ECLI:NL:GHAMS:2025:975

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
23-002785-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling voor hennepteelt met betrekking tot huurkosten en betrokkenheid van mededaders

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die eerder was veroordeeld voor hennepteelt. De rechtbank had de betrokkene verplicht tot betaling van een bedrag van € 332.518,00 aan de Staat, ter ontneming van het voordeel dat hij had verkregen uit de hennepteelt. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 708.335,60 zou betalen, maar het hof heeft dit bedrag herzien. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene voordeel heeft genoten uit eerdere oogsten van hennepplanten, maar heeft ook rekening gehouden met de huurkosten van het pand waarin de hennepteelt plaatsvond. Het hof heeft geoordeeld dat de huurkosten in mindering moeten worden gebracht op de bruto opbrengst, omdat niet is gebleken dat het pand voor andere doeleinden werd gebruikt. De uiteindelijke schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld op € 327.211,60, waarna het hof een vermindering van € 5.000,00 heeft toegepast vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De betrokkene is verplicht tot betaling van € 322.211,60 aan de Staat. Het hof heeft de draagkracht van de betrokkene in overweging genomen, maar oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat hij niet in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002785-23 (ontneming)
datum uitspraak: 11 april 2025
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2023 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-183556-18 tegen de betrokkene
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1945,
adres: [adres 1] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 708.335,60.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2023 - kort gezegd en voor zover relevant voor deze ontnemingsprocedure - veroordeeld ter zake van het op 29 oktober 2016 opzettelijk telen van 266 hennepplanten en opzettelijk aanwezig hebben van 7426 gram hennep in een pand te Amsterdam.
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 19 oktober 2023 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 332.518,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 maart 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een ander ontnemingsbedrag komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 425.818,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel evenals de rechtbank kan worden uitgegaan van 20 eerdere oogsten, maar dat de huurkosten ad € 83.300,00 niet voor aftrek in aanmerking komen nu niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de huurkosten uitsluitend zijn gemaakt ten behoeve van de hennepteelt. Daarnaast heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn kan worden volstaan met een constatering nu in de strafzaak reeds voldoende compensatie heeft plaatsgevonden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering moet worden afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de betrokkene enig voordeel heeft genoten. Hiertoe is aangevoerd dat sprake was van slechts één oogst, die bij de ontmanteling is aangetroffen en in beslaggenomen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de huurkosten en de aangetroffen
7,5 kilogram hennep in mindering te brengen op het te berekenen voordeel en om het eindbedrag te delen door een factor drie wegens aanwijzingen van betrokkenheid van ten minste twee mededaders. Verder heeft de raadsman bepleit dat vanwege de overschrijding van de redelijke termijn het ontnemingsbedrag met 20% verminderd moet worden. Ten slotte heeft de raadsman het hof verzocht het ontnemingsbedrag te matigen tot € 10.000,00 gelet op de (beperkte) draagkracht van de betrokkene.
Oordeel van het hof
Grondslag
De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden opgelegd aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit en voordeel door dat feit of uit de baten daarvan heeft verkregen. Ook kan wederrechtelijk voordeel verkregen uit andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan, worden ontnomen (artikel 36e, tweede lid Sr). De betrokkene is bij vonnis van 21 september 2023 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld ter zake van hennepteelt op
29 oktober 2016. Het hof is van oordeel dat voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene andere strafbare feiten heeft begaan, namelijk dat hij zich in de periode voorafgaand aan 29 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennepplanten. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de betrokkene hieruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het hof baseert de hiernavolgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het ontnemingsrapport [1] , dat mede is gebaseerd op het BOOM-rapport van 1 november 2010 (hierna: het BOOM-rapport). Daarbij is in het voordeel van de verdachte de update van het BOOM-rapport van
1 juni 2016 niet gehanteerd, omdat de gerealiseerde oogsten voor het grootste gedeelte vóór 1 juni 2016 hebben plaatsgevonden.
Eerdere oogsten
Op 29 oktober 2016 is in een pand op de [adres 2] , dat door de betrokkene gehuurd werd, een hennepkwekerij aangetroffen. In de kweekruimte stonden 266 hennepplanten. [2] Tevens werden in het pand zakken met in totaal 7.426 gram gedroogde hennep aangetroffen, wat overeenkomt met de opbrengst van één oogst van 266 hennepplanten. [3] Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat dat de betrokkene voordeel heeft genoten uit eerdere oogsten van de aangetroffen hennepkwekerij. Met de rechtbank gaat het hof uit van
14 september 2012 als begindatum van de hennepkwekerij. Uit onderzoek naar het historisch energieverbruik op voornoemd adres is immers gebleken dat dit gebruik in de periode vanaf
14 september 2012 tot aan de ontmanteling van de kwekerij op 29 oktober 2016 zeer hoog is geweest. [4] Voor dit hoge energieverbruik heeft de betrokkene geen verklaring gegeven. Op het pand stond de naam van het bedrijf van de betrokkene ( [bedrijf] ). [5] Uit ICOV-gegevens van de Belastingdienst is echter gebleken dat het bedrijf van de betrokkene reeds op 8 november 2011 is opgeheven. [6] Tevens werden bij de ontmanteling van de hennepkwekerij op 29 oktober 2016 enkel verouderde en niet-aangesloten computers aangetroffen onder een dikke laag stof. [7] Het hof is daarom van oordeel dat het hoge stroomverbruik in de jaren voorafgaand aan 29 oktober 2016 niet kan worden toegeschreven aan het voormalig bedrijf van de betrokkene. Het is aannemelijk dat dit verbruik het gevolg is van elektriciteit die nodig is voor het telen van hennep.
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal gaat het hof daarbij uit van twintig eerdere oogsten, nu niet is gebleken dat gebruik werd gemaakt van CO2-toevoeging.
Opbrengsten
Overeenkomstig het ontnemingsrapport gaat het hof uit van een gemiddelde opbrengst van 7.426 gram hennep per oogst. Dit wordt ondersteund door het gewicht van de in zakken aangetroffen (gedroogde) hennep en het aantal aangetroffen hennepplanten.
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt het
BOOM-rapport op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 3,28 per gram hennep. [8]
Kosten
Het hof zal met betrekking tot de afschrijvingskosten, de inkoopprijs van de stekken en de overige variabele kosten evenals de rechtbank uitgaan van hetgeen daarover in het BOOM-rapport is opgenomen. [9]
Elektriciteitskosten worden alleen in mindering gebracht indien aannemelijk is dat deze kosten ook daadwerkelijk zijn betaald. Uit het ontnemingsrapport blijkt dat de betrokkene de elektriciteit op legale wijze heeft betrokken en periodiek heeft voldaan. [10] Daarbij wordt aangesloten bij de berekening door het energiebedrijf of, indien een berekening niet voorhanden is, een kostenpost per lamp per oogst zoals opgenomen in het BOOM-rapport. [11] In casu is geen berekening door het energiebedrijf voorhanden. Uit het dossier blijkt dat in de kweekruimte 12 assimilatielampen hingen. Het wattage van de lampen is niet bekend, waardoor het hof overeenkomstig het ontnemingsrapport uitgaat van het meest gangbare wattage in geval van hennepkweek, te weten 600 watt per lamp. [12] Blijkens het BOOM-rapport bedragen de elektriciteitskosten per oogst:
12 lampen x € 140,00 = € 1.680,00. [13]
Ten aanzien van de huurkosten voor het pand is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat deze moeten worden afgetrokken van de bruto opbrengst, omdat niet is gebleken dat het pand voor andere doeleinden dan hennepteelt werd gebruikt. Daarbij wijst het hof op de hiervoor beschreven wijze waarop het pand is aangetroffen, de omstandigheid dat niet is gebleken dat de betrokkene het pand bewoonde en dat zijn bedrijf reeds in 2011 is opgeheven. In afwijking van de rechtbank gaat het hof daarbij uit van een maandelijkse huurprijs van € 1.789,13, gebaseerd op de bankafschriften van de rekening van de betrokkene. [14] Per oogst wordt uitgegaan van 2,5 maand huur, dat wil zeggen € 4.472,83.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat (en in hoeverre) ook anderen bij de hennepteelt betrokken zijn geweest. Daarom ziet het hof geen aanleiding over te gaan tot een pondspondsgewijze of andere verdeling van de opbrengst.
Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande wordt de berekening als volgt.
Bruto opbrengst per oogst: 7.426 gram hennep x € 3,28 = € 24.357,28.
Kosten per oogst:
  • Afschrijvingskosten (266 planten) € 200,00
  • Inkoopprijs stekken (226 x € 2,85) € 758,10
  • Variabele kosten (266 x € 3,33) € 885,78
  • Elektriciteitskosten € 1680,00
  • Huisvestingskosten € 4.472,83
-------------- +
Totale kosten per oogst: € 7.996,71
Netto opbrengst per oogst: € 24.357,28 - € 7.996,70 = € 16.360,58.
Netto opbrengst 20 oogsten: € 16.360,58 x 20 = € 327.211,60.
Het hof schat het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom op
€ 327.211,60.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Draagkracht
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het hof verzocht de verplichting tot betaling aan de Staat te matigen tot € 10.000,00 (gelijk aan het contante geldbedrag dat onder de betrokkene in beslag is genomen). Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de betrokkene niet over voldoende draagkracht beschikt of zal beschikken gelet op zijn financiële situatie en hoge leeftijd.
Het hof stelt voorop dat de draagkracht van de betrokkene in beginsel in de executiefase aan de orde dient te worden gesteld. In het ontnemingsgeding kan de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde worden gesteld indien aanstonds duidelijk is dat de betrokkene op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben om de betalingsverplichting te kunnen voldoen. Het hof is van oordeel dat op dit moment niet aanstonds duidelijk is geworden dat de betrokkene thans en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben.
Overschrijding redelijke termijn
Blijkens het dossier is op 23 oktober 2018 een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag betekend aan de betrokkene in persoon. De rechtbank heeft op 19 oktober 2023 vonnis gewezen. Dit betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in eerste aanleg met drie jaren is overschreden. Het hof ziet hierin aanleiding om de betalingsverplichting te matigen met € 5.000,00, waardoor de betalingsverplichting uitkomt op
€ 322.211,60.
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 322.211,60.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
327.211,60 (driehonderdzevenentwintigduizend tweehonderdelf euro en zestig cent).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 322.211,60 (driehonderdtweeëntwintigduizend tweehonderdelf euro en zestig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C. Beuze, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.P.M. van Rijn en, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 april 2025.
Mr. C. Beuze is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 augustus 2018, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (niet doorgenummerde pagina’s 1-14, met bijlagen tot pagina 38), hierna: ontnemingsrapport.
2.Aanvullend proces-verbaal van verdenking van 4 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 17.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossier doorgenummerde pagina 23 en het ontnemingsrapport, pagina’s 6-7.
4.Proces-verbaal van verdenking van 5 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 26.
5.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van 29 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, dossier doorgenummerde pagina 60.
6.iCov-bevraging van 12 februari 2019, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 32.
7.Aanvullend proces-verbaal van verdenking van 4 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 18.
8.Ontnemingsrapport, pagina’s 6-7.
9.BOOM-rapport van 1 november 2010, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 16.
10.Ontnemingsrapport, pagina 10.
11.BOOM-rapport van 1 november 2010, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 16.
12.Ontnemingsrapport, pagina 10 en proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 29 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, dossier doorgenummerde pagina 1.
13.BOOM-rapport van 1 november 2010, bijlage bij het ontnemingsrapport, niet doorgenummerde pagina 16.
14.Ontnemingsrapport, pagina 13.