Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
OPENBAAR MINISTERIE,
1.Stichting Uitbanning Genocide,
[belanghebbende],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Openbaar Ministerie (OM) verzocht om de verbodenverklaring en ontbinding van de Stichting Uitbanning Genocide op grond van artikel 2:20 lid 1 BW. De Stichting, opgericht op 29 juli 2020, heeft als doel het tegengaan van genocide op het Nederlandse volk. Het OM stelt dat de activiteiten van de Stichting in strijd zijn met de openbare orde, onder andere vanwege stelselmatige bedreigingen. De rechtbank heeft het verzoek van het OM afgewezen, omdat er onvoldoende belang was. Het OM is in hoger beroep gegaan, waarbij het de grieven aanvoert dat de Stichting zich schuldig maakt aan discriminerende en bedreigende uitlatingen die een verbodenverklaring rechtvaardigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2025 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de Stichting, hoewel mogelijk als bedreigend ervaren, in de context van juridische correspondentie zijn gedaan en niet zonder meer als daadwerkelijke bedreigingen kunnen worden opgevat. Het hof concludeert dat de activiteiten van de Stichting niet voldoen aan de vereisten voor een verbodenverklaring op grond van artikel 2:20 lid 1 BW. De verzoeken van het OM worden afgewezen en de bestreden beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. Het OM wordt veroordeeld in de proceskosten van de Stichting c.s. in hoger beroep.