Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Het ter zitting overgelegde ‘Overdrachtsformulier reeds betrokken hulpverlening’ van Veilig Thuis heeft betrekking op een politiemelding op 2 maart 2025 over een incident met [minderjarige 4] , die onder druk verdovende middelen zou hebben gebruikt en zichtbaar onder invloed was. [minderjarige 4] verklaarde tegenover de politie dat hij dagelijks blowt en verslaafd is aan hard drugs, waaronder Crystal Meth. De politie was ingeschakeld door de moeder en de grootmoeder. Zij maakten zich grote zorgen, maar waren niet bij machte om [minderjarige 4] weg te leiden uit de groep waarin hij zich op dat moment bevond. Hoewel het nu voorliggend verzoek niet gaat over [minderjarige 4] , vindt het hof zijn situatie in de beoordeling van het verzoek over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van belang. Gebleken is dat de GI geen gebruik heeft gemaakt van de bij de bestreden beschikking afgegeven machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 4] in een 24-uurs instelling, omdat er nog geen passende woonplek voor hem is gevonden. Hij woont daarom momenteel bij de ouders en verblijft ook regelmatig bij de grootmoeder. Vast is komen te staan dat zijn (hard)drugsverslaving en gedragsproblemen een negatieve invloed hebben op de rest van het gezin (zowel bij de ouders als bij de grootmoeder), hetgeen onrust in het gezin en problemen met de andere kinderen veroorzaakt.
[minderjarige 1] heeft eveneens een drugsverslaving en wil, net als [minderjarige 4] , niet meewerken aan een (afkick)traject, dat voor [minderjarige 1] bij de Brijder was geregeld. Ook op school gaat het niet goed met hem. Hij heeft ernstig schoolverzuim. Hij gaat op dit moment alleen op vrijdag naar school en krijgt de overige dagen thuisonderwijs. De school van [minderjarige 1] heeft naar aanleiding van het hoge schoolverzuim, het komen en gaan wanneer het hem uitkomt en het onder invloed zijn van drugs een multidisciplinair overleg gevoerd, waarin is besloten dat een aanvraag ingediend zal worden bij het samenwerkingsverband van de school (Zuid-Kennemerland) voor een plaatsing van [minderjarige 1] binnen het Voortgezet Speciaal Onderwijs. Daarnaast is de stage van [minderjarige 1] vroegtijdig beëindigd in verband met ontvreemding van werkschoenen, waardoor hij momenteel geen stageplek meer heeft. Ook ten aanzien van [minderjarige 1] geldt dat hij zelfbepalend gedrag vertoont waarop de ouders en de grootmoeder nauwelijks invloed hebben. Zijn verslavingsproblematiek kan, door zijn weigering om naar De Brijder te gaan, niet in het vrijwillig kader worden aangepakt, hetgeen een ontwikkelingsbedreiging vormt. Het vinden van een andere school voor [minderjarige 1] zal heel moeizaam zijn, omdat de verslavingsproblematiek nog steeds niet is opgelost. De problematiek van [minderjarige 1] is, net als die van [minderjarige 4] , van negatieve invloed op het hele gezinssysteem. Door dit alles wordt ook de ontwikkeling van [minderjarige 3] en [minderjarige 2] bedreigd.
Ten aanzien van [minderjarige 3] is verder gebleken dat hij, net als [minderjarige 2] , naar [X] zou moeten gaan. Hij kan op die school echter pas terecht als [minderjarige 2] de basisschool heeft afgerond en naar het voortgezet onderwijs bij [X] gaat. [minderjarige 3] gaat nu ʼs middags naar de dagopvang en is de ochtenden thuis. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het wisselend met hem gaat en dat hij iemand nodig heeft die hem één-op-één begeleidt. Die begeleiding krijgt hij nu op de dagopvang niet. Bovendien luistert hij niet naar de moeder en kan, als [minderjarige 3] boos is, alleen de vader tot hem doordringen. Daarbij komt dat [minderjarige 3] op 27 augustus 2024 een winkeldiefstal heeft gepleegd, waarbij hij zorgelijk gedrag (waaronder schreeuwen, spugen, schoppen en schelden) heeft vertoond richting het winkelpersoneel. De politie heeft naar aanleiding van het incident een melding gedaan bij Veilig Thuis.
Ten aanzien van [minderjarige 2] is ter zitting in hoger beroep gebleken dat het met hem op school inmiddels beter gaat. Hij krijgt emotieregulatietherapie, waar hij baat bij lijkt te hebben. Ook krijgt hij individuele begeleiding op school. Deze positieve ontwikkeling is echter nog kwetsbaar, mede gelet op de thuissituatie bij de ouders en de grootmoeder.
Het hof is van oordeel dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
Het hof ziet dat de ouders en de grootmoeder hulp zoeken en hun best doen om de zorgen over de kinderen weg te nemen, maar dat dat hen op dit moment onvoldoende lukt. Gelet op de grote druk die op het gezin staat, de omvangrijke problematiek/hulpvragen van de kinderen en de (sinds de bestreden beschikking) toegenomen zorgen over de kinderen, is naar het oordeel van het hof een gedwongen kader en een regievoerder nodig. Met de raad acht het hof de betrokkenheid van de GI als regievoerder noodzakelijk om de opvoedsituaties bij de ouders en de grootmoeder meer op elkaar af te stemmen en structuur te bieden ten aanzien van de benodigde hulpverlening. Het hof zal het verzoek van de raad om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen van de GI voor de periode van één jaar daarom toewijzen.