5.6.1De gang van zaken binnen [woningbouwvereniging]
, gevestigd te [plaats], is een zogenaamde toegelaten instelling: een instelling die werkzaam is in het belang van de volkshuisvesting. [woningbouwvereniging] wordt bestuurd door een directeur bestuurder die onder toezicht valt van de Raad van Toezicht. Ten aanzien van de taken van de directie is in de statuten o.a. vastgelegd dat de directie alleen na verkregen toestemming van de Raad van Toezicht bevoegd is te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijke medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt. De taken van de directie en de relatie tussen Raad van Toezicht en directie is nader uitgewerkt in het Directiereglement / Bestuurstatuut, waarin onder meer is opgenomen dat het aan de directie is om initiatieven te ontwikkelen die in het belang geacht worden van de Stichting en de volkshuisvesting, daarbij ondersteund door het managementteam (MT) en de coördinatoren. Daarnaast is opgenomen dat de directie dient zorg te dragen voor de vastlegging van de vergaderingen van het managementteam. De voorgenomen directiebesluiten, welke conform de statuten de goedkeuring van de Raad van Toezicht behoeven, worden door de directie tijdig aan de Raad van Toezicht voorgelegd, zodat een weloverwogen besluit kan worden genomen. De directie heeft de bevoegdheid tot het doen van alle uitgaven voor zover deze binnen de vastgestelde begroting vallen of waarvoor door de Raad van Toezicht in een vergadering goedkeuring verleend is.
Volgens de (voormalig) voorzitter van de Raad van Toezicht, [naam], bestaat tussen de directeur van [woningbouwvereniging] en de Raad van Toezicht een sterke vertrouwensrelatie. De aankoop en verkoop van onroerend goed heeft altijd, ongeacht het bedrag, toestemming nodig van de Raad van Toezicht. Als deze eenmaal is verleend mag de directeur zelf het project uitvoeren. Hij mag het budget niet overschrijden zonder toestemming van de Raad van Toezicht. [naam] verklaart dat bij de beoordeling van de inhoud van de voorgelegde stukken vertrouwd wordt op de deskundigheid en integriteit van de directie/bestuurders als het gaat om de juistheid en volledigheid van de inhoud. Als een investeringsvoorstel akkoord werd bevonden door de Raad van Toezicht dan moest het project ook zo worden uitgevoerd. Als er belangrijke afwijkingen waren moest er een nader aanvullend voorstel gedaan worden welke dan moest worden goedgekeurd.
5.6.3.Valsheid in geschrift en witwassen (feit 1 en 2)
5.6.3.1. Door [medeverdacht bedrijf 1] zijn diverse facturen, elk ten bedrage van € 35.700,-, verzonden aan [medeverdacht bedrijf 3], namelijk:
- op 27-02-2007 de factuur 07/001 met de omschrijving Adviezen en projectmanagement februari en voorzien van een begeleidend schrijven waarin wordt verwezen naar projectmanagement en adviezen betreffende de projecten [project 4] ter grootte van een bedrag van € 5.000,- en [project 5] ter grootte van een bedrag van € 25.000,-;
- op 09-03-2007 de factuur 07/004 met de omschrijving Adviezen en projectmanagement maart en voorzien van een begeleidend schrijven waarin wordt verwezen naar projectmanagement en adviezen betreffende de projecten [project 4] ter grootte van een bedrag van € 5.000,- en de 1e termijn voorschot op risico/winst van het project [project 6] ter grootte van een bedrag van € 25.000,-;
- op 05-07-2007 de facturen 07/006, 07/007en 07/008 met de omschrijving Adviezen en projectmanagement april, Adviezen en projectmanagement mei , respectievelijk Adviezen en projectmanagement juni en voorzien van een begeleidend schrijven waarin wordt verwezen naar projectmanagement en adviezen betreffende de projecten [project 4] ter grootte van een bedrag van € 5.000,- en de 2e termijn voorschot op risico/winst van het project [project 6] ter grootte van een bedrag van
€ 25.000,-, naar projectmanagement en adviezen betreffende de projecten [project 4] ter grootte van een bedrag van € 5.000,-, werkzaamheden [project 7] ter grootte van een bedrag van € 2.500,- en projectmanagement en adviezen voor de [project 8] ter grootte van een bedrag van € 22.500, respectievelijk naar projectmanagement en adviezen betreffende de projecten [project 4] ter grootte van een bedrag van € 5.000,-, werkzaamheden [project 7] ter grootte van een bedrag van € 2.500,- en projectmanagement en adviezen voor de [project 8] ter grootte van een bedrag van € 22.500,-;
- op 03-09-2007 de factuur 07/010 met de omschrijving Adviezen en projectmanagement juli en voorzien van een begeleidend schrijven waarin wordt verwezen naar projectmanagement en adviezen betreffende de projecten [project 4] ter grootte van een bedrag van € 12.500,- en de 1e termijn voorschot op risico/winst van het project [project 5] ter grootte van een bedrag van € 17.500,-;
- op 11-09-2007 de factuur 07/011 met de omschrijving Adviezen en projectmanagement augustus en voorzien van een begeleidend schrijven waarin wordt verwezen naar projectmanagement en adviezen betreffende het project [project 6] en een derde termijn afkoop risico/winst tezamen ter grootte van een bedrag van € 12.500,- en de 2° termijn voorschot op risico/winst van het project [project 5] ter grootte van een bedrag van € 17.500,-.
5.6.3.2.
werkzaamheden [medeverdacht bedrijf 1]
Het hof dient de vraag te beantwoorden of [medeverdacht bedrijf 1] daadwerkelijk adviezen, projectmanagement en werkzaamheden heeft verricht dan wel risico heeft gedragen met betrekking tot de in de begeleidende brieven omschreven projecten. De verdediging heeft gesteld dat deze werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en risico is gedragen en zij heeft ter onderbouwing van deze stelling projectmappen in het geding gebracht.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat deze werkzaamheden zijn verricht en dat ten aanzien van genoemde projecten risico is gedragen door [medeverdacht bedrijf 1]. Weliswaar heeft de verdediging enkele projectmappen in het geding gebracht , maar noch in deze mappen, noch in de overige stukken van het dossier kan bevestiging worden gevonden voor de stelling van de verdediging dat er door [medeverdacht bedrijf 1] werkzaamheden van enige betekenis zijn verricht. Ook voor de stelling dat [medeverdacht bedrijf 1] voor deze projecten enig risico heeft gelopen kan geen onderbouwing worden gevonden. Het hof sluit niet uit dat [medeverdachte 3] in bovengenoemde projecten enige werkzaamheden heeft verricht, maar nergens blijkt dat zij deze werkzaamheden in het kader van [medeverdacht bedrijf 1] heeft verricht en niet in haar hoedanigheid van werkneemster van [bedrijf 2], een van de vennootschappen van [medeverdachte 2] waar zij in dienst was. Nu in de facturen is opgenomen dat de werkzaamheden zijn verricht door, en het risico is gedragen door [medeverdacht bedrijf 1], concludeert het hof dat de facturen vals zijn.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij arrest van dit hof van 11 december 2013 veroordeeld ter zake van onder meer oplichting van [woningbouwvereniging], waardoor deze werd bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
Door [medeverdacht bedrijf 3] is op 29 juni 2007 een geldbedrag ter grootte van € 350.000,-, overgemaakt aan [medeverdacht bedrijf 1] onder vermelding van:
Voorschot termijnnota's.
Door verdachte en zijn medeverdachten is voor de ontvangst van € 350.000,- door [medeverdacht bedrijf 1] geen enkele aannemelijke verklaring gegeven. Van een mogelijk legale herkomst van het geld is ook overigens niet gebleken.
Het hof leidt uit de omstandigheden waaronder het geld is overgemaakt en de overige feiten en omstandigheden, zoals deze onder 5.3.4 met betrekking tot [medeverdacht bedrijf 1] staan beschreven, in onderlinge samenhang met de oplichting van [woningbouwvereniging] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat het hiervoor vermelde geldsbedrag van enig misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig is en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Door middel van het opmaken van de valse facturen en het doen toekomen van die facturen aan [medeverdacht bedrijf 3] (teneinde die valse facturen in de administratie van [medeverdacht bedrijf 3] te laten opnemen) werd de herkomst van het door oplichting verkregen geld verhuld.
5.6.4.Het project [project 2]
De raad van Toezicht heeft in de vergadering van 21 september 2005 ingestemd met investeringsvoorstel betreffende de [project 2].
Op 3 oktober 2005 wordt door [medeverdacht bedrijf 3] aan [woningbouwvereniging] het perceel [project 2] in [plaats] geleverd voor een bedrag van € 7.451.270,54.
5.6.4.1. Valsheid in geschrift en witwassen (feit 3 en 4)
Door [medeverdacht bedrijf 1] zijn 4 facturen van ieder € 265.000,- gestuurd aan [medeverdacht bedrijf 3], in het totaal voor een bedrag van € 1.060.000,- ex BTW. Deze facturen zijn verwerkt in de administratie van [medeverdacht bedrijf 3].
De facturen zijn vergezeld van een brief waarin o.a. staat: "Verder factureer ik je hierbij de 1 termijn afkoop project [project 2] conform onze afspraak 30 september 2005". Door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] wordt verklaard dat deze bedragen te maken hadden met het afkopen van de koop- en ontwikkelovereenkomst die zij hadden gesloten met betrekking tot het project [project 2]. Deze overeenkomst was onder meer gesloten omdat [medeverdachte 2] het risico voor dit project niet alleen wilde dragen als hij het niet verkocht zou krijgen.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of [medeverdacht bedrijf 1] daadwerkelijk risico heeft gedragen voor het project [project 2], dan wel of dit bedrag de winst of opbrengst van [medeverdacht bedrijf 3] betreft die via valse facturen is doorgesluisd naar [medeverdacht bedrijf 1].
Het hof slaat daarbij acht op het volgende:
- op 10 mei 2005 wordt de koopovereenkomst tussen [bedrijf 3] en [medeverdacht bedrijf 3] gesloten. Deze koopovereenkomst vermeldt de mogelijkheid van een concerngarantie, af te geven door [woningbouwvereniging], vertegenwoordigd door [medeverdachte 1];
- in de intentieovereenkomst d.d. 23 mei 2005 tussen Woningstichting [woningstichting], [medeverdacht bedrijf 3], Stichting [stichting 2] en [woningbouwvereniging] betreffende de [project 2] staat vermeld dat [woningbouwvereniging] de ontwikkeling van het terrein [project 2] 3 zal overnemen en realiseren;
- op 15 september 2005 wordt er tussen [medeverdacht bedrijf 1], vertegenwoordigd door [verdachte], die ook als privépersoon voor nakoming garant staat, en [medeverdacht bedrijf 3] een koop- en ontwikkelovereenkomst gesloten met betrekking tot de [project 2], waarin wordt afgesproken dat partijen zullen samenwerken aan de risicodragende ontwikkeling van het project en het risico, de kosten en opbrengsten van het project gelijkelijk zullen dragen.
Het hof overweegt dat uit de hierboven genoemde koopovereenkomst en intentie-overeenkomst volgt dat het risico voor [medeverdacht bedrijf 3] minimaal was. Immers, uit de koopovereenkomst blijkt dat [woningbouwvereniging] kennelijk al voor 10 mei 2005 als mogelijke koper in beeld was bij [medeverdacht bedrijf 3]. Dit wordt bevestigd in genoemde intentieovereenkomst waaruit blijkt dat [woningbouwvereniging] op 23 mei 2005 de intentie had uitgesproken om tot koop en ontwikkeling van het project over te gaan. Daar komt nog bij dat [medeverdacht bedrijf 1] in werkelijkheid financieel niet in staat was om dit risico te dragen. [medeverdachte 2] heeft namelijk via zijn bedrijf [bedrijf 1] een lening moeten verstrekken van € 19.000,- om de oprichting van [medeverdacht bedrijf 1] mogelijk te maken. [medeverdacht bedrijf 1] was voor, noch na de oprichting financieel in staat om risico's op te vangen.
Ook [verdachte] was niet vermogend en kon in die zin noch voor zichzelf als privépersoon noch voor [medeverdacht bedrijf 1] financiële risico's dekken. De lening ten behoeve van de oprichting van [medeverdacht bedrijf 1] kon dan ook kennelijk pas worden terugbetaald nadat [medeverdacht bedrijf 3] voornoemd bedrag ad € 1.061.274,58 aan [medeverdacht bedrijf 1] had overgemaakt.
Daarnaast is uit de stukken noch is uit het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk geworden dat er werkzaamheden van enige betekenis zijn verricht door [medeverdacht bedrijf 1]. [naam], die namens [bedrijf 3] optrad verklaart dat hij [medeverdachte 3] nooit als zakenpartner heeft beschouwd, maar als een assistent van [medeverdachte 2]. Dit beeld past bij de functie die [medeverdachte 3] had bij [bedrijf 2]. Het hof overweegt dat niet gebleken is van enige betrokkenheid van [medeverdachte 3] bij het project. Zo er al werkzaamheden zouden zijn verricht door [medeverdachte 3], dan zijn deze verricht uit hoofde van haar functie bij [bedrijf 2] en niet vanuit [medeverdacht bedrijf 1].
Het hof gaat er dan ook op grond van het bovenstaande vanuit dat de door [medeverdacht bedrijf 3] aan [medeverdacht bedrijf 1] gedane betaling van € 1.061.274,58 niet ziet op door [medeverdacht bedrijf 1] ten behoeve van het project [project 2] verrichte werkzaamheden. Dit maakt de facturen tot valse facturen.
De prijs waarvoor [woningbouwvereniging] het vastgoed betreffende het project [project 2] heeft aangekocht van [medeverdacht bedrijf 3] was € 7.451.270,-. Een gedeelte ter grootte van € 5.443.356,35 is door [woningbouwvereniging] aan de notaris overgemaakt. Het notariskantoor heeft van dit bedrag betaald aan Fierling BV het aankoopbedrag voor de [project 2] (€ 2.000.000,-) , de door [medeverdacht bedrijf 3] te betalen notariskosten en de gemeentelijke belastingen en derhalve € 3.034 025,43 aan [medeverdacht bedrijf 3] overgemaakt. Na ontvangst van voornoemd bedrag heeft [medeverdacht bedrijf 3] op 10 oktober 2005 een bedrag ter grootte van € 1.061.274,58 overgemaakt aan [medeverdacht bedrijf 1].
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij arrest van dit hof van 11 december 2013 veroordeeld ter zake van onder meer oplichting van [woningbouwvereniging], waardoor deze werd bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
Door verdachte en zijn/haar medeverdachten is voor de ontvangst van € 1.061.274,58 door [medeverdacht bedrijf 1] geen aannemelijke verklaring gegeven. Van een mogelijk legale herkomst van het geld is ook overigens niet gebleken. Het hof leidt uit de omstandigheden waaronder het geld is overgemaakt en de overige feiten en omstandigheden, zoals deze onder 5.3.4 met betrekking tot [medeverdacht bedrijf 1] staan beschreven, in onderlinge samenhang met de oplichting van [woningbouwvereniging] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat het hiervoor vermelde geldsbedrag van enig misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig is en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Door middel van het opmaken van de valse facturen en het doen toekomen van die facturen aan [medeverdacht bedrijf 3] (teneinde die valse facturen in de administratie van [medeverdacht bedrijf 3] te laten opnemen) werd de herkomst van het door oplichting verkregen geld verhuld.
Zoals hierboven onder paragraaf 5.4. (De betrokkenheid van verdachten in [medeverdacht bedrijf 1]) door het hof bewezen is geacht gaf [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 3] en [verdachte] feitelijk leiding aan [medeverdacht bedrijf 1]. Nu het opmaken van de valse facturen enkel tot doel heeft gehad een verklaring te geven voor de betaling van het voornoemde bedrag door [medeverdacht bedrijf 3] aan [medeverdacht bedrijf 1] -teneinde dit bedrag vervolgens te kunnen verdelen tussen deze drie leidinggevenden van [medeverdacht bedrijf 1]-neemt het hof als vaststaand aan dat zij alle drie, en derhalve ook verdachte, aan déze concrete verboden gedragingen (valsheid in geschrift en witwassen) gezamenlijk feitelijk leiding hebben gegeven.
5.6.6Valsheid in geschrift en witwassen (feit 5 en 6)
Het hof dient de vraag te beantwoorden of [medeverdacht bedrijf 3] voor het project [project 3] daadwerkelijk risico heeft gedragen dat door haar (gedeeltelijk) aan [medeverdacht bedrijf 1] is overgedragen. Ook dient de vraag te worden beantwoord of [medeverdacht bedrijf 1] projectmanagement en adviezen heeft verricht in het project [project 3].
Het hof slaat daarbij acht op het volgende:
- op 24 mei 2007 wordt er een investeringsvoorstel gedaan door [medeverdachte 1] aan de Raad van Toezicht van [woningbouwvereniging];
- op 31 mei 2007 wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen [woningbouwvereniging], [bedrijf 4] en [bedrijf 5] met betrekking tot dit perceel, waarin onder meer is opgenomen: “Op datum van de overdracht van de grond aan het [woningbouwvereniging] zal de combinatie [bedrijf 4]/[bedrijf 5] als afkoopsom aan [medeverdacht bedrijf 3] een bedrag voldoen ten bedrage van €2.250.000, = exclusief BTW zegge; tweemiljoen tweehonderd vijftigduizend Euro.'';
- op 6 juli 2007 vindt de overdracht plaats van het perceel [project 3] door [bedrijf 4] aan [woningbouwvereniging] voor een bedrag van €14.600.000;
- door de notaris wordt een deel van de koopsom, ter grootte van € 2.677.500,-overgeboekt naar [medeverdacht bedrijf 3] en dit wordt op 11 juli 2007 door [medeverdacht bedrijf 3] ontvangen14B;
- op 16 juli 2007 wordt door [medeverdacht bedrijf 3] een bedrag van € 1.367.905,- overgemaakt aan [medeverdacht bedrijf 1] welk bedrag op 17 juli 2007 door [medeverdacht bedrijf 1] wordt ontvangen;
- op 23 juli 2007 stuurt [medeverdacht bedrijf 1] een factuur naar [medeverdacht bedrijf 3] ter grootte van een bedrag van € 1.149.500,- exclusief BTW met de omschrijving `Afkoopsom zoals overeengekomen;
- in een begeleidend schrijven bij deze factuur staat vermeld dat de factuur betrekking heeft op het projectmanagement en de adviezen voor het plan [project 3] Utrecht voor een bedrag van € 30.000,- en op de totale afkoop ontwikkeling en risico voor het project [project 3] Utrecht ter grootte van een bedrag van € 1.119.500,-;
- de heer [naam], asset-manager bij ING ten tijde van de verkoop van het perceel aan de [project 3], verklaart dat bij de plannen om het perceel [project 3] te verkopen door Looye werd gezocht naar een grote partij die risicodragend kon participeren en dat zodoende [bedrijf 4] werd aangesproken. [bedrijf 4] wilde echter niet op risico kopen maar meteen doorverkopen en daarbij werd [woningbouwvereniging] en voor deze als exclusief acquisiteur [medeverdacht bedrijf 3] in de persoon van [medeverdachte 2], naar voren geschoven;
- de heer [naam], bemiddelaar in het conflict tussen [bedrijf 4] en [medeverdacht bedrijf 3], verklaart dat [woningbouwvereniging] het project van [bedrijf 4] wilde afnemen op de voorwaarde, zo zei [medeverdachte 1] tegen hem, dat [medeverdacht bedrijf 3] genoegdoening zou krijgen.
Met betrekking tot het risico overweegt het hof het volgende. Uit hetgeen hiervoor is aangehaald blijkt dat vanaf de eerste tot de laatste besprekingen tussen de verschillende partijen het de opzet is geweest en hebben de afspraken ingehouden dat [woningbouwvereniging] het project [project 3] uiteindelijk zou afnemen. Daaruit kan enig door [medeverdacht bedrijf 3] te dragen afnamerisico dan ook niet worden afgeleid. Ook in de overige stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het hof voor het bestaan van dat risico, of voor enig ander risico geen enkele ondersteuning vinden.
Nu niet aannemelijk is gemaakt dat [medeverdacht bedrijf 3] enig risico heeft gelopen kan evenmin sprake zijn van de overdracht van enig risico door [medeverdacht bedrijf 3] aan [medeverdacht bedrijf 1]. Dat [medeverdacht bedrijf 3] een bedrag ter grootte van € 1.119.500,- aan [medeverdacht bedrijf 1] betaalt enkel voor de afkoop van ontwikkeling (zoals op de begeleidende brief bij de factuur nog vermeld) is op geen enkele andere wijze aannemelijk geworden. Overigens wordt het bestaan van de door de verdediging gestelde afspraken waaruit het bedoelde risico zou kunnen voortvloeien des te onaannemelijker nu deze niet op papier zijn gezet maar enkel mondeling zouden zijn gemaakt. Los van het feit dat het zeer ongebruikelijk is dat dergelijke afspraken niet schriftelijk worden vastgelegd, betekent dit ook dat voor het daadwerkelijk bestaan van deze afspraken in geen enkel destijds opgesteld document bevestiging kan worden gevonden. Door [medeverdacht bedrijf 1] is aan [medeverdacht bedrijf 3] een factuur d.d. 23 juli 2007 verzonden ten bedrage van € 1.149.500,- exclusief BTW.
Tenslotte overweegt het hof dat niet is gebleken van werkzaamheden in de zin van projectmanagement en adviezen verricht door [medeverdacht bedrijf 1] binnen het project [project 3]. Op geen enkele wijze blijkt uit het dossier of is door de verdediging aannemelijk gemaakt dat door [medeverdacht bedrijf 1] voor dit project voor een bedrag van EUR 30.000,- werkzaamheden van enige betekenis zijn verricht.
Dit maakt de factuur tot een valse factuur.
Het op deze factuur vermelde bedrag is vervolgens door [medeverdacht bedrijf 3] ook betaald aan [medeverdacht bedrijf 1]. Door deze betaling is het criminele geld -te weten het geld dat door oplichting uit het project [project 3] is verkregen- overgegaan van [medeverdacht bedrijf 3] naar [medeverdacht bedrijf 1].
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn bij arrest van dit hof van 11 december 2013 veroordeeld ter zake van onder meer oplichting van [woningbouwvereniging], waardoor deze werd bewogen tot de afgifte van geldbedragen.
Door verdachte en haar mededaders is voor de ontvangst van € 1.149.500,- door [medeverdacht bedrijf 1] geen enkele aannemelijke verklaring gegeven en van een mogelijk legale herkomst van het geld is ook overigens niet gebleken. Het hof leidt uit de omstandigheden waaronder het geld is overgemaakt en de overige feiten en omstandigheden, zoals deze onder 5.3.4 met betrekking tot [medeverdacht bedrijf 1] staan beschreven, in onderlinge samenhang met de oplichting van [woningbouwvereniging] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat het hiervoor vermelde geldsbedrag van enig misdrijf, namelijk oplichting, afkomstig is en dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad. Door middel van het opmaken van de valse facturen en het doen toekomen van die facturen aan [medeverdacht bedrijf 3] (teneinde die valse facturen in de administratie van [medeverdacht bedrijf 3] te laten opnemen) werd de herkomst van het door oplichting verkregen geld verhuld.
Zoals hierboven onder paragraaf 5.4. reeds is weergegeven gaf [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 3] en [verdachte] leiding aan [medeverdacht bedrijf 1].
Nu het opmaken van de valse facturen enkel tot doel heeft gehad een verklaring te geven voor de betaling van het voornoemde bedrag door [medeverdacht bedrijf 3] aan [medeverdacht bedrijf 1] -teneinde dit bedrag vervolgens te kunnen verdelen tussen deze drie leidinggevenden van [medeverdacht bedrijf 1]-neemt het hof als vaststaand aan dat zij alle drie, en derhalve ook verdachte, aan déze concrete verboden gedragingen (valsheid in geschrift en witwassen) gezamenlijk leiding hebben gegeven.