ECLI:NL:GHAMS:2025:86

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
200.344.954/01, 200.344.954/02 en 200.344.954/03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen naar een andere gemeente en wijziging van de zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar twee minderjarige kinderen van [plaats B] naar [plaats D]. De vader van de kinderen was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die de moeder toestemming had verleend om te verhuizen. De vader was van mening dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was, omdat zij geworteld waren in [plaats B] en de verhuizing zou leiden tot een beperking van de zorgregeling. De moeder daarentegen stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar werk en het welzijn van de kinderen, die zich inmiddels goed hadden aangepast in [plaats D]. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder vervangende toestemming is verleend om te verhuizen. Het hof heeft daarbij ook de zorgregeling tussen de vader en de kinderen gewijzigd, zodat de kinderen om de week bij de vader verblijven van vrijdag na school tot zondagavond. Daarnaast is er een extra weekend per tien weken vastgesteld, waarbij de kinderen bij de vader verblijven. Het hof heeft benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid. De vader's verzoek om de kinderen terug te laten verhuizen naar [plaats B] is afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.344.954/01, 200.344.954/02 en 200.344.954/03
zaaknummer rechtbank: C/15/347382 / FA RK 23-6159
beschikking van de meervoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in de hoofdzaak en het incident,
verweerder in het incident,
hierna: de vader,
advocaat: mr. J.I. Vervest te Heemskerk,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in de hoofdzaak en het incident,
verzoekster in het incident,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. K. van der Bijl te Alphen aan den Rijn.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , geboren te [plaats C] [in] 2013 (hierna: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] , geboren te [plaats B] [in] 2016 (hierna: [minderjarige 2] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de moeder met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen) van [plaats B] naar [plaats D] mag verhuizen en zo ja, hoe de zorgregeling tussen de vader en de kinderen er na de verhuizing uit dient te zien.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft bij beschikking van 2 juli 2024 (hierna: de bestreden beschikking) vervangende toestemming aan de moeder verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen. De rechtbank heeft vanwege de verhuizing ook de zorgregeling tussen de vader en de kinderen gewijzigd. De vader is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank. Hij wil dat de moeder en de kinderen in [plaats B] blijven wonen. Als de moeder toch met de kinderen mag verhuizen, wil de vader dat een ruimere zorgregeling tussen hem en de kinderen wordt vastgesteld. De moeder is het wel eens met de beslissing van de rechtbank.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 21 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij heeft daarbij ook een verzoek gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), welk verzoek bij het hof is geregistreerd onder zaaknummer 200.344.954/02.
2.2
De moeder heeft op 23 september 2024 een verweerschrift in de hoofdzaak en in het incident ingediend en daarbij ook een incidenteel verzoek ex artikel 360 lid 2 gedaan. Dit incidentele verzoek is om redenen van administratieve aard - na de zitting van 14 november 2024 - bij het hof geregistreerd onder zaaknummer 200.344.954/03.
2.3
De vader heeft op 1 november 2024 een verweerschrift in het incident ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast, desgevraagd, op 12 november 2024 een afschrift van het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 26 september 2024 (zaak-/rolnummer C/09/671947 / KG ZA 24-815) ontvangen van de zijde van de vader.
2.5
Het hof heeft de kinderen de gelegenheid gegeven om te laten weten wat zij van de zaak vinden. Zij hebben allebei, afzonderlijk van elkaar, op 12 november 2024 een gesprek gehad met de voorzitter. De voorzitter heeft tijdens de zitting een korte samenvatting van de gesprekken gegeven.
2.6
De zitting heeft op 14 november 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer W. Daalderop, namens de raad.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn [in] 2019 te [plaats B] gehuwd. Het huwelijk is op 2 februari 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 13 januari 2021 in de registers van de burgerlijke stand. Uit de voorhuwelijkse relatie van de ouders zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over hen uit. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
De ouders hebben op 30 november 2020 een ouderschapsplan opgesteld, dat aan de hierboven genoemde echtscheidingsbeschikking is gehecht. In het ouderschapsplan zijn zij met betrekking tot de zorgregeling overeengekomen dat de kinderen voor het grootste gedeelte bij de moeder zijn, waarbij de kinderen elke week van dinsdag na school/bso tot woensdag 17.00 uur alsmede om de week van vrijdag na school/bso tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven. Ook hebben de ouders afspraken gemaakt over de vakanties, feestdagen en andere bijzondere dagen. In de bepalingen over de omgang staat in het ouderschapsplan dat alles afhankelijk is van de geestelijke gesteldheid van de vader.
3.3
De moeder is - nadat de rechtbank hiervoor bij de bestreden beschikking van 2 juli 2024 vervangende toestemming had verleend - medio augustus 2024 met de kinderen naar [plaats D] verhuisd, waar de kinderen na de zomervakantie op nieuwe scholen zijn gestart. Vanaf 20 augustus 2024 zijn de moeder en de kinderen ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente [plaats D] . De kinderen verblijven sindsdien om de week een weekend bij de vader van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder de kinderen brengt en haalt.
3.4
Bij vonnis in kort geding van 26 september 2024 (zie hierboven onder 2.4) is, kort samengevat, de vordering van de vader tot terugverhuizing van de moeder en de kinderen naar [plaats B] in afwachting van de uitkomst van onderhavige procedure in hoger beroep, afgewezen. Daarnaast is, op vordering van de moeder, vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op de scholen waar zij sinds de start van het schooljaar naartoe gaan.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen. Daarnaast heeft de rechtbank - met wijziging van de beschikking van 13 januari 2021 en het daaraan gehechte ouderschapsplan - bepaald dat de kinderen om de week van vrijdag 17.00 uur (dan wel na schooltijd) tot zondag 20.00 uur bij de vader verblijven. De moeder brengt de kinderen op vrijdag om 17.00 uur (of zoveel eerder of later als mogelijk is gelet op de schooltijden van de kinderen) naar de vader en de vader brengt de kinderen op zondagavond 20.00 uur naar de moeder. Daarnaast is bepaald dat de kinderen een keer per kwartaal een extra weekend bij de vader verblijven en de ouders de vakanties en feestdagen in onderling overleg zullen verdelen overeenkomstig het ouderschapsplan.
Verzoeken van de vader
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de inleidende verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging van de zorgregeling alsnog af te wijzen. Indien vervangende toestemming voor verhuizing wordt verleend, verzoekt de vader, naar het hof begrijpt, een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen elk weekend bij hem verblijven van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur, de moeder de kinderen brengt en weer ophaalt, de kinderen aangesloten blijven bij de sportverenigingen in [plaats B] , zij in staat worden gesteld de trainingen en wedstrijden bij deze sportclubs bij te wonen en waarbij de vakanties gelijk tussen de ouders worden verdeeld overeenkomstig het ouderschapsplan.
Daarnaast verzoekt de vader, bij wijze van voorlopige voorzieningen, de moeder te gebieden om hangende de procedure in hoger beroep terug te keren naar [plaats B] , de kinderen bij hun vertrouwde sportclubs ingeschreven te laten staan, [minderjarige 2] naar haar vertrouwde basisschool en [minderjarige 1] naar het [college] College te laten gaan en de moeder te verbieden om met de kinderen naar [plaats D] of [plaats E] te verhuizen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader in de hoofdzaak en in het incident af te wijzen.
Incidenteel verzoek van de moeder ex artikel 360 Rv
4.4
De moeder verzoekt als provisionele voorziening, hangende de hoger beroepsprocedure, de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans een uitvoerbaar bij voorraad verklaring uit te spreken ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing en wijziging van de zorgregeling.
4.5
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar incidentele verzoek, althans het door haar verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde is de vraag of aan de moeder al dan niet vervangende toestemming kan worden verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen en zo ja, hoe de zorgregeling tussen de vader en de kinderen er in dat geval uit dient te zien.
Het wettelijk kader
5.2
Uit artikel 1:253a, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
De standpunten
5.3
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte vervangende toestemming aan de moeder heeft verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen en voert hiertoe het volgende aan. Er is voor de moeder geen noodzaak om naar [plaats D] te verhuizen. Hoewel haar partner in [plaats D] woont en de moeder werkzaam is in zijn dierenartspraktijk aldaar, zijn er voor de moeder alternatieven mogelijk. Zo kan zij een co-ouderschapsregeling met de vader afspreken en in de weken dat de kinderen bij de vader verblijven, kan de moeder bij haar partner in [plaats D] zijn. Dat de moeder in de weken dat de kinderen bij haar verblijven dan meer tijd kwijt is om voor haar werk naar [plaats D] te reizen, is aan haar zelf te wijten. Er was voor haar geen economische noodzaak om bij de praktijk van haar partner in [plaats D] te gaan werken. In de omgeving van [plaats B] zijn genoeg banen voor de moeder beschikbaar. De moeder heeft nog steeds een koopwoning in [plaats B] , waar zij met de kinderen en eventueel haar partner kan wonen. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat een verhuizing van haar partner naar [plaats B] geen optie is.
Verder is een verhuizing naar [plaats D] niet in het belang van de kinderen. Zij zijn geworteld in [plaats B] . Zij hebben in [plaats B] een sociaal netwerk opgebouwd en hadden het naar hun zin op hun sportverenigingen. Een verhuizing leidt bovendien tot een aanzienlijke beperking van de zorgregeling tussen de kinderen en de vader. Zij hebben doordeweeks geen omgangsmoment meer, waardoor de vader ook niet meer betrokken is bij de schoolgang en de sociale- en sportieve activiteiten van de kinderen. Het contact tussen de vader en de kinderen is niet voldoende gewaarborgd met een weekendregeling, te meer nu de kinderen (naarmate zij ouder worden steeds meer) sociale- en sportieve activiteiten in het weekend zullen hebben. De vader merkt nu al dat het contact met de kinderen minder is. De door de rechtbank vastgestelde compensatie van een extra omgangsweekend per kwartaal is volstrekt onvoldoende. Daarnaast betrekt de moeder de vader niet bij belangrijke zaken rondom de kinderen. Zij heeft hen zonder overleg met de vader ingeschreven voor scholen en sporten in [plaats D] . De vader verwacht niet dat de communicatie in de toekomst beter zal worden. Verder brengt de verhuizing voor zowel de kinderen als de vader veel reisbewegingen met zich, waarbij er onvoldoende rekening mee is gehouden dat de vader wordt belast met extra reistijd en vervoerskosten.
5.4
De moeder stelt dat de verhuizing naar [plaats D] juist in het belang van de kinderen is. De kinderen zijn daar volgens haar ook sociaal geworteld, aangezien zij al ruim drieënhalf jaar samen met de moeder veel tijd in [plaats D] hebben doorgebracht. De kinderen waren in [plaats B] niet gelukkig, zij hadden geen fijne herinneringen aan de woning waarin zij samen met de ouders woonden, dit geldt met name voor [minderjarige 1] . De kinderen hebben aangegeven te willen verhuizen naar [plaats D] . De kinderen hebben het fijn in [plaats D] en genieten van hun sociale-/ en sportieve activiteiten. Zij hebben hun draai gevonden en een terugverhuizing naar [plaats B] zou voor hen desastreus zijn. De verhuizing naar [plaats D] is door de moeder voldoende voorbereid. Zij heeft haar wens om te verhuizen al sinds de zomer van 2023 geuit. De moeder stelt er alles aan gedaan te hebben om de verhuizing in een goede fase van het leven van de kinderen te laten plaatsvinden. Ook heeft zij zich, onder andere door middel van ouderschapsbemiddeling, volledig ingezet om normaal met de vader te kunnen communiceren, onder andere over de door haar gewenste verhuizing naar [plaats D] en de schoolkeuze voor de kinderen. De vader is echter in de eindfase van het overleg dat tot nieuwe afspraken moest leiden, gestopt met het overleg.
De moeder vindt het belangrijk om bij haar partner te wonen, dichtbij haar werk en zij vindt het van belang om voldoende inkomen te genereren om in het levensonderhoud van de kinderen te kunnen voorzien. De noodzaak om inkomen te genereren is groot, aangezien de vader niet bijdraagt in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Ook waren de reistijden van [plaats B] naar haar werk in [plaats D] lang, wat bijdraagt aan de noodzakelijkheid van de verhuizing. Aangezien de partner van de moeder economisch gebonden is aan [plaats D] , is het voor hem niet mogelijk om te verhuizen naar [plaats B] . De partner van de moeder is ondernemer en heeft een eigen diergeneeskundig centrum. Daarnaast heeft hij drie kinderen uit een eerdere relatie die meer dan de helft van de tijd bij hem verblijven. Met de door de rechtbank vastgestelde regeling wordt de vader voldoende gecompenseerd en kan hij nog steeds op een fijne en structurele wijze contact hebben met de kinderen. De sportieve activiteiten van de kinderen vinden niet meer plaats tijdens de omgangsmomenten, waardoor de vader meer kwalitatieve tijd met de kinderen heeft. Ook wordt hij voldoende in de gelegenheid gesteld om met de kinderen te videobellen. De vader heeft zelf aangegeven dat compensatie door middel van meer tijd met de kinderen op studie-, vakantie- en feestdagen voor hem geen optie is in verband met zijn werk. De moeder heeft na de bestreden beschikking een voorstel gedaan voor wat betreft compensatie van de kosten van de vader. De vader is daar niet op ingegaan, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. De raad heeft zorgen over de moeizame verstandhouding tussen de ouders en de gevolgen daarvan voor de kinderen. De ouders zullen met elkaar aan de slag moeten gaan om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren. De raad onthoudt zich van een advies over de (terug)verhuizing, maar benadrukt dat voor de kinderen continuïteit in hun primaire verzorger van belang is, net als een ruime compensatie voor de vader.
De beoordeling door het hof
5.6
Bij de bestreden beschikking is vervangende toestemming aan de moeder verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen. De bestreden beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking mocht daarom door de moeder ten uitvoer worden gelegd tot het moment dat door de vader op 21 augustus 2024 hoger beroep werd ingesteld. Immers pas door het instellen van het hoger beroep door de vader is de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van de beschikking geschorst.
In de bestreden beschikking overweegt de rechtbank dat ervan uitgegaan wordt dat de vader, zodra hij een beslissing zou hebben genomen over het al dan niet instellen van hoger beroep tegen de beschikking, hij die beslissing aan de moeder kenbaar zou maken zodat de moeder de nodige stappen kon ondernemen (zoals het in gang zetten van de inschrijvingen voor de kinderen op hun nieuwe scholen). De advocaat van de moeder heeft na de bestreden beschikking meerdere keren (op 3 juli, 9 juli en 17 juli 2024) per e-mail contact opgenomen met de advocaat van de vader met de vraag of de vader voornemens was in hoger beroep te gaan. De vader heeft via zijn advocaat op 5 augustus 2024 laten weten dit te gaan doen, maar pas op 21 augustus 2024 is zijn beroepschrift daadwerkelijk ingediend. In de tussentijd heeft de moeder de kinderen ingeschreven op hun nieuwe scholen en de verhuizing in gang gezet. Uit de overgelegde verhuisaangifte bij de gemeente [plaats B] blijkt dat als verhuisdatum 20 augustus 2024 is geregistreerd. Gelet op het verstrijken van de tijd tussen de bestreden beschikking en het instellen van hoger beroep en het gegeven dat de scholen in de omgeving [plaats D] [in] 2024 weer zouden beginnen, acht het hof het begrijpelijk dat de moeder de kinderen heeft ingeschreven op hun nieuwe scholen en de verhuizing formeel in gang heeft gezet. Zoals ook de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag in het vonnis van 26 september 2024 heeft overwogen, mocht de moeder tot 21 augustus 2024 gebruik maken van de aan haar verleende vervangende toestemming om naar [plaats D] te verhuizen.
5.7
Het hof acht het niet in het belang van de kinderen om weer (terug) te verhuizen naar [plaats B] en overweegt daartoe als volgt. De kinderen wonen inmiddels ruim drie maanden met hun moeder in [plaats D] bij de partner van de moeder en zijn op hun nieuwe scholen begonnen; [minderjarige 2] op de basisschool en [minderjarige 1] op de middelbare school in de brugklas. Gebleken is dat de kinderen gelukkig zijn met hun huidige (woon)situatie. Ze geven aan het fijn te vinden om bij de moeder en haar nieuwe partner in [plaats D] te wonen en kunnen het goed vinden met de kinderen van de partner van de moeder. Ook hebben zij het naar hun zin bij hun nieuwe sportverenigingen en gaat het goed op hun nieuwe scholen. De kinderen geven verder aan dat ze het fijn vinden om eens in de twee weken bij de vader te verblijven en om met de vader af en toe naar zijn partner in [plaats F] te gaan. Wanneer de kinderen de vader missen, maken zij graag van de gelegenheid gebruik om met hem te videobellen. Een terugverhuizing zal leiden tot een hoop onrust bij de kinderen en bij de moeder, die altijd de hoofdverzorgster en stabiele opvoeder van de kinderen is geweest. De kinderen zullen weer afscheid moeten nemen van de scholen en de sportclubs waar zij net zijn begonnen en waar zij het naar hun zin hebben, zij zullen hun plek weer moeten vinden in hun oude omgeving in [plaats B] en [minderjarige 1] zal weer een nieuwe start moeten maken op de middelbare school. Het hof vindt dit niet wenselijk voor de kinderen en evenmin in hun belang.
5.8
Het is het hof niet, althans onvoldoende gebleken dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is of dat het niet goed met de kinderen zou gaan nu zij met de moeder zijn verhuisd. Anders dan de vader stelt, zijn er onvoldoende aanwijzingen dat de kinderen klem zitten tussen de ouders en zich niet vrij voelen om te zeggen hoe het werkelijk met hen gaat. Dat de kinderen tegen zijn partner zouden hebben gezegd dat het af en toe niet zo soepel gaat met de kinderen van de partner van de moeder en dat [minderjarige 1] gepest zou worden op school, doet aan het voorgaande niet af. De moeder heeft verklaard dat er een incident is geweest tussen [minderjarige 1] en een ouderejaars op haar nieuwe school, maar dat er geen sprake is van pesten. [minderjarige 1] heeft er in haar gesprek met de voorzitter ook geen blijk van gegeven dat zij gepest zou worden op school. Ook zijn er verder geen aanwijzingen dat de kinderen niet goed zouden kunnen omgaan met de kinderen van de partner van de moeder.
5.9
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking in stand laten voor zover het de vervangende toestemming tot verhuizing betreft. Alles afwegend is het hof van oordeel dat het belang van de moeder, en daarmee samenhangend dat van de kinderen, om met de kinderen in [plaats D] te blijven wonen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij terugverhuizing van de moeder en de kinderen naar [plaats B] . Hierbij neemt het hof mede in aanmerking, net als de rechtbank, dat voldoende gebleken is dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid en doordacht. Zij heeft haar wens tot verhuizing ruim van te voren bespreekbaar gemaakt en getracht (onder andere via ouderschapsbemiddeling) met de vader hierover afspraken te maken. Ook heeft zij zich verdiept in scholen en sportverenigingen voor de kinderen, waarbij zij de kinderen heeft ingeschreven voor activiteiten buiten het weekend zodat deze niet ten koste zullen gaan van hun omgangsweekenden bij de vader. Dat de moeder in eerste instantie heeft aangegeven niet met haar partner te willen gaan samenwonen, maar op een later moment wel graag bij haar partner wilde gaan wonen met de kinderen, maakt niet dat het hof tot een andere afweging komt. Het hof acht het ook niet onbegrijpelijk dat de moeder in de loop der tijd tot andere inzichten is gekomen over hoe zij de relatie met haar partner verder wil bestendigen. Voorts speelt bij de belangenafweging een rol dat de partner van de moeder in [plaats D] woont en werkt en dat ook de moeder daar werkt. Voldoende aannemelijk is geworden dat van de partner van de moeder niet kan worden gevergd dat hij naar [plaats B] verhuist, gelet op de aard van zijn werkzaamheden en het gegeven dat zijn kinderen de helft van de tijd bij hem in [plaats D] verblijven. De (economische) noodzaak voor de moeder om naar [plaats D] te verhuizen is hiermee in de gegeven omstandigheden voldoende aanwezig en leidt in combinatie met het overige dat door de moeder is aangevoerd tot de conclusie dat het belang van de moeder en de kinderen om in [plaats D] te blijven wonen dient te prevaleren boven het belang van de vader bij terugverhuizing.
5.1
Het voorgaande neemt niet weg dat tegenover het hierboven beschreven belang van de moeder, en daarmee samenhangend het belang van de kinderen, het belang van de vader en de kinderen staat om onverminderd contact en omgang met elkaar te hebben. De vader stelt terecht dat een verhuizing van de moeder en de kinderen naar [plaats D] een vermindering van het doordeweekse contact tussen de hem en de kinderen betekent en een beperking voor wat betreft zijn mogelijkheden om betrokken te zijn bij de schoolgang en de buitenschoolse activiteiten van de kinderen. Uit de bestreden beschikking is gebleken dat de moeder ter compensatie een aantal voorstellen heeft gedaan, onder andere inhoudende dat de kinderen meer vakantietijd en op studiedagen bij de vader zullen verblijven, maar dat dit voor de vader in verband met zijn werk niet of nauwelijks te realiseren is. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder hier nogmaals op gewezen, hetgeen door de vader niet is weersproken. Het hof leidt hieruit af dat compensatie voor het gemis aan omgang vanwege de verhuizing alleen kan worden gezocht in de weekenden.
Het hof zal eenzelfde zorgregeling vaststellen als de rechtbank heeft gedaan met dien verstande dat de kinderen een keer per tien weken, derhalve vijf keer per jaar, een extra weekend bij de vader zullen verblijven (in plaats van een extra weekend per kwartaal). Met dit extra weekend wordt bereikt dat de kinderen in een periode van 10 weken drie weekends achter elkaar bij de vader kunnen verblijven. Het hof laat het aan partijen zelf over om in onderling overleg af te spreken wanneer dit extra weekend in een periode van 10 weken zal plaatsvinden. Daarnaast zal worden bepaald dat de vader - in afwijking van het overeengekomen ouderschapsplan - altijd de eerste keuze heeft welke drie aaneengesloten weken de kinderen in de zomervakantie bij hem zullen verblijven, ongeacht de gevolgen hiervan voor de (vakantie van) moeder. Dit, gelet op het gegeven dat de zomervakantie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds hun verhuizing naar [plaats D] gedeeltelijk in een andere periode valt dan die van de kinderen van de partner van de vader. Het hof acht het niet redelijk dat dit ten koste zou gaan van de mogelijkheden van de vader om in de zomervakantie drie aaneengesloten weken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door te brengen. De vader dient wel telkens zo spoedig mogelijk aan de moeder kenbaar te maken welke drie aaneengesloten weken van de zomervakantie hij wil dat de kinderen bij hem verblijven.
Tevens zal worden bepaald dat de moeder de kinderen naar de vader zal brengen en hen ook weer bij de vader zal ophalen, dit conform het verzoek van de vader op dit punt. De vader zal hierdoor minder reisbewegingen maken en zijn vervoerskosten zullen afnemen. Ook heeft de vader meer kwalitatieve tijd met de kinderen wanneer zij bij hem verblijven. Dat de kinderen geen activiteiten meer hebben in het weekend leidt er ook toe dat de vader in de omgangsweekenden meer tijd met de kinderen kan doorbrengen. Het hof kan zich overigens voorstellen dat als de vader meer betrokken wil zijn bij de schoolgang van de kinderen, hij hen op vrijdag van school komt ophalen en het hof acht de ouders zelf voldoende bij machte om in onderling overleg afspraken te maken die afwijken van de door het hof vast te stellen zorgregeling. Het hof onderstreept hierbij het advies van de raad aan de ouders om het overleg met elkaar weer aan te gaan om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren.
Gelet op het voorgaande zal het hof de door de vader verzochte zorgregeling, die erop neerkomt dat de kinderen elk weekend bij hem verblijven en dat zij aangesloten blijven bij de sportverenigingen in [plaats B] , afwijzen. Het hof acht deze regeling niet in het belang van de kinderen, nu de kinderen in staat moeten worden gesteld ook weekenden met hun moeder door te brengen en hun (sociale) leven in [plaats D] op te bouwen.
Conclusie
5.11
Het hof komt tot de conclusie dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd voor zover het de vervangende toestemming tot verhuizing betreft. Daarnaast zal het hof een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vaststellen, zoals hierna vermeld, en de beschikking in hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5.12
Het incidentele verzoek van de moeder om de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zal worden afgewezen bij gebrek aan belang. Immers, de moeder heeft als provisionele voorziening verzocht om hangende de hoger beroepsprocedure de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Met onderhavige beschikking komt er een einde aan de hoger beroepsprocedure. Nu het hof de bestreden beschikking voor wat betreft de vervangende toestemming tot verhuizing zal bekrachtigen, een zorgregeling tussen de vader en de kinderen zal vaststellen en de beschikking in hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, ziet het hof - gelet op de aard van het verzoek van de moeder - geen grondslag de bestreden beschikking alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.13
Ook het verzoek van de vader tot het treffen van voorlopige voorzieningen gedurende de procedure in hoger beroep zal worden afgewezen. Het hof komt in deze beschikking tot een eindbeslissing ten aanzien van de vervangende toestemming tot verhuizing en de zorgregeling, waardoor de vader geen belang meer heeft bij zijn verzoek.
5.14
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.344.954/01
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij vervangende toestemming aan de moeder is verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de zorgregeling tussen de vader en de kinderen betreft en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Almaar, van 13 januari 2021 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aldus vast dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • om de week van vrijdag 17.00 uur (dan wel na schooltijd) tot zondag 20.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag om 17.00 uur, of zoveel eerder of later als mogelijk is gelet op de schooltijden van de kinderen, bij de vader brengt en zij de kinderen op zondagavond om 20.00 uur weer bij de vader ophaalt;
  • een extra weekend in de tien (10) weken, door partijen in onderling overleg af te stemmen, waarbij dezelfde tijden gelden als bij de reguliere omgangsweekenden en de moeder de kinderen bij de vader ophaalt en ook weer terugbrengt;
en de vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen partijen worden verdeeld, overeenkomstig het door hen op 30 november 2020 ondertekende ouderschapsplan, met dien verstande dat - in afwijking van het ouderschapsplan - de vader altijd de eerste keuze heeft welke drie aaneensluitende weken in de zomervakantie de kinderen bij hem verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
in de zaak met zaaknummer 200.344.954/02
wijst af het incidentele verzoek van de vader tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
in de zaak met zaaknummer 200.344.954/03
wijst af het incidentele verzoek van de moeder de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. F. Kleefmann en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 14 januari 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.