ECLI:NL:GHAMS:2025:815

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
23-001278-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake poging tot zware mishandeling, schuldheling, verboden wapenbezit, diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van een reeks strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, schuldheling, verboden wapenbezit, diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 22 mei 2024, waarin hij (deels) was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken in eerste aanleg. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak grondig onderzocht, inclusief getuigenverklaringen en bewijsstukken. De verdachte is uiteindelijk schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling, schuldheling, verboden wapenbezit, diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge aanpak van gewelds- en vermogensdelicten en de risico's van wapenbezit en drugshandel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001278-24
datum uitspraak: 19 maart 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2024 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-223322-23 (zaak A) en 13-067512-24 (zaak B) en 13-076305-24 (zaak C) (gevoegd ter terechtzitting in eerste aanleg), alsmede 15-222355-22(TUL), 15-119973-21 (TUL), 15-012447-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 maart 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam (partieel) vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 2 en in de zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 2 (voor zover het betreft een flesje met doorzichtige vloeistof, GHB en/of crystal meth en/of methamfetamine) is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
Zaak A met parketnummer 13-223322-23:

1.primairhij, op of omstreeks 4 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen

-meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) met zijn rechterhand bij de keel/hals heeft gegrepen/vastgepakt, en/of
-(vervolgens) de keel/hals heeft dicht gedrukt/geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

1.subsidiairhij, op of omstreeks 4 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland die [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] , meermalen, in elk geval eenmaal met kracht:

-met beide vuisten op de kaken te stompen en/of te slaan, en/of
-de keel/hals van die [slachtoffer 1] vast te pakken/grijpen, en/of
-(vervolgens) de keel/hals van die [slachtoffer 1] dicht te drukken/knijpen;
Zaak B zaak met parketnummer 13-067512-24 (gevoegd):
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2023 tot en met 20 maart 2023, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (race)fiets (van het merk Kuota), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 20 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool voorhanden heeft gehad;
Zaak C zaak met parketnummer 13-076305-24 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, een elektrische dienstfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 8 roze pillen en/of
- kristalachtige blokjes en/of
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 maart 2024 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere accu's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een of meerdere onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
- een of meerdere accu's heeft geprobeerd los te krijgen en/of
- een breekvoorwerp heeft gebruikt om een of meerdere accu's los te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Overwegingen betreffende het bewijs
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak A, zaak B en zaak C onder 1 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van zaak A heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangifte geen steun vindt in het dossier en dat het letselrapport niet overeenstemt met de vermeende toedracht. Aangeefster had zichtbare blauwe plekken en verwondingen door een eerdere valpartij. De verdachte heeft haar in elk geval niet mishandeld.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde in zaak B is aangevoerd dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de racefiets gestolen was, zodat geen sprake kan zijn van schuldheling. Een vriend van de verdachte, [persoon] , had de fiets in de woning van [slachtoffer 1] , de toenmalige vriendin van de verdachte, geplaatst en de verdachte gevraagd de fiets via [website] te verkopen omdat een fiets in Amsterdam sneller wordt verkocht. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde in zaak B is aangevoerd dat de verdachte het balletjespistool niet opzettelijk voorhanden heeft gehad. Hij had geen wetenschap van de inhoud van de tas, aangezien hij de tas had uitgeleend aan [persoon] , die de tas in de woning waar de verdachte verbleef had gevuld met spullen en in die woning bij de verdachte had achtergelaten.
Ten aanzien van het onder 1 in zaak C ten laste gelegde is aangevoerd dat de verdachte bij vergissing de dienstfiets had opgetild, omdat hij dacht dat het zijn eigen fiets was die eerder die week was gestolen. Toen hij erachter kwam dat het niet zijn fiets was, heeft hij de fiets verderop in de straat achtergelaten. Zodoende was er geen oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening. Ten aanzien van het onder 3 in zaak C ten laste gelegde is aangevoerd dat de poging tot diefstal door middel van braak niet kan worden bewezen, nu geen sprake is van een begin van uitvoering. Het gereedschap dat in de rugtas van de verdachte is aangetroffen, zat opgeborgen in de rugtas en uit het onderzoek aan de gestalde fietsen is niet gebleken dat er een fiets was beschadigd.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot eenzelfde bewezenverklaring als de politierechter.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde feit
Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar bij de keel vastgreep en haar luchtpijp met kracht ongeveer 30 seconden dichtkneep. Zij heeft verklaard hierdoor zichtbaar letsel te hebben opgelopen in de vorm van bloeduitstortingen in haar nek (het hof begrijpt: hals). Uit de letselrapportage blijkt dat aangeefster bloeduitstortingen in haar hals had en dat het letsel past bij het dichtknijpen van de keel. De zus van de verdachte, getuige [getuige] , heeft verklaard dat de verdachte die betreffende nacht voor haar deur stond, woest was en vertelde dat hij ruzie had met aangeefster. Voorts blijkt uit het buurtonderzoek dat buren diezelfde nacht veel geschreeuw hebben gehoord. Het hof ziet – gelet hierop – geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en komt tot het oordeel dat het letsel van aangeefster de betreffende nacht is ontstaan, dat de verdachte degene is geweest die dit heeft toegebracht en dat het bij aangeefster geconstateerde letsel past bij het dichtknijpen van de keel gedurende langere tijd.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm – het dichtknijpen van de keel van aangeefster gedurende langere tijd – kan deze gedraging worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, waarvan hier niet is gebleken, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Immers, het dichtknijpen van de keel en daarmee het belemmeren van de zuurstoftoevoer kan zeer wel leiden tot zeer ernstige lichamelijke gevolgengevolgen. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte gepoogd heeft om aangeefster opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar keel dicht te knijpen. Dat aangeefster het letsel bij een eerdere val zou hebben opgelopen, acht het hof, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk.
Ten aanzien van de in zaak B ten laste gelegde feiten
Feit 1
Op 20 maart 2023 is een racefiets aangetroffen in de kamer waar de verdachte lag te slapen. De racefiets was eerder die maand, op 3 maart 2023, gestolen van aangever. Aangever kwam erachter dat zijn fiets op [website] werd aangeboden onder de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ”, terug te voeren naar de toenmalige vriendin van de verdachte. [persoon] heeft verklaard dat hij de fiets aan de verdachte had gegeven, zodat de verdachte de fiets kon verkopen. De verdachte heeft verklaard dat [persoon] hem had gevraagd de racefiets op [website] te zetten en dat hij de advertentie later heeft gewist, omdat hij niet wilde dat zijn vriendin er problemen mee kreeg. Gelet hierop, en met name op de opmerking van de verdachte dat hij zijn vriendin niet in de problemen wilde brengen, is het hof van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de racefiets een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof acht het in zaak B onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Op 20 maart 2023 werd in de woning bij de verdachte eveneens een balletjespistool in een tas aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat het zijn tas betrof. Daarnaast is in de tas een plak hasj aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat die van hem was. Gelet op de omstandigheid dat het pistool in de woning waar de verdachte verbleef en in de tas van de verdachte is aangetroffen, maakt dat de verdachte de beschikkingsmacht had over dit pistool. Dat de verdachte zijn tas had uitgeleend aan [persoon] vindt geen steun in het dossier, en is ook anderszins niet aannemelijk geworden, zodat het hof dit als ongeloofwaardig terzijde schuift. Naar het oordeel van het hof is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het balletjespistool opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de in zaak C ten laste gelegde feiten
Op 4 maart 2024 zag verbalisant, in burger gekleed, dat een persoon, naar later bleek de verdachte, interesse toonde in geparkeerde fietsen. Verbalisant is de verdachte hierop gaan volgen en zag dat de verdachte met een breekvoorwerp de accu van een elektrische bakfiets los probeerde te breken. Op het moment dat een omstander voorbij fietste, staakte hij zijn poging, om daarna nogmaals te proberen de accu los te breken. Verbalisant zag dat de verdachte verder liep en wederom naar een elektrische bakfiets toeliep en kennelijk op zoek was naar de accu en daarna naar weer een andere elektrische fiets toeliep en bezig was met de accu, maar dat hij deze niet loskreeg. Daarop heeft verbalisant zijn elektrische (onopvallende) dienstfiets in een fietsenstalling geparkeerd en op slot gezet. Verbalisant zag vervolgens dat de verdachte deze fiets uit het fietsenrek pakte en ermee wegliep. De verdachte tilde daarbij de achterkant van de fiets op. Op het moment dat het geluid van de politiemotor te horen was en de verdachte de in burger geklede verbalisant aankeek, liet hij de fiets achter tegen een heg. Daarop werd de verdachte aangehouden. Onder de verdachte is vervolgens in een tas gereedschap aangetroffen.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte heeft gepoogd om meerdere accu’s los te krijgen en daarbij (in ieder geval eenmaal) een breekvoorwerp heeft gebruikt. Ook acht het hof bewezen dat de verdachte de elektrische dienstfiets van verbalisant heeft weggenomen. De verdachte nam de fiets mee, terwijl deze op slot stond, waardoor hij de fiets aan de achterzijde moest optillen en liet de fiets snel achter op het moment dat hij doorkreeg dat hij in de gaten werd gehouden. Dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat het zijn eigen gestolen fiets was, acht het hof, gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat de verdachte kennelijk reeds op pad was om accu’s te stelen, niet aannemelijk.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A met parketnummer
13-223322-23 primair en in zaak B met parketnummer 13-076305-24 onder 1 en 3 en in zaak C met parketnummer 13-067512-24 onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A met parketnummer 13-223322-23:

1.primairhij op 4 september 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, haar

- bij de keel/hals heeft vastgepakt, en
- vervolgens de keel/hals heeft dicht gedrukt/geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak B met parketnummer 13-067512-24 (gevoegd):
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2023 tot en met 20 maart 2023, te Amsterdam een (race)fiets (van het merk Kuota) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3.
hij op 20 maart 2023 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool, voorhanden heeft gehad.
Zaak C zaak met parketnummer 13-076305-24 (gevoegd):
1.
hij op 4 maart 2024 te Amsterdam een elektrische dienstfiets, toebehorende aan de Politie, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 4 maart 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 8 roze pillen en;
- kristalachtige blokjes,
van een materiaal bevattende MDMA.
3.
hij op één of meerdere tijdstippen op 4 maart 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een accu, toebehorende aan een onbekend gebleven persoon, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
- een accu heeft geprobeerd los te krijgen en
- een breekvoorwerp heeft gebruikt om een accu los te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen in zaak A met parketnummer 13-223322-23 primair en in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 1 en 3 en in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A met parketnummer 13-223322-23 primair en in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 1 en 3 en in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A met parketnummer 13-223322-23 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
schuldheling.
Het in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A met parketnummer 13-223322-23 primair en in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 1 en 3 en in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder oplegging van bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en middelencontrole.
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten vier maanden. Verder heeft de raadsvrouw oplegging verzocht van een voorwaardelijke taakstraf, gecombineerd met bijzondere voorwaarden, in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Op die manier kan de verdachte beginnen met een schone lei en zijn criminele verleden achter zich laten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een hele reeks feiten, te weten een poging tot zware mishandeling, schuldheling, verboden wapenbezit, diefstal, poging tot diefstal door middel van braak en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Met de poging tot zware mishandeling door de keel van het slachtoffer dicht te knijpen, heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar gevoel van veiligheid aangetast. Bovendien kunnen slachtoffers van dergelijk geweld ook nog lang psychische nadelige gevolgen ervaren. Het is niet aan de verdachte te danken dat de gevolgen van zijn handelen niet nog ernstiger uitvielen. De door de verdachte gepleegde vermogensdelicten zijn voorts ergerlijke feiten, waarmee de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendom. Bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte zich niet bekommerd om de schade en overlast die hij met zijn handelen heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte een balletjespistool voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens veroorzaakt onaanvaardbare veiligheidsrisico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verder heeft de verdachte MDMA voorhanden gehad. Met zijn handelen, ook met het enkele aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid harddrugs, heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke harddrugs en de bijbehorende handel daarin, die niet zelden gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Het hof acht deze feiten zeer kwalijk en rekent dit de verdachte aan. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 februari 2025 is hij eerder voor gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Het voorgaande rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op een reclasseringsadvies van 14 mei 2024 en een e-mail van de reclasseringswerker van 22 oktober 2024, inhoudende dat de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden adviseert, waaronder middelencontrole, meldplicht en een begeleid wonen-traject. Alhoewel uit andere reclasseringsrapportages blijkt dat de verdachte in het verleden niet meewerkte aan reclasseringscontact, ziet het hof toch aanleiding, bij wijze van laatste kans en met het oog op het belang van een vaste verblijfplek voor de verdachte, om de gevangenisstraf in deels voorwaardelijke vorm op te leggen en daarbij bijzondere voorwaarden te stellen, zoals hierna vermeld. Het hof zal daarbij bepalen dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Beslag
Het in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De onder de verdachte inbeslaggenomen accu’s, die bij de verdachte zijn aangetroffen ten tijde van de aanhouding ter zake van de poging tot diefstal van een accu, zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 63, 302, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland/Alkmaar van 9 december 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland/Haarlem van 2 september 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verduidelijkt dat de vordering ziet op voornoemde straf die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2022 is opgelegd (parketnummer 23-001058-21 (rechtsmiddel van 15-012447-21)).
Het hof zal het openbaar ministerie in deze vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering reeds in een andere strafzaak is toegewezen, welke uitspraak onherroepelijk is.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 2 (vrijspraak) en in de zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 2 tenlastegelegde (vrijspraak voor zover het betreft een flesje met doorzichtige vloeistof, GHB en/of crystal meth en/of methamfetamine).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A met parketnummer 13-223322-23 primair en in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 1 en 3 en in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A met parketnummer 13-223322-23 primair en in zaak B met parketnummer 13-067512-24 onder 1 en 3 en in zaak C met parketnummer 13-076305-24 onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
- De verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres 2] en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Daarnaast dient hij zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
- De verdachte verblijft in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan de huisregels en het (dag)programma, dat die instelling of maatschappelijke opvang in overleg met de reclassering heeft opgesteld, een en ander zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- Het hof geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 13-076305-24: 1 STK Handgereedschap;
  • 13-076305-24: 4 STK Gereedschap;
  • 13-076305-24: 1 STK Gereedschap;
  • 13-076305-24: 1 STK Schaar;
  • 13-076305-24: 1 STK Tas;
  • 13-076305-24: 1 STK Waterpomptang;
  • 13-076305-24: 1 STK Dopsleutel.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 STK Accu, nr. [nummer] .
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 december 2022, parketnummer 15-222355-22, te weten van:
een gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2021, parketnummer 15-119973-21, te weten van:
een gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-012447-21.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. H.A. van Eijk en mr. A.M.M.E. Doekes - Beijnes, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 maart 2025.
mr. A.M.M.E. Doekes – Beijnes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.