Uitspraak
[appellant],
de man,
[geïntimeerde],
de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een man en een vrouw, die in eerste aanleg in een echtscheidingsprocedure betrokken waren. De man was appellant in het principaal appel en verweerder in het voorwaardelijk incidenteel appel, terwijl de vrouw de geïntimeerde in het principaal appel en appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel was. De zaak betreft de verdeling van activa en passiva die voortvloeien uit hun ontbonden huwelijk, waarbij het hof zelf de verdeling heeft vastgesteld.
De procedure volgde op een tussenbeschikking van 11 juni 2013, waarin het hof de man de gelegenheid gaf om informatie te verstrekken over de waarde van een polis en belastingaanslagen. De man heeft vervolgens verschillende akten ingediend, waarop de vrouw heeft gereageerd. Het hof heeft de waarde van de polis vastgesteld op € 18.935,-- en heeft ook rekening gehouden met de belastingaanslagen van beide partijen over de jaren 2006 en 2007. Het hof heeft vastgesteld dat de algehele gemeenschap van goederen per 1 januari 2008 negatief was, met een saldo van € 96.725,51, dat gelijkelijk door beide partijen moest worden gedragen.
In de eindbeslissing heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 28 april 2010 vernietigd voor zover deze de man verplichtte tot betaling van € 4.000,-- en de verkoop van een pannenkoekenboot. Het hof heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld en de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 43.433,18 aan de man, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de rol van het hof in het vaststellen van de verdeling van huwelijksgoederen en de verantwoordelijkheden van beide partijen in het kader van hun financiële verplichtingen na de scheiding.