezen kan worden dat hij zodanig geweld heeft gebruikt dat het gevaar voor de dood of zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De conclusie van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) werd overgenomen, waarin werd gesteld dat het letsel in de hals van het slachtoffer niet het gevolg was van samendrukkend of omsnoerend geweld, maar eerder van schurend geweld. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat de verdachte opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer. Het hof sprak de verdachte vrij van de pogingen tot doodslag en zware mishandeling, maar verklaarde hem wel schuldig aan mishandeling, waarvoor hij een gevangenisstraf van vier maanden kreeg opgelegd. De voorlopige hechtenis van de verdachte was al opgeheven voor de uitspraak. Het hof heeft de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en de strafoplegging gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

arrest

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Arnhem
Afdeling strafrecht Parketnummer: 21-001829-12
Uitspraak d.d.: 4 maart 2013
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 6 april 2012 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1972,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 februari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage 1). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr M.G.M. Frerix, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2011, althans in de periode van 11 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2011, te Oldenzaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een touw of snoer om haar hals heeft gesnoerd/gelegd en/of haar
(vervolgens) aan dat snoer naar een heftruck heeft getrokken, waarna verdachte dat snoer aan een van de vorken van de heftruck heeft bevestigd en/of (vervolgens) de vorken van die heftruck omhoog heeft laten bewegen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
terzake dat hij op of omstreeks 11 oktober 2011, althans in de periode van 11 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2011 te Oldenzaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een touw of snoer om haar hals heeft gesnoerd/gelegd en/of haar (vervolgens) aan dat snoer naar een heftruck heeft getrokken, waarna verdachte dat snoer aan een van de vorken van de heftruck heeft bevestigd en/of (vervolgens) de vorken van die heftruck omhoog heeft laten bewegen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
terzake dat hij op of omstreeks 11 oktober 2011 te Oldenzaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ), een touw of snoer om haar hals heeft gesnoerd/gelegd en/of haar (vervolgens) aan dat snoer naar een heftruck heeft getrokken, waarna verdachte dat snoer aan een van de vorken van de heftruck heeft bevestigd en/of (vervolgens) de vorken van die heftruck omhoog heeft laten bewegen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Vaststaat dat verdachte bij het slachtoffer [slachtoffer] een touw om de hals heeft gedaan en haar vervolgens heeft meegetrokken naar een vorkheftruck. Bij de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] aan het touw mee trok, zoals ook [slachtoffer] dat verklaard heeft. Vervolgens heeft verdachte het touw, dat om de nek van [slachtoffer] zat , om een vork van de vorkheftruck bevestigd en de vork met een hendel omhoog bewogen tot er wat spanning op het touw zat, waarna hij de vork weer naar beneden heeft gedaan. Ten gevolge van vorenomschreven handelingen van verdachte heeft [slachtoffer] letsel in haar hals opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] bang wilde maken en dat hij niet de intentie heeft gehad haar te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] op haar voeten stond toen hij de vork van de heftruck waaraan het touw was vastgemaakt dat om de nek [slachtoffer] zat , omhoog bewoog. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij nog net op haar tenen kon staan.
Na verwijzing door dit hof is op 20 december 2012 door [naam forensisch arts] , forensisch arts KNMG, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, een rapport opgemaakt van een forensisch geneeskundig onderzoek naar de verwondingen in de hals van [slachtoffer] .
In het rapport is onder meer het volgende geconcludeerd:
Het letsel in de hals betreft een lijnvormige huidbeschadiging met korstvorming, zonder tekenen van kneuzing in de wondranden, passend bij een schaafwond, opgeleverd door schuren/wrijven met een smal voorwerp met een ruw oppervlak, zoals bijvoorbeeld een touw.
Gezien het ontbreken van tekenen van kneuzing is het aantreffen van deze huidafschaving veel waarschijnlijker indien wrijvend/schurend geweld op de hals heeft plaatsgevonden dan indien samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals heeft plaatsgevonden zoals bij ligatuurstrangulatie/ophanging.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt deze tot de zijne.
Het hof is gelet op het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zodanig omsnoerend of samendrukkend geweld heeft gebruikt dat hierdoor het gevaar is ontstaan dat [slachtoffer] van het leven beroofd zou worden of dat aan haar zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Het hof acht daarom niet bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan haar en spreekt verdachte van de pogingen daartoe vrij.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks11 oktober 2011 te Oldenzaal opzettelijk mishandelend een persoon(te weten [slachtoffer]), een touw of snoer om haar hals heeft gesnoerd/gelegd en/ofhaar vervolgens aan dat snoer naar een heftruck heeft getrokken, waarna verdachte dat snoer aan een van de vorken van de heftruck heeft bevestigd en/ofvervolgens de vorken van die heftruck omhoog heeft laten bewegen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte op ernstige wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft haar op een buitengewoon bedreigende wijze mishandeld en haar daarbij naast pijn en letsel ook erg veel angst aangejaagd. Zij heeft verklaard dat ze dacht dat ze het niet zou overleven. Een gevangenisstraf van langere duur is naar het oordeel van het hof een straf die passend en geboden is.
De voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte werd reeds opgeheven bij afzonderlijk geminuteerd bevel van 19 februari 2013.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSlNG

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [bedrijf] dan wel [naam] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
11 stukken touw.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
drie stukken papier.
Aldus gewezen door
mr C.G. Nunnikhoven, voorzitter,
mr R.W. van Zuijlen en mr W.R. Rosingh, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr M. Vodegel, griffier,
en op 4 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
.