ECLI:NL:GHAMS:2025:979

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
200.308.547
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over openstaande facturen tussen Poseidon B.V. en Stichting Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij

In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 29 augustus 2023, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Poseidon B.V., vertegenwoordigd door mr. P.A. de Lange, en een aantal rechtspersonen die samen de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) vormen, vertegenwoordigd door mr. T.A. Bruins. Het hof heeft de vorderingen van Poseidon, die betrekking hebben op openstaande facturen, beoordeeld. Het hof concludeert dat Poseidon onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de goederen waarvoor zij facturen heeft uitgeschreven daadwerkelijk aan KNRM zijn geleverd. De rechtbank had eerder de vordering van Poseidon afgewezen, en het hof bevestigt deze afwijzing voor het grootste deel. Het hof oordeelt echter dat er wel een vordering toewijsbaar is van € 1.071,-, te vermeerderen met contractuele rente, die betrekking heeft op enkele facturen. Het hof vernietigt het eindvonnis van de rechtbank voor dit specifieke bedrag, maar bekrachtigt het vonnis voor het overige. Daarnaast wordt Poseidon veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, vastgesteld op € 23.813,-. Het hof wijst het meer of anders gevorderde af en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.308.547/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/312740 / HA ZA 21-60
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2025
in de zaak van
POSEIDON B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel ,
appellante,
advocaat: mr. P.A. de Lange te Barendrecht,
tegen

1.STICHTING KONINKLIJKE NEDERLANDSE REDDING MAATSCHAPPIJ,

2.
KNRM B.V.,
3.
EXPLOITATIESTICHTING TEN BEHOEVE VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE REDDING MAATSCHAPPIJ,
alle gevestigd te IJmuiden,
geïntimeerden,
advocaat: mr. T.A. Bruins te Overveen.
Partijen worden hierna wederom Poseidon en KNRM c.s. genoemd, en geïntimeerden afzonderlijk Stichting KNRM, KNRM B.V. en Exploitatiestichting. De aanduiding ‘KNRM’ wordt hierna wederom ook gebruikt (in enkelvoud) waar gedoeld is op een of meer van de tot KNRM c.s. behorende rechtspersonen.

1.De zaak in het kort

Dit arrest is een vervolg op het tussenarrest van 29 augustus 2023.

2.Het verdere geding in hoger beroep

Het hof heeft op 29 augustus 2023 in deze zaak een tussenarrest uitgesproken. Bij het tussenarrest heeft het hof de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte aan de zijde van Poseidon (en vervolgens aan de zijde van KNRM c.s.).
Poseidon heeft daarna het volgende stuk ingediend:
- akte na tussenarrest van 3 oktober 2023, met producties.
Ten aanzien van KNRM c.s. is het recht om een akte te nemen komen te vervallen.
Op 2 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten bij deze zitting laten toelichten, Poseidon door mr. De Lange voornoemd, en KNRM c.s. door mr. Bruins voornoemd. Mr. Bruins heeft gesproken aan de hand van spreekaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd. KNRM c.s. hebben ter gelegenheid van deze mondelinge behandeling de producties 7 tot en met 11 ingediend. Bij de zitting heeft het hof partijen een instructie gegeven, zoals neergelegd in het proces-verbaal van de zitting dat aan partijen is afgegeven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte na mondelinge behandeling van Poseidon van 3 december 2024, met producties,
- akte overlegging producties van KNRM c.s. van 3 december 2024, met producties,
- akte van Poseidon van 14 januari 2025,
- antwoordakte overlegging producties van KNRM c.s. van 14 januari 2025.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.De verdere beoordeling in hoger beroep

3.1.
Uit 4.8 van het tussenarrest volgt dat het hof nog over de volgende geschilpunten dient te beslissen:
  • i) grief 1 (wie is contractuele wederpartij), voor zover deze grief ziet op Exploitatiestichting, en
  • ii) grief 2 (openstaande facturen), voor zover deze grief ziet op de primaire vordering onder 2, onderdeel 1 van Poseidon .
3.2.
Het hof ziet aanleiding eerst geschilpunt (ii) te behandelen. Dit geschilpunt betreft de vordering van Poseidon tot nakoming van de betalingsverplichting die volgens haar bestaat wegens 29 door haar uitgeschreven facturen.
3.3.
De rechtbank heeft het gevorderde afgewezen, en daartoe als volgt overwogen:
“De rechtbank overweegt dat ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op Poseidon de stelplicht en bewijslast rust ter zake de vraag of door KNRM zaken zijn besteld en door Poseidon zijn geleverd waarop de facturen waarvan betaling wordt gevorderd betrekking hebben. De rechtbank constateert dat Poseidon tegenover de gemotiveerde betwisting van KNRM onvoldoende (concrete) feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit blijkt dat KNRM de bestellingen heeft gedaan en dat deze door Poseidon daadwerkelijk zijn geleverd. Voor zover de facturen betrekking hebben op zaken die rechtstreeks door S1 aan KNRM zijn geleverd, omdat KNRM gedwongen was om rechtstreeks met S1 te handelen omdat S1 weigerde nog leveringen te doen aan Poseidon vanwege betalingsachterstanden, geldt dat door Poseidon niet aannemelijk is gemaakt dat zij voor deze leveringen op haar beurt wel aan S1 heeft voldaan. Onder die omstandigheid ligt de vordering ter zake de openstaande facturen voor afwijzing gereed.”
3.4.
Het hof stelt het volgende voorop. Een koopovereenkomst voor de goederen zoals in deze zaak aan de orde, brengt mee dat de verkoper verplicht is de verkochte goederen in eigendom over te dragen en af te leveren door deze in het bezit te stellen van de koper. Voor de koper brengt deze koopovereenkomst mee dat de koper, tenzij anders is overeengekomen, ten tijde en ter plaatse van de aflevering de prijs moet betalen. KNRM heeft aangevoerd dat Poseidon (pas) na de levering mocht factureren. Poseidon heeft dat niet tijdig, noch met een overtuigende onderbouwing betwist, zodat het bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt strekt.
3.5.
De vraag die partijen verdeeld houdt, luidt of de goederen waarvoor Poseidon de 29 facturen heeft uitgeschreven door (of namens) Poseidon aan KNRM zijn geleverd, zoals Poseidon stelt en KNRM betwist. Het hof heeft Poseidon bij het tussenarrest in de gelegenheid gesteld haar stellingen dienaangaande (nader) toe te lichten. Vervolgens heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden en ook daarbij heeft het hof Poseidon in de gelegenheid gesteld haar stellingen (nader) toe te lichten, onder meer op grond van de door het hof bij de zitting gegeven instructie.
3.6.
Het hof heeft deze instructie gegeven naar aanleiding van de stelling van Poseidon dat S1 de goederen
namensPoseidon aan KNRM heeft geleverd. De enkele stelling van Poseidon dat het “
altijd al de normale gang van zaken was” dat S1 rechtstreeks aan KNRM leverde, volstond in dit verband niet. Die stelling van Poseidon gaat voorbij aan het betoog van KNRM dat S1 geen zaken meer met Poseidon wilde doen en zich jegens Poseidon op een opschortingsrecht beriep, waardoor Poseidon niet meer aan KNRM kon leveren, dus niet direct, noch via S1. Dit betoog van KNRM wordt ondersteund door de (aangetekend verzonden) brief van 17 juli 2019 van KNRM aan Poseidon waarin KNRM, kort gezegd, Poseidon erop aanspreekt dat S1 weigerde nog leveringen te doen aan Poseidon vanwege (forse) betalingsachterstanden, en waarin KNRM meedeelt dat zij vanwege het veiligheidsrisico voor de opstappers van de reddingsboten genoodzaakt is de afwikkeling van de orders rechtstreeks met S1 te regelen. Poseidon heeft hier onvoldoende tegenovergesteld. Hierbij gaat het hof voorbij aan de stukken die Poseidon heeft overgelegd als productie 6 bij haar akte na tussenarrest van 3 oktober 2023, omdat KNRM gemotiveerd de bewijswaarde van deze stukken heeft betwist, en Poseidon (ook) daar onvoldoende tegenover heeft gesteld.
3.7.
Poseidon heeft bij de zitting van het hof, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Het bewijs dat de goederen wel degelijk door S1 namens Poseidon zijn geleverd, volgt uit de facturen die S1 aan Poseidon heeft gestuurd voor de orders waarop de 29 facturen zien. Poseidon heeft deze facturen van S1 nog niet voldaan, daarover wordt tussen S1 en Poseidon geprocedeerd, aldus het betoog van Poseidon .
3.8.
De facturen van S1 waarop Poseidon doelde, waren in deze procedure nog niet overgelegd. Voorts konden de facturen van S1 op andere bestellingen van Poseidon zien dan waarop de 29 facturen betrekking hebben. Dat is ook het geval omdat Poseidon ter zitting van het hof heeft bevestigd dat zij ook aan andere contractspartijen goederen leverde die zij afnam van S1. Enkel het noemen van openstaande facturen van S1 volstond daarom niet.
3.9.
Al het voorgaande heeft geleid tot de volgende instructie, voor zover hier van belang:
“De zaak wordt verwezen naar de rol van5 november 2024teneinde:
Poseidon in de gelegenheid te stellen om bij akte de volgende stukken in te dienen:
  • de door haar ter zitting genoemde facturen van S1 aan Poseidon met betrekking tot de 29 posten;
  • de onderliggende stukken van de procedure in [plaats 2] waaruit volgens Poseidon blijkt dat in die procedure door S1 (mede) betaling wordt gevorderd van genoemde facturen,
een en ander eventueel met een korte toelichting,”
3.10.
In haar akte van 3 december 2024 heeft Poseidon echter slechts vermeld, voor zover hier van belang:
“2. Poseidon legt alsprod. 1over mailwisseling tussen haar en S1, met daarin overzichten van de openstaande facturen. De facturen zelf heeft Poseidon niet van S1 ontvangen en kan zij derhalve niet overleggen.
3. Alsprod. 2legt Poseidon over de brief van 12 maart 2020 met bijlagen van [naam 1] van [naam 2] , waarin namens S1 aan de hand van een concept dagvaarding een procedure voor de openstaande facturen van S1 op Poseidon wordt aangekondigd.
4. Voor zover bekend is de door S1 aangekondigde procedure tegen Poseidon tot op heden niet aanhangig gemaakt.”
3.11.
Poseidon heeft hiermee niet aan de instructie van het hof voldaan. In de akte vermeldt Poseidon zelfs dat zij de facturen van S1 “
niet van S1 heeft ontvangen”. Anders dan het hof bij de zitting van Poseidon had begrepen, loopt er kennelijk ook
geen procedurewaarin door S1 betaling wordt gevorderd van de facturen waarop Poseidon ter zitting doelde. Het koppelen door Poseidon van enkele van haar facturen aan (vermeende) facturen van S1, zoals zij op de laatste twee pagina’s van haar akte van 14 januari 2025 heeft gedaan, kan het voorgaande niet repareren, reeds omdat de koppeling die Poseidon maakt oncontroleerbaar is, doordat de facturen van S1 ontbreken.
3.12.
Het hof constateert op basis van al het voorgaande dat Poseidon , ook in hoger beroep, tegenover de gemotiveerde betwisting van KNRM onvoldoende concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld, die, mits bewezen, de conclusie rechtvaardigen dat de goederen waarvoor zij de 29 facturen heeft uitgeschreven door (of namens) haar aan KNRM zijn geleverd. Voormeld oordeel wordt niet anders als veronderstellenderwijs voor juist wordt aangenomen dat KNRM in augustus 2019 transportkosten aan Poseidon heeft voldaan ten behoeve van enkele van de 29 orders, zoals Poseidon stelt en KNRM betwist. Ook in onderling verband en samenhang bezien met wat Poseidon verder naar voren heeft gebracht, is dat namelijk onvoldoende voor het oordeel dat Poseidon in dit geding aanspraak heeft op betaling.
3.13.
Al het voorgaande staat bij de facturen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] tot en met [nummer 3] aan toewijzing van de vordering van Poseidon in de weg. Ten aanzien van de overige facturen overweegt het hof als volgt.
3.14.
KNRM heeft onderbouwd gesteld, en Poseidon heeft onvoldoende betwist, dat de facturen met de nummers [nummer 4] en [nummer 5] , voor zover aan Poseidon verschuldigd, al aan Poseidon zijn betaald. De bedragen op die facturen zijn op die grond niet toewijsbaar.
3.15.
Het nog openstaande bedrag van de factuur met nummer [nummer 6] (in hoofdsom € 230,89) ter zake van transportkosten, is niet toewijsbaar omdat op basis van de stellingen van Poseidon niet kan worden aangenomen dat KNRM dat bedrag verschuldigd is.
3.16.
Het bedrag op de factuur met nummer [nummer 7] betreft een prijscorrectie. Dat bedrag is niet toewijsbaar omdat Poseidon tegenover de betwisting van KNRM geen (tijdige en) toereikende onderbouwing voor het verschuldigd zijn van deze prijscorrectie heeft gegeven, mede gezien de beslissingen in het tussenarrest.
3.17.
Iets anders geldt voor de facturen met de nummers [nummer 8] , [nummer 9] en [nummer 10] van samen in hoofdsom € 1.071,-. Mede gelet op het verhandelde ter zitting van het hof heeft KNRM onvoldoende betwist dat zij deze orders, die volgens de toelichting van partijen op iets anders zien dan de levering van goederen, behoorde te betalen. Het hof passeert het verweer van KNRM dat de betalingsverplichting door betaling teniet is gegaan. KNRM heeft dat verweer niet voldoende onderbouwd. Het bedrag van in hoofdsom € 1.071,- is dus toewijsbaar. Poseidon vordert contractuele rente van 2,5% per maand. KNRM heeft niet voldoende betwist dat Poseidon over genoemd bedrag van € 1.071,- contractuele rente verschuldigd is. De factuurdatum van (ieder van) deze facturen is 3 mei 2019. Bij gebreke van een aanknopingspunt voor een andere ingangsdatum, acht het hof de rente toewijsbaar vanaf 30 dagen na deze datum. Het hof begrijpt uit de stellingen van Poseidon dat zij geen aanspraak maakt op incassokosten als de contractuele rente wordt toegewezen (nummer [nummer 11] van de inleidende dagvaarding, in samenhang met het petitum van haar vordering in hoger beroep). Het hof kan niet meer toewijzen dan gevorderd.
3.18.
Wat partijen verder over de facturen naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking omdat het niet tot andere beslissingen kan leiden. Voor de volledigheid voegt het hof hieraan toe dat, indien en voor zover Poseidon meent dat er – ondanks hetgeen in dit arrest en in het tussenarrest is overwogen – een grondslag bestaat voor schadevergoeding, Poseidon dat niet voldoende heeft toegelicht.
3.19.
Het hof komt tot een afronding.
3.20.
Bij het tussenarrest is overwogen, voor zover hier van belang:
Slotoverweging
4.8
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hof geen gronden ziet voor het alsnog toewijzen van Poseidons primaire vordering onder 1, haar primaire vordering onder 2, onderdelen 2 tot en met 12 en haar subsidiaire vorderingen. De grieven 3 tot en met 7 slagen niet. Grief 1 (contractuele wederpartij) is niet van belang voor Stichting KNRM (zie onder 4.6.2), faalt voor zover zij ziet op KNRM B.V. en voor zover zij ziet op Exploitatiestichting zal daarover worden beslist na afronding van de aktewisseling. Ook over grief 2 (openstaande facturen, Poseidons primaire vordering onder 2, onderdeel 1) zal worden beslist na de aktewisseling. (…)”
3.21.
Het hof ziet in hetgeen Poseidon na het tussenarrest naar voren heeft gebracht geen aanleiding terug te komen van enige beslissing in het tussenarrest.
3.22.
Voor de geschilpunten die na het tussenarrest nog openstonden (bedoeld onder 3.1 hiervoor), geldt het volgende.
Geschilpunt (ii)
3.23.
Uit hetgeen in dit arrest is overwogen, volgt dat de primaire vordering onder 2, onderdeel 1 van Poseidon niet toewijsbaar is, behalve wat betreft de factuurnummers [nummer 8] , [nummer 9] en [nummer 10] van samen in hoofdsom € 1.071,-, te vermeerderen met rente. Alleen in zoverre treft grief 2 doel.
Geschilpunt (i)
3.24.
De facturen met de nummers [nummer 8] , [nummer 9] en [nummer 10] zijn gericht aan Stichting KNRM en niet aan Exploitatiestichting. Tussen partijen is niet in geschil dat Stichting KNRM gold als wederpartij van Poseidon (zie onder 4.6.2 tussenarrest). Er is onvoldoende gesteld voor het oordeel dat ook Exploitatiestichting voor deze facturen kan worden aangesproken. De andere facturen waarop Poseidon zich beroept, kunnen niet tot een veroordeling van KNRM leiden, zoals hiervoor is toegelicht. Bij deze uitkomst bestaat geen belang bij de grief van Poseidon tegen de door de rechtbank uitgesproken niet-ontvankelijkverklaring van Poseidon in haar vorderingen jegens Exploitatiestichting. De grieven 1 en 7 zijn (ook) in zoverre tevergeefs aangevoerd.
3.25.
De slotsom is dat de grieven van Poseidon alleen doel treffen jegens Stichting KNRM ten aanzien van het bedrag van in hoofdsom € 1.071,-, te vermeerderen met contractuele rente. Het vonnis waarvan beroep zal alleen in zoverre worden vernietigd. Het hof ziet bij deze uitkomst geen aanleiding de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling te vernietigen. Poseidon blijft (overwegend) in het ongelijk gesteld. Dat rechtvaardigt een proceskostenveroordeling ten laste van Poseidon .
3.26.
Poseidon is ook in hoger beroep overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom ook in hoger beroep worden veroordeeld in de proceskosten. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 11.379,-
- salaris advocaat €
12.434,-(2 punten × tarief VIII (€ 6.217,-))
Totaal € 23.813,-
3.27.
Het betoog van KNRM dat Poseidon in deze procedure heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv behoeft bij deze uitkomst geen bespreking omdat het niet tot andere beslissingen kan leiden.
3.28.
Aan (nadere) bewijslevering wordt niet toegekomen.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het eindvonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Stichting KNRM € 1.071,- te betalen aan Poseidon , te vermeerderen met de contractuele rente van 2,5% per maand over dat bedrag vanaf 30 dagen na 3 mei 2019 tot de voldoening,
bekrachtigt het eindvonnis voor het overige,
verklaart Poseidon niet-ontvankelijk in het hoger beroep van het tussenvonnis van 9 juni 2021 (waarin ambtshalve een comparitie van partijen is gelast),
veroordeelt Poseidon in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van KNRM vastgesteld op € 23.813,-,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. D. Kingma, mr. M.M. Korsten-Krijnen en mr. J.M. van den Berg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.