ECLI:NL:GHAMS:2025:956

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
200.332.001/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van onredelijk bezwarende kostenbedingen in een overeenkomst van opdracht tot incasso

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Juristu Incassodiensten B.V. en een consument, aangeduid als [geïntimeerde]. De consument had Juristu ingeschakeld voor het incasseren van een openstaande vordering op [X] B.V. op basis van een 'no cure no pay' overeenkomst. De kantonrechter had eerder de kostenbedingen in de overeenkomst vernietigd, omdat Juristu niet voldoende informatie had verstrekt over de kosten. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de kostenbedingen onredelijk bezwarend waren, omdat ze niet transparant waren en het evenwicht tussen de partijen verstoorden. Hierdoor verviel de gehele overeenkomst, wat leidde tot een terugbetalingsverplichting voor Juristu. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Juristu in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.332.001/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9349298/ CV EXPL 21-10651
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2025
in de zaak van
JURISTU INCASSODIENSTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.J. van der Goen te Hilversum,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. du Bois te Amsterdam.
Partijen worden hierna Juristu en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde] heeft Juristu ingeschakeld om een openstaande vordering te incasseren. Tussen partijen is een overeenkomst gesloten op basis van ‘no cure no pay’. [geïntimeerde] is niet tevreden over de dienstverlening van Juristu en vordert onder meer terugbetaling van door hem betaalde kosten.
De kantonrechter heeft de kostenbedingen in de overeenkomst vernietigd omdat Juristu daarover onvoldoende informatie heeft gegeven (artikel 6:230 m lid 1 aanhef en onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en Juristu veroordeeld tot terugbetaling van de door [geïntimeerde] betaalde kosten.
Het hof oordeelt dat de kostenbedingen onredelijk bezwarend zijn (artikel 6:233 aanhef en onder a BW). Ze zijn niet transparant en in strijd met de goede trouw omdat ze het evenwicht tussen partijen aanzienlijk verstoren ten nadele van de consument. De kostenbedingen worden om die reden vernietigd. Dat leidt tot het verval van de hele overeenkomst en daarmee ontstaat een terugbetalingsverplichting voor Juristu. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

2.Het geding in hoger beroep

Juristu is bij dagvaarding van 11 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 11 mei 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en Juristu als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 15 november 2024 laten toelichten, Juristu door mr. Van der Goen voornoemd en [geïntimeerde] door mr. Du Bois voornoemd, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen.
[geïntimeerde] heeft een dag voor de mondelinge behandeling nog een productie overgelegd. Op de mondelinge behandeling heeft het hof deze productie - na bezwaar van Juristu - geweigerd, omdat deze niet binnen de daarvoor geldende termijn is overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Juristu heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en [geïntimeerde] alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering dan wel deze vordering zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen Juristu naar aanleiding van het bestreden vonnis aan hem heeft voldaan te vermeerderen met rente, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de (werkelijke) kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Juristu in de (werkelijke) kosten van het geding in hoger beroep met rente.
Juristu heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 1.1 tot en met 1.5 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, komen deze neer op het volgende.
3.1.
[geïntimeerde] heeft [X] B.V. (hierna: [X] ) werkzaamheden laten uitvoeren. [X] heeft dat volgens [geïntimeerde] niet goed gedaan en hij heeft om die reden [X] aansprakelijk gesteld voor de schade. Vervolgens heeft [geïntimeerde] zich tot Juristu gewend ter incasso van zijn vordering op [X] .
3.2.
Begin november 2019 heeft [geïntimeerde] zich via een digitaal formulier voor de aanvraag van een incassotraject gewend tot Juristu. Daarbij heeft hij de algemene voorwaarden van Juristu geaccepteerd.
3.3.
In de algemene voorwaarden staat, onder meer:
3. Tarieven
a. Er worden voor dossiers geen basiskosten of dossierkosten in rekening gebracht indien deze niet verhaald zijn. Minnelijke incasso op basis van no cure, no pay.
b. Slechts na akkoord offerte en opdracht van de opdrachtgever zal Juristu gaan dagvaarden c.q. gerechtelijke incasso procedure starten.
(…)
Afrekening en facturering.
24. Betalingen van de debiteur gedaan aan JURISTU Incasso of rechtstreeks aan de cliënt zijn in eerste instantie ter voldoening van de incasso, juridische bijstand en administratiekosten en komen direct toe aan JURISTU Incasso en zijn onmiddellijk opeisbaar. (…)
26. Nadat de volledige vordering is geincasseerd ontvangt de opdrachtgever een afrekening. Op de afrekening naar de opdrachtgever toe worden, van de door de debiteuren betaalde bedragen aan JURISTU Incasso en/of de cliënt, zowel de buitengerechtelijke kosten evenals de voorschotten in mindering gebracht van de hoofdsom en de daarbij behorende rente.
27. De door JURISTU Incasso betaalde voorschotten van welke aard dan ook zullen in rekening worden gebracht ook in geval dat een eventuele gerechtelijke procedure al dan niet op tegenspraak van debiteur wordt verloren.
28. Wordt het incasseren van een vordering op verzoek of na opdracht van cliënt gestaakt of adviseert JURISTU Incasso af te zien van verdere vervolging, vanwege later gebleken onvoorziene onzekerheden als gevolg van fouten aan de zijde van de cliënt, dan heeft JURISTU Incasso recht op vergoeding overeenkomstig de regeling vermeld onder artikel 29.
29. Aan de cliënt wordt het volgende in rekening gebracht:
A. Dossierkosten € 45,- ex btw
B. Incasso- en/of administratiekosten of anderszins, welke aan de wanbetaler in rekening werden gebracht, met dien verstande dat deze kosten niet door de wanbetaler werden voldaan. De hoogte van de buitengerechtelijke kosten bedragen dan:
Factuurbedrag (zonder rente) Maximale incassokosten percentages
Over de eerste € 2.500* 15%
Over de volgende € 2500 10%
Over de volgende € 5000 5%
Over de volgende € 190.000 1%
Over het meerdere 0,5%
*Er geldt een minimum van € 40. Dit betekent dat u voor rekeningen die lager zijn dan € 267 meer dan 15% incassokosten betaalt.
(…)
E. Op vergoedingen berekent JURISTU Incasso het gebruikelijke geldende BTW tarief.
F. Werkzaamheden die niet vallen onder normale incassowerkzaamheden, zoals het voeren van onderhandelingen, het geven van adviezen, het voeren van een procedure etc. etc., zullen naar redelijkheid en billijkheid in rekening worden gebracht tegen een nader vast te stellen salaris met een minimum uurtarief van € 75,- ex btw per uur voor een junior jurist tot € 175,- per uur voor een senior jurist, eventueel te vermeerderen met kilometervergoedingen, welke dan geldende en door cliënt op te vragen bij JURISTU. Geldend uurtarief per 2015, eventueel te verhogen met een jaarlijkse indexatie minimaal gelijk aan de inflatiefactor of verhogende tarieven overheidswege. Het begeleiden van een vonnis met samenwerking van een deurwaarder brengt JURISTU Incasso 10% over het ontvangen geld in rekening, exclusief executiekosten.
(…)
I. De vordering behandelen wij op basis van ‘No cure no pay’, bij een positief incasso-resultaat zullen wij 10% van de hoofdsom inhouden (Vorderingen vanaf € 2500,-) (…)
3.4.
Op 1 november 2019 heeft Juristu per e-mail aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“Zoals telefonisch besproken stuur ik u een link om nieuwe incasso’s in te voeren. (…) Incassokosten komen boven op uw vordering. Deze komen voor de rekening van de debiteur. No cure no pay. (…)”
3.5.
Op 4 november 2019 heeft Juristu per e-mail de incasso opdracht geaccepteerd. Daarbij zijn de algemene voorwaarden via een link meegezonden.
3.6.
Op 12 november 2019 heeft Juristu in een e-mail aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“Zoals besproken betaalt [X] B.V. niet. De volgende stap is dagvaarden van [X] B.V. Zodra er een vonnis is, dan kan de deurwaarder beslagen leggen.
Kosten:
Dagvaarding produceren 750 ex btw
Griffierecht 231,-
Deurwaarder betekening 81,83 ex btw
Alle kosten gaan we op [X] B.V. zien te verhalen, maar dient u vooruit te betalen. Indien u akkoord bent gaan we [X] B.V. direct dagvaarden.”
3.7.
Op 14 november 2019 heeft Juristu in een e-mail aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“Wij hebben nog een openstaand dossier van u lopen bij ons. Graag vernemen wij van u of wij de debiteur kunnen dagvaarden. Uw dossier ziet er goed uit dus er is een grote kans van slagen. Een andere optie is het dossier sluiten. Zodra we de debiteur dagvaarden kunnen wij een vonnis krijgen waarmee er beslag gelegd kan worden. Hierover kunt u ons bellen. Mocht u het dossier willen sluiten horen wij graag van u.”
3.8.
[geïntimeerde] is op 18 november 2019 akkoord gegaan met het uitbrengen van een dagvaarding aan [X] . Op 22 november 2019 heeft [geïntimeerde] € 907,50 (€ 750,- met 21% btw) betaald aan Juristu. Op de factuur staat vermeld dat dat bedrag ziet op het produceren van de dagvaarding.
3.9.
Juristu heeft in een e-mail van 22 november 2019 aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:

Wij hebben uw betaling voor de dagvaarding ontvangen, waarvoor onze dank. Puntsgewijs geven wij u een uitleg van de gerechtelijke procedure:
Het begin:
(…) 3. De dagvaarding is opgesteld en wordt verzonden naar de deurwaarder;
(…)5. Vervolgens ontvangt u de voorschotfactuur voor griffierecht en betekeningskosten. (…)
Nu zijn er (…) twee routes:
Route 1
De gedaagde verschijnt niet voor de rechter;
Dan krijgen we eenverstekvonnis, in de meeste gevallen wordt dan de gehele vordering toegewezen.
Route 2
1.
De gedaagde komt wel opdagen en voert verweer;
(…) 4. Uiteindelijk kan de rechter dan eenvonniswijzen; (…)
8. Wij sturen de deurwaarder op pad om het vonnis te laten betekenen, de debiteur moet binnen de gestelde termijn betalen, zo niet dan kan de deurwaarder beslag leggen op inkomen of bezittingen.
Het gehele bedrag is voldaan:
9. Het geld is binnen!
10. Juristu mailt u een eindafrekening en u bent akkoord, het geld staat dan zo snel mogelijk op uw rekening; (…)”
3.10.
Op 24 december 2019 heeft [geïntimeerde] de factuur met als omschrijving “Kosten deurwaarder” ten bedrage van € 330,- aan Juristu betaald.
3.11.
Op 28 januari 2020 is [X] gedagvaard. De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft op 23 maart 2020 [X] - bij verstek - veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 2.226,40, met rente, en € 404,09 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met € 106,46 aan explootkosten, € 210,- aan salaris gemachtigde en € 236,- aan griffierecht en nakosten. De gevorderde kosten voor juridische bijstand zijn afgewezen omdat daarvoor onvoldoende is gesteld.
3.12.
Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [X] op 1 maart 2020 is ontbonden. Juristu heeft op 3 november 2020 aan [geïntimeerde] in verband met de sluiting van het dossier een einddeclaratie gestuurd met als reden voor de sluiting: “
Debiteur biedt geen verhaal”. In de einddeclaratie is aan [geïntimeerde] nog een bedrag van € 598,00 aan deurwaarderskosten in rekening gebracht, welk bedrag [geïntimeerde] op 18 november 2020 heeft voldaan. In totaal heeft [geïntimeerde] € 1.835,50 aan Juristu betaald.

4.Eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Juristu te veroordelen tot betaling van:
a. € 1.835,50 met rente;
b. de gehele door de kantonrechter bij vonnis van 23 maart 2020 toegewezen vordering op [X] met rente;
c. € 1.588,13 met rente aan werkelijke kosten van de gemachtigde.
[geïntimeerde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat Juristu niet heeft gehandeld als goed opdrachtnemer en dat hij heeft gedwaald, omdat Juristu hem niet goed heeft geïnformeerd over de risico’s en de kosten van een procedure. Ook beroept [geïntimeerde] zich op onverschuldigde betaling en misbruik van bevoegdheid.
4.2.
De kantonrechter heeft de vordering onder a. toegewezen en de vorderingen onder b. en c. afgewezen. De kantonrechter heeft met betrekking tot de vordering onder a. overwogen dat Juristu niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting ten aanzien van de kosten van de dienstverlening (artikel 6:230m lid 1 aanhef en onder e BW) en heeft daarom het kostenbeding in de overeenkomst vernietigd. Met betrekking tot de vordering onder b. heeft de kantonrechter overwogen dat Juristu het verwijt van [geïntimeerde] voldoende heeft weerlegd en ten aanzien van de vordering onder c. dat niet is voldaan aan de strenge toets voor het aannemen van misbruik van procesrecht.

5.Beoordeling

5.1.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Juristu met twee grieven op. [geïntimeerde] bestrijdt de grieven.
5.2.
Met grief 1 betoogt Juristu primair dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten en verwijst in dat kader naar hetgeen zij in de conclusie van antwoord in de randnummers 30 tot en met 56 heeft aangevoerd. Subsidiair, voor het geval het hof van oordeel mocht zijn dat niet aan de informatieplichten is voldaan, betoogt Juristu dat de door de kantonrechter aangehaalde Europese rechtspraak niet maakt dat de kantonrechter de overeenkomst niet zou kunnen aanvullen met een eigen beoordeling van wat een redelijke vergoeding voor de door Juristu verleende diensten is. Dit betekent volgens Juristu dat ook in geval van vernietiging van de betreffende bepaling in de algemene voorwaarden [geïntimeerde] een redelijk loon is verschuldigd. Aangezien Juristu voor het voeren van een gerechtelijke procedure een zeer laag loon heeft gerekend dient dit redelijk loon vastgesteld te worden op het bedrag van de eindafrekening, aldus Juristu.
5.3.
Het hof concludeert na ambtshalve toetsing van de bedingen in de algemene voorwaarden dat de kostenbedingen onredelijk bezwarend zijn. Door de vernietiging van die bedingen komt de overeenkomst te vervallen. Ambtshalve toetsing aan informatieplichten is daarom niet meer aan de orde en het hof komt niet toe aan de beoordeling van de enige grief van Juristu die daarop ziet. Het hof licht dat als volgt toe.
5.4.
Het hof stelt allereerst vast dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en dat [geïntimeerde] een consument is. Het geschil ziet onder meer op de kosten die Juristu in rekening heeft gebracht voor de door haar verrichte werkzaamheden. In de algemene voorwaarden staan verschillende bedingen die daarop zien: te weten de artikelen 3 onder a en 26 tot en met 29 onder A, B, E, F en I (hierna ook: de kostenbedingen). Over deze bedingen is niet afzonderlijk onderhandeld. Het hof zal daarom eerst ambtshalve toetsen of deze bedingen oneerlijk zijn in de zin van artikel 3 van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn oneerlijke bedingen). Deze richtlijn is geïmplementeerd in artikel 6:231 en verder BW.
5.5.
Op grond van artikel 6:233 onder a BW is een beding vernietigbaar wanneer het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (de consument). Dit is het geval indien voldaan is aan artikel 3 lid 1 Richtlijn oneerlijke bedingen, waarin is bepaald dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Volgens artikel 4 lid 1 Richtlijn oneerlijke bedingen moet de rechter bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid van een beding toetsen naar het moment van sluiting van de overeenkomst en moet hij onder meer alle omstandigheden rond de sluiting ervan in aanmerking nemen. Op grond van artikel 5 van de Richtlijn oneerlijke bedingen moeten schriftelijke bedingen duidelijk en begrijpelijk (transparant) zijn opgesteld.
Transparantievereiste
5.6.
In het arrest van 12 januari 2023 ( ECLI:EU:2023:14 , D.V. Advocatenhonorarium (hierna: arrest
D.V. (Advocatenhonorarium )) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) zich bij prejudiciële beslissing uitgelaten over de vraag of een beding in een tussen een advocaat en een consument gesloten overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten waarin, samengevat, de kosten uitsluitend worden vastgelegd op basis van het gehanteerde uurtarief, zonder verdere precisering, voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd in de zin van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Het HvJ EU oordeelde dat het enkel noemen van het uurtarief door een advocaat de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen. De advocaat dient aan de consument voordat de overeenkomst wordt gesloten informatie te verstrekken die de consument in staat stelt zijn beslissing met de nodige voorzichtigheid te nemen. Die informatie, die kan variëren naargelang het voorwerp en de aard van de juridische diensten, moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen de totale kosten bij benadering te ramen. Hierbij kan gedacht worden aan een raming van het minimaal aantal uren of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het reeds genoemde aantal gepresteerde werkuren wordt vermeld. Het HvJEU heeft verder overwogen dat het enkele feit dat het kostenbeding niet transparant is, niet betekent dat het als oneerlijk moet worden beschouwd.
5.7.
Ook de kostenbedingen van Juristu, een juridische dienstverlener, dienen transparant te zijn geformuleerd. Vast staat dat [geïntimeerde] op of omstreeks 1 november 2019 via de website van Juristu een aanvraagformulier heeft ingevuld. Het is het hof niet bekend wat op het aanvraagformulier stond, omdat geen van partijen dit document heeft overgelegd. Wel staat vast dat op de website van Juristu de volgende tekst stond:

Incassobureau Juristu incasseert uw geld binnen 10 dagen dankzij onze unieke 10 dagen aanpak. Dit betekent:
- No cure, no pay
- Uw geld binnen 10 dagen geïncasseerd
- Uw vordering in 2 minuten ingediend. (…)
Incassobureau Juristu werkt op basis van no cure, no pay. Dit betekent dat als wij niets voor u kunnen incasseren, u ook niets betaalt. De zogenoemde wettelijke incassokosten moeten door de debiteur worden betaald. Hierdoor kunt u een incassoprocedure met meer zekerheid starten omdat u niet voor hoge kosten komt te staan als er niets geïncasseerd is (…)
De verdere specificaties van deze afspraken staan in de toepasselijke algemene voorwaarden (3.3).
Juristu heeft [geïntimeerde] op 1 november 2019 bericht dat incassokosten bovenop de vordering komen, dat deze voor rekening van de debiteur zijn en dat sprake is van no cure no pay (3.4). Met de acceptatie van de aanvraag door Juristu op 4 november 2019 (3.5) is de overeenkomst tot stand is gekomen. Het hof is van oordeel dat hiermee niet is voldaan aan het transparantievereiste van artikel 5 van de Richtlijn oneerlijke bedingen en licht dat hieronder toe.
5.8.
De informatie waarover [geïntimeerde] beschikte voordat hij, kennelijk op of kort voor 1 november 2019, Juristu de opdracht tot incasso verleende, was de informatie op de website van Juristu, zoals hiervoor weergegeven, en de algemene voorwaarden. Mogelijk had hij op dat moment ook al de e-mail van 1 november 2019 (3.4) ontvangen. Het is het hof niet duidelijk of [geïntimeerde] het aanvraagformulier heeft ingevuld nádat hij die e-mail heeft ontvangen of daarvoor. Dat kan echter in het midden blijven, omdat dit hoe dan ook niet tot een ander oordeel leidt. De informatie op de website, de algemene voorwaarden en de e-mail tezamen genomen waren onvoldoende om [geïntimeerde] in staat te stellen om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële consequenties van het sluiten van de overeenkomst zijn beslissing te nemen. Op basis van deze informatie heeft hij namelijk niet bij benadering de totale kosten van de opdracht aan Juristu kunnen ramen. Door de vermelding ‘no cure, no pay’ op de website heeft Juristu juist de suggestie gewekt dat de inschakeling van Juristu kosteloos is, zolang er geen geld wordt geïnd bij de debiteur. De mededeling in de e-mail dat de incassokosten bovenop de vordering komen en voor rekening van de debiteur zijn, bevestigt dat. Een definitie van de term ‘no cure no pay’ ontbreekt, zodat niet duidelijk is op welk moment er wel kosten in rekening zouden worden gebracht en ook niet wat de hoogte daarvan zou zijn.
5.9.
In artikel 3 onder a laatste zin van de algemene voorwaarden staat expliciet dat het minnelijk incassotraject plaatsvindt op basis van 'no cure no pay’. Welke betalingsverplichtingen gelden als het minnelijk traject succesvol is, is niet (duidelijk) toegelicht. Uit artikel 3 aanhef en onder a van de algemene voorwaarden in combinatie met de andere kostenbedingen valt niet op te maken wat de consument dan voor de diensten van Juristu moet betalen.
Ter zitting heeft Juristu toegelicht dat ‘no cure no pay’ alleen geldt in het minnelijk traject. Dat blijkt echter niet uit de kostenbedingen in de algemene voorwaarden. De enkele vermelding in artikel 3 sub b dat Juristu alleen zal gaan dagvaarden of een gerechtelijke incassoprocedure zal starten na akkoord van een offerte en opdracht van de opdrachtgever, is daarvoor niet voldoende. Al was het maar omdat daarin geen uurtarief of ander bedrag wordt genoemd waar de consument uit af kan leiden wat dat zou gaan kosten. Daarbij weegt ook mee dat de tekst op de website de suggestie wekt dat ‘no cure no pay’ ook geldt voor het gerechtelijke traject. Daar staat immers: “
Incassobureau Juristu werkt op basis van no cure, no pay. Dit betekent dat als wij niets voor u kunnen incasseren, u ook niets betaalt. De zogenoemde wettelijke incassokosten moeten door de debiteur worden betaald. Hierdoor kunt u een incassoprocedure met meer zekerheid starten omdat u niet voor hoge kosten komt te staan als er niets geïncasseerd is. Een definitie van de term ‘incassoprocedure’ ontbreekt echter, waardoor niet duidelijk is of die term ziet op het minnelijk traject of (ook) op een gerechtelijk traject.
5.10.
Voor zover Juristu ter zitting nog heeft gesteld dat met het verlenen van de opdracht om [X] te dagvaarden feitelijk een tweede overeenkomst tot stand is gekomen en dat, zo begrijpt het hof de stelling, Juristu daarbij voldoende informatie heeft verschaft over de kosten, verwerpt het hof deze stelling. Juristu heeft deze stelling immers eerst ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht hetgeen in strijd is met de twee-conclusieregel. Los daarvan valt niet in te zien dat het verlenen van toestemming om over te gaan tot dagvaarden een nieuwe opdracht inhoudt waarop de algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn. Elke toelichting over de verhouding tussen de, in dat geval, eerste opdracht tot incasso in een minnelijk traject en een dergelijke nieuwe opdracht waarop in beide gevallen wel dezelfde algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn, ontbreekt. Artikel 3 onder a van de algemene voorwaarden duidt er juist op dat sprake is van één opdracht waartoe ook behoort het dagvaarden van de debiteur en dat daartoe pas wordt overgegaan na instemming van de consument.
5.11.
Verder suggereert de tekst van artikel 28 van de algemene voorwaarden dat er alleen conform artikel 29 bedragen in rekening worden gebracht als het incasseren van een vordering op verzoek of na opdracht van de opdrachtgever wordt gestaakt of als Juristu adviseert om af te zien van verdere vervolging “
vanwege later gebleken onvoorziene onzekerheden als gevolg van fouten aan de zijde van de cliënt”. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt hieruit voor de consument niet op te maken hoe Juristu dat bedoelt. Dat artikel 29 van de algemene voorwaarden (ook) zelfstandig een betalingsverplichting inhoudt, is gelet op de tekst van artikel 28 niet duidelijk.
5.12.
Als artikel 29 van de algemene voorwaarden zo is bedoeld dat daarin de kosten worden opgesomd die in rekening worden gebracht als een gerechtelijke procedure wordt opgestart, geldt in de eerste plaats dat dat er niet in staat. Gegeven het aanbod van ‘no cure no pay’ had Juristu duidelijk moeten maken wanneer er wél betaald moet worden en ook welke bedragen er dan in rekening worden gebracht. Kennelijk worden in elk geval (artikel 29 onder A) € 45,- ter zake van dossierkosten in rekening gebracht. Het incassokostenbeding van artikel 29 sub B van de algemene voorwaarden geeft wel handvatten voor het berekenen van de hoogte van de kosten, maar veronderstelt dat de kosten uitsluitend verschuldigd zijn wanneer deze niet door de debiteur betaald worden. Verder is met name van belang artikel 29 onder F waarin staat dat werkzaamheden zoals het voeren van een procedure tegen een nader vast te stellen salaris in rekening worden gebracht met een minimumtarief van € 75,- exclusief btw per uur voor een junior jurist tot € 175,- exclusief btw per uur voor een senior jurist. Het feit dat het salaris later wordt vastgesteld maakt al dat dit beding geen helder inzicht geeft in de te maken kosten, nog los van het feit dat er daarbij alleen een minimumtarief is genoemd en geen maximumtarief. Bovendien ontbreekt een concrete inschatting van het aantal uren dat zal worden besteed aan de opdracht. Artikel 29 onder I is in zoverre concreet dat daarin is bepaald dat ‘no cure no pay’ inhoudt dat Juristu alleen bij een positief resultaat bij vorderingen vanaf € 2.500,- 10% van de hoofdsom zal inhouden bij wijze van fee, maar in combinatie met de overige kostenbedingen schept ook die bepaling geen duidelijkheid over de precieze hoogte van de kosten voor de consument
5.13.
Tot slot is van belang dat Juristu geen informatie heeft gegeven over het risico dat de consument loopt om te worden veroordeeld in de proceskosten van de debiteur als hij de gerechtelijke procedure verliest en dat dan ook de kosten van het opstellen van de dagvaarding, de deurwaarderskosten voor het uitbrengen daarvan, het griffierecht en de wettelijke incassokosten dan niet door de debiteur worden betaald. De mededeling op de website dat de wettelijke incassokosten door de debiteur moeten worden betaald, is in zoverre ook onjuist.
5.14.
Van een juridisch dienstverlener mag worden verwacht dat hij meer informatie verschaft over de kosten en de mogelijke risico’s als wordt overgegaan tot het voeren van een gerechtelijke procedure. Op basis van het arrest
D.V. (Advocatenhonorarium )had Juristu [geïntimeerde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst in ieder geval informatie moeten verstrekken met daarin aanwijzingen om de mogelijke totale kosten bij benadering te ramen. Die informatie heeft Juristu niet gegeven, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen. De kostenbedingen voldoen dus niet aan het transparantievereiste.
Toets oneerlijkheid
5.15.
Naar het oordeel van het hof is sprake van een dusdanig gebrek aan transparantie dat de kostenbedingen onredelijk bezwarend (oneerlijk) zijn. Daarbij weegt ook het volgende mee. Artikel 6:233 onder a BW moet richtlijnconform worden uitgelegd. Voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk kan verstoren, waarbij alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst moeten worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst of een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is in aanmerking worden genomen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft. Ook moet worden nagegaan wat het cumulatieve effect is van alle bedingen van de betrokken overeenkomst. Een dergelijke beoordeling is gerechtvaardigd, aangezien die bedingen in hun geheel moeten worden toegepast, ongeacht of de schuldeiser daadwerkelijk de volledige nakoming nastreeft.
5.16.
Uit overweging 16 van de considerans van de Richtlijn oneerlijke bedingen volgt dat bij de beoordeling van de goede trouw in het bijzonder moet worden gelet op de verschillende onderhandelingsposities van de partijen en op de vraag of de consument op enigerlei wijze ertoe is aangezet om in te stemmen met het beding. Aan de
eisen van de goede trouwkan door de handelaar worden voldaan door op eerlijke en billijke wijze te onderhandelen. Het komt aan op de vraag of de handelaar er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat, als hij op eerlijke en billijke wijze zou hebben onderhandeld, de consument het beding zou hebben aanvaard (zie ook punt 45 in het arrest HvJEU van 20 april 2023 ( ECLI:EU:C:2023:311 , Ocidental )). Om te kunnen beoordelen of sprake is van een
aanzienlijke verstoring van het evenwichtmoet worden geanalyseerd hoe een contractueel beding van invloed is op de rechten en verplichtingen van partijen. Het beding moet worden beoordeeld in het licht van eventuele relevante wettelijke bepalingen, en bekeken moet worden of het een aantasting inhoudt van de rechtspositie van de consument op basis van nationaalrechtelijke bepalingen.
Als er geen relevante wettelijke bepalingen zijn, moet worden gekeken naar andere referentiepunten, zoals eerlijke en billijke marktpraktijken. Essentieel bij de beoordeling van de oneerlijkheid van een beding zijn de indicatieve lijst van contractuele bedingen in de bijlage bij de Richtlijn oneerlijke bedingen (blauwe lijst) en de Nederlandse zwarte en grijze lijst van bedingen die onredelijk bezwarend zijn respectievelijk worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
5.17.
De kostenbedingen komen niet voor op de blauwe, grijze of zwarte lijst. Op grond van artikel 8 van de Richtlijn oneerlijke bedingen kunnen lidstaten op het onder de richtlijn vallende gebied strengere bepalingen aannemen of handhaven. Bij de implementatie van de richtlijn in het Nederlandse recht heeft de wetgever er niet voor gekozen om de zwarte of grijze lijst aan te passen en daarin te bepalen dat bedingen die niet transparant zijn tevens oneerlijk zijn.
5.18.
Naast het feit dat de kostenbedingen in hoge mate niet transparant zijn, geldt het volgende.
Als in het minnelijk traject geen betaling wordt verkregen van de debiteur en in opdracht van de consument wordt overgegaan tot dagvaarding van die debiteur, leiden de kostenbedingen in de artikelen 26 tot en met 29 onder A, B, E, F en I er toe dat alle daarmee gepaard gaande kosten van Juristu, zowel deurwaarderskosten en griffierecht als salaris, in alle gevallen worden vergoed, zowel bij winst als verlies voor de consument in de procedure tegen de debiteur.
De situatie waarin i) de deurwaarderskosten, griffierecht en salaris conform het liquidatietarief na een veroordelend vonnis door de debiteur worden betaald en de rest van het salaris van Juristu door de consument, past op zichzelf bij een ‘no cure no pay’ overeenkomst. Dat het salaris van Juristu mogelijk hoger is dan het liquidatietarief dat in een procedure zal worden toegewezen, staat echter niet vermeld in de kostenbedingen, waardoor de consument onverwacht voor hogere kosten kan komen te staan.
De kostenbedingen leiden er verder toe dat de consument óók alle kosten van Juristu betaalt in het geval ii) een veroordelend vonnis niet kan worden geïncasseerd of iii) er geen veroordelend vonnis wordt verkregen. Geen van die situaties staat echter vermeld in de kostenbedingen. Bovendien geldt ook in situatie ii) dat het werkelijke salaris van Juristu niet in een procedure zal worden toegewezen, zodat de kosten boven het liquidatietarief überhaupt niet zullen worden vergoed door de debiteur.
Met andere woorden: zodra wordt overgegaan tot dagvaarding loopt Juristu geen risico meer en krijgt zij naast de deurwaarderskosten en het griffierecht ook haar volledige salaris vergoed, terwijl de consument altijd opdraait voor (een deel van) die kosten terwijl dat niet helder en inzichtelijk in de kostenbedingen staat.
Deze uitkomst strookt niet met het feit dat bij de consument de indruk is gewekt dat de overeenkomst is aangegaan op basis van ‘no cure no pay’. Het gebruik van de term ‘no cure no pay’ op de website in combinatie met de mededeling dat als er niets kan worden geïncasseerd, de consument ook niets betaalt (r.o. 5.7 en 5.9), suggereert dat als er niets wordt geïncasseerd bij de debiteur, dus ook in situatie ii) en iii), de consument ook geen (hoge) kosten hoeft te betalen aan Juristu. Voornoemde kostenbedingen zijn daarmee in strijd.
5.19.
Juristu moest er redelijkerwijs van uitgaan dat als zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op eerlijke en billijke wijze afzonderlijk had onderhandeld over de kostenbedingen, [geïntimeerde] deze niet zou hebben aanvaard. Zoals hiervoor toegelicht liep [geïntimeerde] daardoor immers het risico dat hij zowel bij een geslaagd minnelijk traject als bij het ingaan van een dagvaardingstraject gegarandeerd kosten zou moeten betalen waarvan hij, door gebrek aan transparantie, op geen enkele manier de hoogte kon inschatten. Bovendien ontbrak informatie over de kansen op een geslaagde gerechtelijke procedure en over het risico van een kostenveroordeling bij verlies van die procedure. [geïntimeerde] kon dus niet inschatten of de kosten zouden opwegen tegen de kansen op het incasseren van (een deel van) zijn vordering op [X] . Als hij zou hebben geweten dat het resultaat van het inschakelen van Juristu uiteindelijk was dat hij € 1.835,50 betaalde voor het incasseren van een vordering van € 2.226,40, terwijl er niets is geïncasseerd, mag er van worden uitgegaan dat hij niet zou hebben ingestemd met de kostenbedingen. Er is dan ook niet voldaan aan de eisen van goede trouw.
5.20.
Tot slot is als gevolg van deze bedingen het evenwicht tussen partijen verstoord omdat deze in het nadeel van de consument en aanzienlijk in het voordeel van Juristu zijn, terwijl transparantie daarover ontbreekt.
5.21.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de kostenbedingen in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. De kostenbedingen zijn daarom onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW.
5.22.
Het hof vernietigt daarom de kostenbedingen. Een overeenkomst van opdracht kan niet bestaan zonder (enige vorm van) loon, zodat de vernietiging van de kostenbedingen leidt tot het verval van de gehele overeenkomst. Dit brengt met zich dat, anders dan Juristu heeft betoogd, zij ook geen aanspraak kan maken op een redelijk loon. Het door [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 1.835,50 is onverschuldigd betaald en Juristu moet dat terugbetalen. Het hof komt niet meer toe aan ambtshalve toetsing van de informatieplichten en daarom ook niet aan de beoordeling van de grief die daarop ziet.
5.23.
Juristu heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden dan hiervoor vermeld zodat haar bewijsaanbod wordt gepasseerd.
Conclusie
5.24.
Grief 1 kan Juristu niet baten. Dit brengt met zich dat ook grief 2 waarmee Juristu opkomt tegen de door de kantonrechter uitgesproken kostenveroordeling, faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Juristu is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep, berekend naar het toepasselijke liquidatietarief. Het hof ziet geen aanleiding Juristu te veroordelen tot vergoeding van de door [geïntimeerde] in verband met de onderhavige procedure werkelijk gemaakte proceskosten. Een dergelijke vordering is slechts toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen met dien verstande dat bij het aannemen hiervan terughoudendheid past gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen is pas sprake als het instellen van het appel, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit doet zich voor als appellant zijn grieven baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. In het onderhavige geval is daarvan niet gebleken.
Het hof stelt de proceskosten daarom als volgt vast:
- griffierecht € 343,-
- salaris advocaat € 1.716,- (tarief I , 2 punten)
Totaal € 2.059,-

6.Beslissing

Het hof:
6.1
bekrachtigt het bestreden vonnis;
6.2
veroordeelt Juristu in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 2.059,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3
verklaart dit arrest ten aanzien van bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, M.M. Kruithof en S.M.M. Garben en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.