ECLI:NL:GHAMS:2025:844
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht en gezag over kinderen in een familierechtelijke procedure
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het familierecht, gaat het om de gezagsverhouding over drie minderjarige kinderen, die sinds enige tijd in Polen verblijven. De vader en moeder van de kinderen zijn in een juridische strijd verwikkeld over het gezamenlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin werd bepaald dat de vader mede met het gezag over de kinderen wordt belast en dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. De rechtbank had ook een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het niet naleven van de beschikking. Het hof bevestigt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, ondanks de verblijfplaats van de kinderen in Polen, en oordeelt dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden ten tijde van de indiening van het verzoekschrift. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezamenlijk gezag aan de vader wordt toegekend, en stelt dat dit in het belang van de kinderen is. De moeder had aangevoerd dat de vader niet in staat is om de juiste beslissingen te nemen en dat er sprake was van huiselijk geweld, maar het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze claims. De beslissing om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen wordt ook bekrachtigd, omdat dit de kans vergroot dat de kinderen contact houden met beide ouders. De moeder's verzoek om de werking van de beschikking te schorsen wordt afgewezen, omdat het hof van oordeel is dat de belangen van de kinderen voorop staan.