2.Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans onvoldoende (gemotiveerd) weersproken en op grond van de overgelegde stukken, voor zover niet weersproken, staan in hoger beroep de volgende feiten tussen partijen vast.
2.1Op 6 maart 2008 hebben AIS en [appellant] een schriftelijke “Leerovereenkomst AIS Vliegopleidingen” (hierna verder: de overeenkomst) afgesloten, waarin onder meer is bepaald:
“Deel 1- OPLEIDINGSSTRUCTUUR
Artikel 1- Opleiding
1.2Het programma als bedoeld in artikel 1.1 is onderverdeeld in 5 fases:
Fase 1 Theorie PPL
Theorie ATPL
VFR Praktijk (basis t/m first solo)
Fase 2 Theorie ATPL
VFR Praktijk (navigatie)
Fase 3 Theorie ATPL
VFR Praktijk (extendedexercises, PPL examen en uren maken voor CPL)
Fase 4 IFR Praktijk (single engine, multi engine)
Fase 5 Multi Crew Coöperation Course
Naar het oordeel van AIS Vliegopleidingen met goed gevolg doorlopen van een fase, alsmede hetgeen vermeld in artikel 1.1, is telkens voorwaarde voor de toelating tot een opvolgende fase, tenzij door de partijen uitdrukkelijk schriftelijk anders is overeengekomen”.
Artikel 4-Voortijdige beëindiging
4.1Indien de leerling de opleiding voortijdig beëindigt zal AIS Vliegopleidingen niet gehouden zijn de reeds vooruit betaalde lesgelden te restitueren.
4.2Indien naar het oordeel van de Head of Training de studieresultaten beneden de door AIS Vliegopleidingen gestelde norm zijn en blijven kan AIS Vliegopleidingen de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen en zal AIS Vliegopleidingen niet gehouden zijn de reeds vooruitbetaalde lesgelden te restitueren.
(…)
Artikel 5- Duur van de opleiding
5.1De duur van de opleiding is circa 18 maanden.
(…)
Artikel 12 Prijzen
12.1De prijs welke de leerling is verschuldigd inzake de opleiding bedraagt € 97.500,- (zeven en negentig duizend vijf honderd euro)”.
2.2[appellant] heeft aan AIS een bedrag van € 97.500,- betaald.
2.3Bij brief van 25 januari 2010 heeft [A] namens AIS aan [appellant] het volgende geschreven:
“(…)
Na meerdere malen afspraken gemaakt te hebben, een laatste waarschuwing en blijvend tegenvallende resultaten heeft AIS Vliegopleidingen besloten uw opleiding voortijdig te beëindigen zoals aan u is meegedeeld in een gesprek op donderdag 21-01-2010, 8.30u.”
2.4Bij brief van 1 maart 2010 heeft [A] namens AIS aan [appellant] geschreven:
“In 2008 ben jij gestart met de vliegopleiding bij AIS Flight Academy. Helaas hebben wij moeten constateren, dat jouw studieresultaten niet hebben voldaan aan het gewenste niveau. Hierom hebben wij moeten besluiten jouw studieovereenkomst te ontbinden conform artikel 4.1 en 4.2 van genoemde overeenkomst. (…).”
2.5[appellant] heeft - zonder goed gevolg - gedurende een periode van ongeveer
20 maanden fase 1 doorlopen.
2.6AIS heeft [appellant] naast het reguliere programma extra begeleiding gegeven en extra toetsen afgenomen.
Het geschil en de beslissing van de rechtbank
3.1[appellant] heeft (oorspronkelijk in conventie) van AIS terugbetaling gevorderd van een bedrag van € 83.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot de datum van algehele voldoening en met veroordeling van AIS in de proceskosten.
3.2AIS heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en heeft (oorspronkelijk in reconventie) een bedrag aan waardevergoeding ad € 5.627,- gevorderd, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor door AIS verrichte prestaties die door [appellant] nog niet zijn betaald en die niet kunnen worden gerestitueerd, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.3De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en heeft de vordering (oorspronkelijk in reconventie) van AIS eveneens afgewezen met veroordeling van AIS in de proceskosten. Tegen de (motivering van de) afwijzing van de vordering van [appellant] is het hoger beroep gericht, terwijl AIS geen incidenteel appel heeft ingesteld. Aldus is in hoger beroep slechts de vordering van [appellant] (oorspronkelijk in conventie) nog aan de orde.
De motivering van de beslissing
4.1De strekking van g
rief 1is dat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over de vraag of de overeenkomst dient te worden beschouwd als een overeenkomst van opdracht, terwijl deze grief ook is gericht tegen de overweging (in rechtsoverweging 4.9 van het bestreden vonnis) dat indien de overeenkomst wel als een overeenkomst van opdracht moet worden beschouwd, dit uitgangspunt niet tot een andere uitkomst leidt.
Grief 2is gericht tegen de overweging onder 4.8 van het bestreden vonnis, inhoudende dat vaststaat dat de opleidingsperiode van [appellant] 20 maanden heeft geduurd en dat [appellant] dus gedurende de gehele reguliere lesperiode (die conform de overeenkomst 18 maanden duurt) onderwijs heeft genoten. Met
grief 3wordt opgekomen tegen het restant van rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis (met uitzondering van de zin: “Voor het genoten onderwijs moet [appellant] de waarde vergoeden die in het economisch verkeer normaal aan die prestatie wordt toegekend”), inhoudend - kort gezegd - dat de waarde van hetgeen AIS heeft geleverd moet worden vastgesteld op het overeengekomen lesgeld.
Grief 4is gericht tegen de overweging in rechtsoverweging 4.9 dat in 4.8 reeds is overwogen dat de waarde van hetgeen AIS heeft geleverd moet worden vastgesteld op het overeengekomen lesgeld. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
4.2Voor zover er grieven tegen de vaststelling door de rechtbank van tussen partijen vaststaande feiten zijn gericht, heeft het hof deze feiten hiervoor onder 1 opnieuw vastgesteld. Overigens is er geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
4.3Gesteld noch anderszins is gebleken dat [appellant] gedurende zijn opleiding jegens AIS een instructiebevoegdheid (vgl. artikel 7:402 BW) toekwam. Reeds op deze grond vormt de overeenkomst geen overeenkomst van opdracht. De desbetreffende overeenkomst is een leerovereenkomst. In zoverre faalt de eerste grief.
4.4De rechtbank heeft in voormeld vonnis van 1 februari 2012 in rechtsoverweging 4.4 overwogen dat beide partijen zich op het standpunt hebben gesteld dat AIS de overeenkomst bij brief van 1 maart 2011 heeft ontbonden en dat aldus artikel 4.1, noch artikel 4.2 van deze overeenkomst van toepassing is en dat deze artikelen voor de beoordeling van het onderhavige geschil niet van belang zijn. Daartegen is door [appellant], noch door AIS gegriefd of anderszins bezwaar gemaakt. Aldus zal (ook) het hof ervan uitgaan dat de overeenkomst bij brief van 1 maart 2011 door AIS is ontbonden, dat dit door [appellant] is erkend en dat voormelde artikelen van de overeenkomst derhalve in dit geschil toepassing missen.
4.5Voor zover de verbintenissen uit de overeenkomst reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat tussen partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Aldus geldt naar het oordeel van het hof dat voor zover AIS nog niet jegens [appellant] heeft gepresteerd, [appellant] een deel van de door hem betaalde lesgelden behoort terug te krijgen. Vaststaat dat [appellant] slechts fase één, zij het zonder goed gevolg, heeft doorlopen en dus niet de fases twee tot en met vijf heeft gevolgd en ingevolge de overeenkomst ook niet heeft kunnen volgen (AIS heeft dan ook bij brief van 25 januari 2010 aan [appellant] geschreven dat AIS heeft besloten de opleiding van [appellant]
voortijdigte beëindigen). Gelet op de aard van deze prestatie - het bieden van fase één van een pilotenopleiding - sluit deze uit dat zij ongedaan wordt gemaakt. Aldus treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst (artikel 6:272 BW).
4.6Dit betekent dat de grieven 2 tot en met 4 (deels) slagen. Gelet op de devolutieve werking van het appel, komt het (door de rechtbank niet behandelde) verweer van AIS aan de orde. Daartoe heeft AIS onder meer gesteld dat de door haar geleverde prestatie, welke volgens haar niet meer ongedaan kan worden gemaakt, moet worden gewaardeerd op ten minste het door [appellant] betaalde lesgeld ad € 97.500,-. Dit is door [appellant] (gemotiveerd) weersproken en is onvoldoende door AIS onderbouwd. Ook de bij memorie van antwoord overgelegde productie, waarover [appellant] zich nog niet heeft kunnen uitlaten, kan deze stelling niet schragen. Aldus gaat het hof aan deze stelling voorbij.
4.7Thans moet de grootte worden bepaald van het bedrag dat door AIS aan [appellant] moet worden terugbetaald van het door hem betaalde lesgeld ad € 97.500,-. Dit bedrag wordt deels bepaald door het niet volgen van voormelde fases twee tot en met vijf en deels door de waarde van de prestatie die AIS wel heeft verricht. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3 is overwogen, kan daarbij geen rekening worden gehouden met de waarde van de door AIS gegeven extra begeleiding en het afnemen van extra toetsen. In het bijzonder zal derhalve moeten worden bezien hoeveel uren
regulierebegeleiding en afname van
reguliereexamens gedurende fase één daadwerkelijk aan [appellant] zijn besteed en tegen welk uurtarief, alsmede hoeveel vlieguren [appellant] gedurende deze fase één in een vliegtuig en in een simulator heeft gemaakt en tegen welk uurtarief. Voorts zijn ook de gemaakte kosten van huur van een vliegtuig alsmede gemaakte brandstofkosten van belang. Mogelijk zijn er ook nog andere kosten gemaakt. Het komt het hof geraden voor, mede ter besparing van de kosten van de benoeming van een deskundige, de verschijning van partijen te gelasten teneinde van partijen inlichtingen hieromtrent te verkrijgen alsmede een onderlinge regeling te beproeven.