ECLI:NL:GHARL:2013:10450

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
13/00070
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en heffingsrente door inspecteur Belastingdienst tegen Stichting [X] [Z]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had op 20 december 2012 de naheffingsaanslag omzetbelasting van € 240.656, opgelegd aan Stichting [X] [Z] voor het tijdvak van 1 augustus 2008 tot en met 31 augustus 2008, verminderd tot € 135.444. De inspecteur had deze naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente van € 7.159 gehandhaafd, maar de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd en dat de heffingsrente dienovereenkomstig moest worden verminderd.

In hoger beroep heeft de inspecteur de uitspraak van de rechtbank bestreden. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. [A] en drs. [B], heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft hierop gereageerd met een conclusie van repliek en belanghebbende met een conclusie van dupliek. Tijdens de zitting op 11 september 2013 in Arnhem zijn beide partijen gehoord.

De partijen hebben uiteindelijk een compromis bereikt over de naheffingsaanslag, waarbij de inspecteur en belanghebbende overeenkwamen dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 185.353. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de aftrekbare voorbelasting op de algemene kosten van belanghebbende. Het hof heeft het hoger beroep van de inspecteur gegrond verklaard en het incidentele hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht. De inspecteur is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.770.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00070
uitspraakdatum:
5 november 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Enschede(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 december 2012, nummer AWB 11/4948, in het geding tussen de Inspecteur en
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 augustus 2008 tot en met 31 augustus 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 240.656. Tevens is bij beschikking € 7.159 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 december 2012 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 135.444 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
1.4
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van repliek ingediend, belanghebbende een conclusie van dupliek. Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], gemachtigde, bijgestaan door drs. [B]. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [C], drs. [D], mr. [E] en [F].
1.7
De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.8
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof op 25 september 2013 een brief van de Inspecteur ontvangen en op 2 oktober 2013 een brief van belanghebbende. Het Hof heeft hierin aanleiding gezien het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:108 juncto artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht te heropenen. Partijen hebben het Hof toestemming verleend een nadere zitting achterwege te laten. Het Hof heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende is een regionaal opleidingscentrum (ROC) dat middelbaar beroepsonderwijs en volwassenenonderwijs verzorgt.
2.2
In de jaren 2003 tot en met 2008 heeft belanghebbende een nieuw schoolgebouw (hierna: het schoolgebouw) laten bouwen. De voortbrengingskosten van het schoolgebouw bedroegen € 83.462.039. Het schoolgebouw, dat niet splitsbaar is, is op 1 augustus 2008 in zijn geheel in gebruik genomen.
2.3
In verband met de afwikkeling van diverse omzetbelastingaspecten met betrekking tot de ingebruikneming van het schoolgebouw heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting en de beschikking heffingsrente opgelegd.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

In geschil is in hoeverre belanghebbende recht heeft op aftrek van omzetbelasting op haar algemene kosten.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Partijen zijn bij wijze van compromis overeengekomen dat de naheffingsaanslag omzetbelasting, zoals deze is vastgesteld door de Inspecteur, moet worden verminderd tot € 185.353. Dit bedrag is als volgt berekend:
 De omzetbelasting op de algemene kosten: € 269.773
 Aftrekbaar volgens belanghebbende: 39% * € 269.773 = € 105.211
Naheffingsaanslag volgens gemachtigde nader vast te stellen op:
€ 240.656 minus € 105.211 = € 135.445
 Aftrekbaar volgens de Inspecteur: 2% * € 269.773 = € 5.395
Naheffingsaanslag volgens de Inspecteur nader vast te stellen op:
€ 240.656 minus € 5.396 = € 235.261
 In geschil is een bedrag van € 99.816
 Op grond van het compromis wordt de aftrekbare voorbelasting voor het tijdvak augustus 2008 vastgesteld op 50% van € 99.816 = € 49.908.
De naheffingsaanslag dient dan nader te worden vastgesteld op € 240.656 - € 5.396 - € 49.908 = € 185.353.
4.2
Voorts hebben partijen bij wijze van compromis afgesproken dat belanghebbende aanspraak kan maken op een proceskostenvergoeding voor de procedure bij de Rechtbank en het Hof overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4.3
Partijen hebben het Hof verzocht uitspraak te doen met inachtneming van het compromis.
4.4
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
4.5
Partijen zijn tot slot overeengekomen dat het compromis van toepassing is op de volledige voorbelasting van 2008 en tevens kan worden toegepast op het jaar 2007.
Slotsom
4.6
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond en het incidentele hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.770 (1 punt voor verweerschrift, 0,5 punt voor dupliek, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 472, factor 1,5 voor het gewicht van de zaak).

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,
– verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
– vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 185.353,
– vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.770.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Ettema, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op
5 november 2013in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst)
(C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 november 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.