ECLI:NL:GHAMS:2025:969

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
200.353.174/01 SKG
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervangende toestemming voor vakantie met kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De vrouw is op 7 april 2025 in hoger beroep gekomen van een deel van het vonnis van 3 april 2025, waarin de voorzieningenrechter vervangende toestemming heeft verleend aan de man voor een vakantie met de kinderen naar Israël van 10 tot en met 21 april 2025. De vrouw is het niet eens met deze beslissing en heeft in appel één grief voorgedragen, waarbij zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van de man zal afwijzen. De mondelinge behandeling in hoger beroep vond plaats op 9 april 2025, waarbij beide partijen met hun advocaten aanwezig waren. De man heeft ter zitting geantwoord en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen. Het hof heeft in verband met de spoedeisendheid van de zaak besloten om de beslissing in de vorm van een kop-staartarrest te geven. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de kosten van het hoger beroep tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.353.174/01 SKG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/76561 1 / KG ZA 25-153 NB/MAH
arrest van de meervoudige familie kamer van 9 april 2025
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonend te [plaats A] ,
appellante,
advocaat: mr. M. Ferwerda te Amsterdam,
tegen:
[de man] ,
wonend te [plaats B] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is bij dagvaarding van 7 april 2025 in hoger beroep gekomen van een deel van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de voorzieningenrechter) van 3 april 2025 in kort geding gewezen tussen de man als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en de vrouw als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
1.3
De voorzieningenrechter heeft op 3 april 2025 vonnis gewezen door middel van een zogeheten kop-staartvonnis. De uitwerking/motivering is op 8 april 2025 door de voorzieningenrechter afgegeven.
1.4.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
1.5.
Partijen hebben verder de volgende stukken ingediend:
- aan de zijde van de vrouw: producties 4 t/m 15, bij bericht van 8 april 2025;
- aan de zijde van de man: spreekaantekeningen mondelinge behandeling in kort geding van 26 maart 2025, bij bericht van 8 april 2025.
1.6.
De vrouw heeft in appel één grief voorgedragen en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de conventionele vordering van de man af te wijzen.
1.7.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft op 9 april 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn partijen met hun advocaten.
1.8.
Ter zitting heeft de man geantwoord, producties overgelegd en geconcludeerd – zo begrijpt het hof - dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen.
Partijen hebben hun standpunt in hoger beroep verder toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. De vrouw heeft daarbij nog een tweede grief geformuleerd. De man heeft daarbij nog producties overgelegd en een kort geluidsfragment afgespeeld.
1.9.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak wordt de beslissing vandaag gegeven in de vorm van een kop-staartarrest. De uitwerking daarvan volgt later.

2.Het geschil

2.1.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis van 3 april 2025, voor zover thans van belang, aan de man – op diens vordering - vervangende toestemming (in de plaats komend van toestemming van de vrouw) verleend voor de vakantie van 10 april 2025 tot en met 21 april 2025 waarbij de man zal reizen naar de gemeente [gemeente] , Israël, met de kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2014 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 te [plaats A] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2019 te [plaats A] .
2.2.
De vrouw is het daarmee niet eens en is van mening dat die vervangende toestemming niet moet worden verleend.

3.Beoordeling

De beoordeling volgt in het uitgewerkte arrest.

4.Beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
4.2.
compenseert de kosten van het hoger beroep tussen partijen, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. van de Beek, J.M. van Baardewijk en A.R. van Wieren in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.E. Kraan, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.