In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een mantelzorger, heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en witwassen van geldbedragen die toebehoorden aan de hulpbehoevende man waarvoor zij zorg droeg. Gedurende de periode van 13 januari 2014 tot en met 5 januari 2016 heeft de verdachte meermaals geldbedragen van de bankrekeningen van de man opgenomen, waarbij zij gebruik maakte van zijn bankpassen en pincodes zonder toestemming voor deze opnames. In totaal heeft zij ongeveer € 69.624,65 aan geldbedragen weggenomen, waarvan een deel is gebruikt voor haar eigen levensonderhoud. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van valse sleutels en aan witwassen door de gestolen bedragen om te zetten en op haar eigen rekening te storten. De verdachte heeft in hoger beroep geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor haar handelen en het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.