ECLI:NL:GHAMS:2025:904
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen medewerker gerechtsdeurwaarderskantoor en de ontvankelijkheid van de klacht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht die was ingediend door een partij tegen een medewerker van een gerechtsdeurwaarderskantoor. De klacht betrof de uitvoering van een incasso-opdracht die door de geïntimeerde was ingetrokken, maar waar het kantoor desondanks mee doorging. De geïntimeerde verwijt het kantoor dat het niet adequaat heeft gereageerd op haar verzoeken en dat het de opdracht voortzette na intrekking. De appellant, die destijds als medewerker bij het kantoor werkte, was op het moment van de verweten gedragingen niet als gerechtsdeurwaarder werkzaam en viel daarom niet onder het tuchtrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant pas na de relevante periode als kandidaat-gerechtsdeurwaarder was toegevoegd en beëdigd. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat de appellant niet onder het tuchtrecht viel. De eerdere beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders is vernietigd, en de klacht is afgewezen.