ECLI:NL:GHAMS:2025:905

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
200.351.070/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging beschikking huurster echtelijke woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 13 januari 2025 bepaald dat de vrouw huurster zou zijn van de echtelijke woning, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding. De man, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. De man stelde dat hij in een noodsituatie zou komen als hij de woning moest verlaten, omdat hij geen alternatieve woonruimte kon vinden en gebonden was aan zijn werk in de regio. De vrouw voerde aan dat de situatie onhoudbaar was door bedreigingen en mishandeling door de man, en dat zij ook geen alternatieve woonruimte had. Het hof oordeelde dat de belangen van de man zwaarder wogen dan die van de vrouw, en heeft het verzoek tot schorsing toegewezen. De beschikking van de rechtbank werd geschorst totdat in de hoofdzaak was beslist.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.351.070/02
zaaknummer rechtbank: C/13/739492 / FA RK 23-6180 en C/13/755716 / FA RK 24-5686
Beschikking van 8 april 2025 op het incidentele verzoek tot schorsing
in de zaak van
[de man],
wonende in [plaats A] ,
verzoeker,
hierna: de man,
advocaat: mr. M.L. Molenaar, gevestigd in Noord-Scharwoude,
en
[de vrouw],
wonende in [plaats A] ,
verweerster,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. E.E. Sprenkeling, gevestigd in Amsterdam.

1.De zaak in het kort

De rechtbank Amsterdam heeft, voor zover hier van belang, bij beschikking van 13 januari 2025 beslist dat de vrouw huurster zal zijn van de echtelijke woning aan het adres [adres] (hierna ook: de woning) met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand (hierna ook: de bestreden beschikking). Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De man is het niet eens met deze beslissing en is daarom in hoger beroep gekomen. Daarbij heeft hij ook een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingediend (artikel 351 Rv). In deze uitspraak beslist het hof op dat incidentele verzoek.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met het verzoek tot schorsing en met bijlagen, binnengekomen bij het hof op 12 februari 2025;
- het verweerschrift in het schorsingsverzoek met bijlagen, binnengekomen bij het hof op 12 maart 2025;
- het proces-verbaal van de behandeling bij de rechtbank;
- een brief met bijlage van de zijde van de man van 20 maart 2025.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 maart 2025. Daarbij waren beide partijen aanwezig met hun advocaten.
De advocaten van de man en de vrouw hebben op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.Het geschil

De man verzoekt de schorsing van de werking van de bestreden beschikking te bevelen, voor zover deze de onder 1 genoemde beslissing betreft. De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer en vindt dat het hof dit verzoek van de man moet afwijzen.

4.Beoordeling

4.1
De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de vrouw de beschikking mag uitvoeren ondanks het hoger beroep van de man. De man heeft echter gevraagd om die uitvoering te schorsen (artikel 351 Rv). De Hoge Raad heeft voor de beoordeling van een dergelijk verzoek maatstaven uiteengezet (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Daarbij heeft hij een onderscheid gemaakt tussen die gevallen waarin de rechter de uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring heeft gemotiveerd, en die gevallen waarin dat niet is gebeurd. In deze zaak heeft de rechtbank de uitvoerbaar bij voorraadverklaring niet gemotiveerd. In dat geval komen de toe te passen maatstaven er - kort gezegd - op neer dat het hof de belangen van de vrouw om de beslissing van de rechtbank direct uit te kunnen voeren moet afwegen tegen de belangen van de man om die uitvoering te schorsen totdat in de bodemzaak is beslist. Daarbij moet het hof uitgaan van de overwegingen en beslissingen in de beschikking van de rechtbank, en dient de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing te blijven. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
Dit alles leidt in deze zaak tot de volgende beoordeling.
4.2
De vrouw huurt de woning sinds 1999 en is daar destijds met haar (inmiddels meerderjarige) dochter gaan wonen. Kort daarna is ook de man in de woning komen wonen. In 2002 is de dochter van partijen geboren en in 2004 zijn partijen gehuwd. Beide dochters wonen niet meer in de woning.
De man heeft een eenmanszaak, genaamd [X] . De vrouw is als preventie-assistent werkzaam bij een tandartsenketen met praktijken in [plaats A] .
Partijen zijn sinds januari 2023 uit elkaar. De vrouw heeft de woning bij het uiteengaan verlaten, maar is in april 2023 teruggekeerd. Sindsdien verblijven partijen weer samen in de woning, waarbij de man voornamelijk op zijn (slaap)kamer verblijft en de vrouw de rest van de woning bewoont en op zolder slaapt.
4.3
De man stelt dat hij meer belang heeft bij schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad dan de vrouw belang heeft bij directe uitvoering van de bestreden beschikking. Als hij de woning nu zou moeten verlaten, raakt hij in een noodsituatie. Hij heeft immers geen alternatieve woonruimte, en kan die ook niet vinden. Zijn inkomen is te beperkt om in de vrije sector te huren, en voor een sociale huurwoning komt hij (nog lang) niet in aanmerking. Hij is bovendien gebonden aan [plaats A] omdat hij met zijn elektrische auto naar zijn werk reist. Die auto heeft hij ook nodig voor de inkoop voor zijn koffiezaak. Vanwege de beperkte actieradius van de auto kan de man niet te ver van [plaats A] verblijven. Dat is ook de reden dat hij niet in de stacaravan kan gaan wonen die aan de vrouw is toegedeeld. De man heeft weliswaar ook nog een andere auto tot zijn beschikking, maar daarvoor heeft hij op de locatie van zijn werk geen parkeervergunning, Deze auto kan hij dus niet voor zijn woon-werkverkeer gebruiken.
Voor de vrouw zou schorsing van de uitvoerbaarheid van de uitspraak betekenen dat zij nog wat langer samen met hem in de woning moet blijven wonen. Dat doet zij echter al twee jaar. Bovendien probeert de man zoveel mogelijk op zijn eigen slaapkamer te blijven.
4.4
De vrouw stelt dat de huidige situatie onhoudbaar is. De man heeft zich bedreigend naar haar geuit, en haar lichamelijk en geestelijk mishandeld. In mei 2024 heeft er een handgemeen plaatsgevonden waarna de vrouw aangifte heeft gedaan. De vrouw voelt zich onveilig samen met de man in de woning. De vrouw heeft geen alternatieve woonruimte. Bovendien is zij gebonden aan de woning omdat zij de zorg heeft voor vier katten, en haar werk en sociale leven zich in [plaats A] bevinden. Daarbij komt dat de dochter van partijen in een tijdelijke woning woont, en zij die woning ieder moment zal moeten verlaten. In dat geval zal zij weer bij haar moeder in de woning moeten kunnen terugkeren. Dat kan niet als de man daar ook nog verblijft. De vrouw heeft verder aangevoerd dat de woningbouwvereniging heeft aangekondigd dat de spullen die nu op de galerij van de woning staan, daar weggehaald zullen moeten worden. Die spullen zullen dan moeten worden opgeslagen op de zolder, zodat de vrouw daar niet meer kan slapen. Deze zolder is bovendien zonder toestemming van de woningbouwvereniging tot slaapkamer omgebouwd. De woningbouwvereniging heeft partijen aangezegd dat de zolderkamer niet meer als slaapkamer gebruikt mag worden. De vrouw heeft daarnaast aangeboden dat de man tijdelijk in de stacaravan gaat wonen. Deze is aan de vrouw toegedeeld, maar de man mag daar tijdelijk zijn intrek nemen. De man kan daarnaast bij zijn vader intrekken. Die heeft een grote woning, waar de man gemakkelijk kan verblijven. De man heeft dus wel degelijk alternatieve woonruimte.
4.5
Alles afwegende wegende, is het hof van oordeel dat de belangen van de man bij het schorsen van de bestreden beschikking zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw bij directe uitvoering daarvan. De situatie van partijen is weliswaar onaangenaam en zorgt voor spanning, maar het is het hof onvoldoende gebleken dat deze situatie voor de vrouw onhoudbaar is. Partijen beschuldigen elkaar over en weer van pesterijen en wangedrag, maar het is aan henzelf om ervoor te zorgen dat de situatie in de woning nog gedurende enige tijd leefbaar blijft. Daarbij heeft de vrouw weliswaar aangevoerd dat de verhuurder heeft aangegeven dat de zolder niet meer als slaapkamer mag worden gebruikt, maar de man heeft aangevoerd dat hem daarvan niets bekend is, en vaststaat dat er ook nog geen officiële aanzegging van de verhuurder is ontvangen. Bovendien heeft de woning ook beneden twee slaapkamers (een grote en een kleine slaapkamer). Partijen kunnen in de woning dus gescheiden van elkaar slapen, en zij hebben in de woning ieder eigen ruimtes beschikbaar.
Naar het oordeel van het hof is verder voldoende aannemelijk geworden dat de man op dit moment geen werkbaar alternatief om elders te verblijven heeft. Een woning op de vrije markt is duur, en het inkomen van de man is ontoereikend om een huur in de vrije sector te kunnen voldoen. Het hof acht het bovendien voldoende aannemelijk dat de man thans geen woning in de sociale sector kan bemachtigen. Er zijn lange wachtlijsten, en de man heeft zich pas recent ingeschreven. Ook het door de vrouw aangeboden gebruik van de stacaravan te [plaats B] biedt de man geen alternatief. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het in combinatie met zijn werk en de reisafstand niet haalbaar is om in de stacaravan tijdelijk zijn intrek te nemen. Van de man kan bovendien niet worden verwacht dat hij tijdelijk bij zijn vader intrekt. De vader van de man is dementerend, en dat trekt een zware wissel op de man,
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, slaat de belangenafweging door in het voordeel van de man. Het hof zal het schorsingsverzoek van de man dan ook toewijzen.
4.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2025 voor zover daarin is bepaald dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] , totdat is beslist in de hoofdzaak (zaaknummer 200.351.070/01).
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, mr. T.M. Subelack en mr. M. Perfors, bijgestaan door mr. F.J.E. van Geijn als griffier en is op 8 april 2025 uitgesproken in het openbaar door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.