ECLI:NL:GHAMS:2025:778

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
23-002043-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de invoer van 320 kilo cocaïne op Schiphol en voorbereidingshandelingen tot invoer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, was werkzaam bij een vrachtafhandelaar op Schiphol en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn rol in de invoer van 320 kilogram cocaïne. De zaak betreft twee periodes van voorbereidingshandelingen tot invoer van cocaïne, waarbij de verdachte samen met anderen handelingen verrichtte die gericht waren op het binnenbrengen van verdovende middelen in Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat zijn rol cruciaal was in het transport van de cocaïne. De verdachte heeft tijdens de zittingen in hoger beroep erkend dat hij betrokken was bij de communicatie over de douanecontroles en het veiligstellen van de cocaïne. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel zwaar zijn meegewogen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002043-23
datum uitspraak: 24 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-191988-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
[adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18, 19, 26, 28 februari en 17 maart 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte (hierna ook aangeduid bij diens achternaam) en het Openbaar Ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht ongeveer 320 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 25 november 2020 tot en met 24 mei 2021, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Diemen en/of te Den Haag en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen en/of
  • één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en)
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk:
C.01 periode 20 januari 2021 – 24 mei 2021
  • (meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en/of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld (onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s) en/of nummers (van vrachtplaten) en/of over de loslocatie van vrachtplaten en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
  • zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
  • informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [bedrijf 1] en/of
  • in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht, althans laten zoeken, en/of
  • een film- of foto-opname gemaakt en/of gedeeld dan wel verzocht (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading) en/of
  • een of meer geldbedragen gegeven en/of ontvangen voor verrichtte diensten en/of
  • een of meer actietelefoons voorhanden gehad en/of
C.02 periode 25 november 2020 – 28 november 2020
  • (meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en/of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld (onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s) en/of nummers (van vrachtplaten) en/of over de loslocatie van vrachtplaten en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
  • zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
  • informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [bedrijf 1] en/of
  • in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht, althans laten zoeken, en/of
  • een film- of foto-opname gemaakt en/of gedeeld (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading) en/of
  • een of meer actietelefoons voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waartegen beroep

Het vonnis waartegen het beroep is gericht zal worden vernietigd, omdat het hof zowel wat betreft de bewezenverklaring als de strafoplegging tot andere beslissingen komt.

Bewijsoverwegingen

Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld, samengevat weergegeven, dat de rechtbank op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van de ten laste gelegde invoer van de 320 kilo cocaïne (feit 1) en de daarmee samenhangende voorbereidingshandelingen (feit 2, zaaksdossier C.01). Wel dient [verdachte] te worden vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen in de periode van 25 tot en met 28 november 2020 (feit 2, zaaksdossier C.02). Hij heeft weliswaar in die periode informatie verstrekt over de controle door de douane van de desbetreffende vlucht, maar deze bijdrage is van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen in deze periode. Bovendien wist [verdachte] pas later, en nog niet in deze periode, dat het ging om de invoer van cocaïne, zodat ook van opzet geen sprake is geweest.
Oordeel van het hof
Identificatie: telefoonnummers en bijnamen
Het tegen [verdachte] en de medeverdachten gepresenteerde bewijs bestaat in belangrijke mate uit opgenomen telefoongesprekken en sms-berichtenwisselingen. [verdachte] heeft tijdens de behandeling in hoger beroep erkend dat hij de gebruiker was van de door het onderzoeksteam aan hem toegeschreven telefoonnummers. [medeverdachte 1] heeft als verdachte in eerste aanleg het gebruik van de door de Koninklijke Marechaussee (hierna ook: KMar) aan hem toegeschreven telefoonnummers eveneens erkend. Deze verklaring van [medeverdachte 1] is ter terechtzitting in hoger beroep in de zaak van de verdachte in zijn dossier gevoegd. De identificatie van de overige gebruikers van de in het dossier genoemde telefoonnummers is door de verdediging niet betwist. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen [1] telkens van de hierna genoemde telefoonnummers vast wie daarvan de gebruiker is en heeft daarbij tevens - voor zover relevant - de gebruikte bijnamen vermeld:
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [2]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [3]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [4]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 4] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [5]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 5] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [6]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 6] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [7]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 7] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [8]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 8] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [9]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 9] in gebruik bij [medeverdachte 1] ; [10]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 10] in gebruik bij [verdachte] [11] (bijnaam [bijnaam 1] en [bijnaam 2] ); [12]
 telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 11] en eindigend op [telefoonnummer 12] in gebruik bij [verdachte] ; [13]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 13] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [14]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 14] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [15]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 15] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [16]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 16] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [17]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 17] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [18]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 18] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [19]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 19] in gebruik bij [medeverdachte 2] ; [20]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 20] in gebruik bij [medeverdachte 3] ; [21]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 21] in gebruik bij [medeverdachte 4] ; [22]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 22] in gebruik bij [medeverdachte 5] (bijnaam [bijnaam 3] ); [23]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 23] in gebruik bij [medeverdachte 5] ; [24]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 24] in gebruik bij [medeverdachte 6] ; [25]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 25] in gebruik bij [medeverdachte 6] ; [26]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 26] in gebruik bij [medeverdachte 7] (bijnaam [bijnaam 4] ); [27]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 27] in gebruik bij [medeverdachte 7] ; [28]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 28] in gebruik bij [medeverdachte 7] ; [29]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 29] in gebruik bij [medeverdachte 8] (bijnaam [bijnaam 5] ); [30]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 30] in gebruik bij [medeverdachte 8] ; [31]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 31] in gebruik bij [medeverdachte 8] ; [32]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 32] in gebruik bij [medeverdachte 9] ; [33]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 33] in gebruik bij [medeverdachte 9] en [34]
 telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 34] in gebruik bij [medeverdachte 9] . [35]
Positie verdachte en medeverdachten
[verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 8] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] waren in de ten laste gelegde periode allen werkzaam op Schiphol. [medeverdachte 1] werkte bij vrachtafhandelingsbedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) en alle anderen werkten bij vrachtafhandelingsbedrijf [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [36] [medeverdachte 8] en [medeverdachte 4] waren werkzaam in de vrachtloods [37] en [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] op het platform voor het laden en lossen van vliegtuigen. [38] Voordat [medeverdachte 1] bij [bedrijf 2] werkte, was hij ook in dienst van [bedrijf 1] . [39] Beide bedrijven liggen direct aan weerszijden van landingsbaan [landingsbaan] . [40] De medeverdachte [medeverdachte 5] was werkzaam bij het transportbedrijf [bedrijf 3] . [41] De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] waren niet werkzaam op Schiphol. [42] [medeverdachte 9] werkte in de telefoonwinkel van zijn oom. [43]
Overwegingen
Op basis van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen [44] kan het volgende worden vastgesteld over de gebeurtenissen in de periodes van 25 tot en met 28 november 2020 (zaaksdossier C.02) en van 20 januari tot en met 24 mei 2021 (zaaksdossier C.01).
Periode van 25 tot en met 28 november 2020
- Op 25 november 2020 wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 3] of hij wil checken wie er is; misschien kan hij morgen nog wat doen. [45] Een paar minuten later wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] vraagt of de andere kant klaar is. [medeverdachte 2] antwoordt dat hij zaterdag (
het hof stelt vast: 28 november 2020) alvast doorgeeft. [46] Vervolgens belt [medeverdachte 1] opnieuw naar [medeverdachte 3] en vraagt of de [bijnaam 1] (
het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte]) er zaterdag is. [medeverdachte 3] antwoordt bevestigend. [47] Een paar minuten later belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] , die aangeeft dat hij er zaterdag ook is. [medeverdachte 1] zegt dat je, als mensen voor je werken en het niet doorgaat, hun iets lekkers moet geven. Ze willen vijfduizend voor drie dagen hebben. [48]
- Op 26 november 2020 stuurt [medeverdachte 8] een sms-bericht aan [verdachte] dat het niet doorgaat. [49] Die avond bellen ze met elkaar en bespreken ze dat het morgen niet doorgaat. [50]
- De volgende dag belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] deelt mee dat ze vanwege controles niet veel hebben kunnen doen, één doos maar, maar liever iets dan niets. ‘Hij’ zit op die T’tje, boven (
KMar: de transit-/transfervracht die geladen is op het maindeck). [medeverdachte 1] zal het laten weghalen en achter gooien, zoals altijd. [51] Zo’n tien minuten later belt [medeverdachte 1] met [verdachte] en zegt hem dat het ding op de trans zit, één bak maar, want dit is een andere groep en er was controle. [verdachte] moet als het mogelijk is de doos wegsnijden en achter gooien. [verdachte] vraagt nog of het niet vandaag is, maar [medeverdachte 1] licht toe: dat het naar de andere kant gaat, niet hier. [52]
- Op 28 november 2020 om 5.52 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en informeert hoe laat die er is. [medeverdachte 1] antwoordt: kwart voor negen. [53] Uit het vluchtschema van 28 november 2020 volgt dat om 8.45 uur vlucht [vluchtnummer 1] , afkomstig uit Ecuador, op Schiphol zal landen. Deze vlucht zal worden afgehandeld door [bedrijf 1] . [54]
- Om 8.02 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] vraagt [medeverdachte 3] te kijken waar die positie is en te proberen hem daar weg te halen. Als die gasten er niet zijn, moet [medeverdachte 3] proberen hem in de bulk te gooien, want de bulk is niet rood. [55] Ongeveer tien minuten later laat [medeverdachte 3] weten dat hij [locatie] staat en scan staat (
KMar: de vrachtplaat op de locatie ‘ [locatie] ’ is geselecteerd om door de douane te worden gescand). [56] Uit de beschikbare ‘offloading instructions’ blijkt dat een vrachtplaat op de locatie [locatie] geselecteerd was voor een scan door de douane. [57] [medeverdachte 1] vraagt of die niet kan worden gezet op eentje die niet scan is, maar [medeverdachte 3] zegt dat hij boven geen bekende boys heeft. [medeverdachte 1] vraagt waar de [bijnaam 1] is. [medeverdachte 3] licht toe dat die een andere kist heeft en niet bij hem is. [58]
- Om 8.25 uur landt vlucht [vluchtnummer 1] en taxiet vervolgens naar platform [platformnummer 1] , waar het vliegtuig om 8.32 arriveert ter hoogte van vrachtstation [vrachtstationnummer] , waar [bedrijf 1] is gevestigd. [59]
- Om 8:34 uur belt [medeverdachte 1] met [verdachte] . [verdachte] laat weten dat het vol zit met hen, het barst ervan (
KMar: van de douane). [verdachte] zegt desgevraagd dat hij zal proberen een paar foto’s van zijn kant te maken. [medeverdachte 1] zegt dat het ding boven is en het zou ook goed zijn als het op een van de transit van boven zou kunnen worden geplaatst, maar [verdachte] zegt dat er zes auto’s zijn met drie mannen per auto. [60] [medeverdachte 1] informeert [medeverdachte 2] vervolgens telefonisch dat hij denkt dat ze het niet gaan redden. [61]
- Om 9.18 uur bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] met elkaar. [medeverdachte 8] , die op dat moment als loodsmedewerker aan het werk is, zegt dat het buiten druk is. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 8] of hij zal weten als het naar de overkant gaat en ze het daar houden (
KMar: als de douane de vrachtplaten van het platform naar de andere kant van [landingsbaan] brengen om in het Joint Inspection Center te scannen). [medeverdachte 8] zegt dat hij zelf kan gaan kijken. [medeverdachte 1] zegt dat hij het nummer van het bordje waar het om gaat zal sturen. [62]
- Om 9.55 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 1] en deelt hem mee dat ze vandaag streng waren en dat ze zelfs de T’tjes hebben meegenomen. [63]
- Om 10.04 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 1] en zegt ze ééntje hebben geklaard; hij is boven [platformnummer 2] nu. Platform [platformnummer 2] ligt naast platform [platformnummer 1] , waar vlucht [vluchtnummer 1] staat. [verdachte] zegt dat hij zal proberen om een film en een paar foto’s te maken en dan zal hij dit gelijk aan [medeverdachte 1] sturen. [64]
- Om 12.08 uur belt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] en vraagt hem of hij al iets heeft gehoord van [bijnaam 5] (
het hof begrijpt hier en in de hierna genoemde gesprekken: [medeverdachte 8]). [65]
- Om 12.26 uur belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 8] . [medeverdachte 8] zegt dat hij is wezen kijken, maar hij zag niets. [medeverdachte 8] zegt dat hij het zal weten als het kapot is: hij heeft het nummer en hoort dan precies of het rood is of niet rood. [66]
- Een uur later belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 8] , die zegt dat hij is gaan kijken maar daar achterin niets heeft gezien. Hij ziet dat één plaatje helemaal code rood is. [medeverdachte 8] licht nader toe dat ‘hij’ aan [medeverdachte 8] die plaatnummer had gestuurd en hem had gevraagd naar achter te kijken, waarna [medeverdachte 8] daar achter is gaan kijken. [medeverdachte 8] merkt nog op dat ‘hij’ met de informatie van één doos is gekomen en vraagt zich af wat je met één doos kunt betekenen, want zo bespreken [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] , je gaat niet meer dan 25 tot 30 in een doos krijgen. [67]
- Om 14.24 uur belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 8] . Deze zegt [medeverdachte 1] dat hij het bewijs heeft gestuurd dat het rood is (
KMar: een foto van de offloading instructions). [medeverdachte 1] noemt in het gesprek het nummer [nummer] ‘en nog iets’. Op vlucht [vluchtnummer 1] bevond zich de vrachtplaat [vrachtplaatnummer] , die met bloemen was geladen, met herkomst Ecuador. [medeverdachte 8] merkt op dat ze de hele vlucht, ook de transen, hebben meegenomen vandaag. [68]
- De KMar heeft tijdens de doorzoeking van vlucht [vluchtnummer 1] op 28 november 2020 geen verdovende middelen aangetroffen. [69]
Periode van 20 januari tot en met 24 mei 2021
- Op 27 januari 2021 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stelt een vraag over een taxi voor volgende week. [medeverdachte 1] vraagt toestemming aan [medeverdachte 2] om verder te gaan. [medeverdachte 2] geeft hiervoor toestemming en laat weten dat er daar iets niet klopt, met die man van het belhuis, dus [medeverdachte 1] moet voorzichtig zijn. [medeverdachte 1] zegt dat hij maar één dag heeft ‘gedingest’. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] spreken vervolgens af elkaar morgen te ontmoeten. [70] De volgende dag ontmoeten beiden elkaar inderdaad in een loods in [plaatsnaam] die bij [medeverdachte 2] in gebruik is. [71]
- Tijdens een telefoongesprek op 1 februari 2021 zegt [medeverdachte 2] dat hij dacht dat [medeverdachte 1] vandaag zou gaan spelen. [medeverdachte 1] antwoordt ontkennend en zegt dat hij dat niet zonder toestemming van [medeverdachte 2] doet. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bespreken dat 10 februari van [medeverdachte 2] is. [medeverdachte 2] zegt dat zijn mensen hebben gevraagd of vrijdag 5 februari mogelijk is: op die dag komt het hier aan. [medeverdachte 1] zegt tot slot tegen [medeverdachte 2] dat die van hen al dinges is: de keuken (
KMar: het cocaïnetransport, in aanmerking genomen dat in deze zaak, zoals ook hierna wordt besproken, de cocaïne is vervoerd in houten kisten met de vorm en afmetingen van keukenkastjes) is al zo ver dat je kunt plaatsen. [72]
- Tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vindt vervolgens tot 6 mei 2021 geen telefonisch contact plaats. [73]
- Op 6 februari 2021 omstreeks 10.30 uur heeft een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] vertelt [medeverdachte 5] dat hij maandag een verhuizing heeft en zegt daarbij dat het niet bij hem (
KMar: [bedrijf 2]) is maar aan de overkant, waar hij voorheen was (
KMar: [bedrijf 1]). [medeverdachte 1] zegt dat hij dadelijk zal kijken of de mensen klaar zijn met het afbreken van die kasten; hij heeft gisteren pas gehoord dat ze die keukenkast gaan afbreken. [medeverdachte 5] reageert dat hij die maandag vrij is en dat ze hem zien als hij dan op zijn werk is, maar hij zal kijken wat hij voor [medeverdachte 1] kan doen, want hij kan ook een ander ding voor hem bekijken (
KMar: kijken of hij iemand anders kon regelen om het voor die maandag geplande cocaïnetransport op te halen en verder te transporteren). [74] Later die dag bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] elkaar opnieuw. [medeverdachte 1] deelt mee dat de verhuizing volgende week doorgaat, want de mensen gaan de keukenkast afmaken. Ze bespreken dat [medeverdachte 5] vrij zal nemen en dinges (
KMar: een transportmiddel voor het ophalen en verder transporteren van de cocaïne) voor [medeverdachte 1] zal zoeken. [75]
- Op 5 maart 2021 om 18.31 uur stuurt [medeverdachte 8] een sms-bericht aan [medeverdachte 1] met de tekst ’13 NR SCAN 1x ROOD’. [76] Die ochtend was een vlucht van [luchtvaartmaatschappij] binnengekomen bij [bedrijf 1] , waarbij door de douane 12 vrachtplaten voor controle waren geselecteerd en waarbij 1 plaat fysiek was gecontroleerd. [77] De dag daarop bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] met elkaar. [medeverdachte 8] deelt mee dat ze 13 hebben meegenomen en dat 1 is gevallen. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 8] of deze een papier voor hem kan weghalen om te zien welke rood was. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 8] dat hij even moet laten weten als hij het papier heeft, dan kan hij het morgen bij hem gooien, waarna [medeverdachte 8] zegt dat hij dit zal doen. [78]
- Op 7 maart 2021 belt [verdachte] met [medeverdachte 1] en meldt dat het gisteren achter rustig (
KMar: wat douane-activiteiten betreft) was, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat er iets was gekomen op die dag van ons: iets is rood daar en daarom hebben de mannen zich teruggetrokken. [79]
- Later die dag bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] met elkaar. [medeverdachte 8] zegt dat hij de papieren net heeft weggehaald en dat hij deze in de brievenbus van [medeverdachte 1] zal gooien; [medeverdachte 1] bevestigt later per sms-bericht dat hij deze heeft ontvangen. [medeverdachte 1] vraagt of hun dag heel was en niet mix (
de KMar: of het gaat om een mix-vrachtplaat, die in de loods van [bedrijf 1] uit elkaar wordt gehaald ten behoeve van de verdere verzending aan de verschillende geadresseerden, of om een vrachtplaat die in zijn geheel wordt doorgestuurd naar de geadresseerde). [medeverdachte 8] bevestigt dat het om een hele gaat en hij merkt op dat hij van vandaag ook heeft gekeken en dat er niks naar achter is gegaan (
KMar: dat er geen vrachtplaten/containers naar de douanescan zijn gegaan voor een controle). [80]
- Op 8 maart 2021 belt [medeverdachte 9] met [medeverdachte 1] . Desgevraagd door [medeverdachte 1] of hij al nieuws heeft, antwoordt [medeverdachte 9] dat iedereen op [medeverdachte 1] aan het wachten is voor twee data (
KMar: twee data waarop een cocaïnetransport kan plaatshebben). [81]
- Op 28 april 2021 vraagt [medeverdachte 1] telefonisch aan [verdachte] wat er vandaag was. [verdachte] antwoordt dat er geen een van hen was gekomen (
KMar: geen controle door de douane). [82]
- Tijdens een telefoongesprek op 4 mei 2021 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 9] dat hij bezig is met die 24 deze maand (
KMar: het cocaïnetransport op 24 mei 2021). [medeverdachte 9] reageert dat hij naar [medeverdachte 1] zal toegaan, zodat ze samen kunnen gaan typen. [83]
- Op 7 mei 2021 sturen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verschillende sms-berichten aan elkaar. [medeverdachte 1] schrijft dat hij zich op hun dingen gaat focussen. Hij kijkt voor verschillende data: week 21, maar ook eerder. [medeverdachte 2] reageert dat hij al groen licht heeft gegeven vanaf maandag en dat hij heeft gezegd dat we weer ready zijn (
KMar: dat hij vanaf maandag weer cocaïne kan laten binnenkomen op Schiphol). [84]
- Die avond bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] met elkaar. [medeverdachte 6] zegt dat hij van [bijnaam 2] (
het hof begrijpt hier en hierna: [verdachte]) hoorde (dat het) 22, 24 of zoiets zou zijn (
KMar: een cocaïnetransport voor 22 of 24 mei 2021), wat [medeverdachte 1] bevestigt. [medeverdachte 6] zegt dat hij daar zijn best voor moet doen, maar dat dat wel gaat lukken. Hij zit in een rotstuk, met alleen maar late diensten en dagdiensten. [medeverdachte 1] vraagt wanneer hij weer een vroege dienst heeft en of hij dan wel samen met [bijnaam 2] is. [medeverdachte 6] antwoordt dat dat wel gaat lukken en dat hij dat zal regelen. Volgens [medeverdachte 1] moet hij het echter niet regelen; het moet automatisch gaan. [medeverdachte 1] zegt dat hij ook wil weten van die laatste dinges en vraagt of het daar druk was, hoofdpijn. [medeverdachte 6] zegt dat er twee waren. Volgens [medeverdachte 1] kunnen ze er dan wel een beetje om spelen en dat bevestigt [medeverdachte 6] : het zijn steekproeven. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat hij een dinges via die andere had gedaan en dat dit voor die vriend van hem is die hij niet zo lang had gezien, voor wie ze altijd waren (
KMar: [medeverdachte 2]). [85]
- Een minuut of tien later belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt aan [verdachte] of hij er maandagochtend is en of hij kan kijken wie er zijn, dan kan hij misschien die dag voor zijn vriend regelen, niet die van de telefoon (
KMar: [medeverdachte 9]) maar die oude (
KMar: [medeverdachte 2]). [verdachte] antwoordt dat hij morgen zal kijken. [medeverdachte 1] zegt dat binnen (
KMar: de binnenploeg in de vrachtloods) is geregeld, binnen is geen probleem; alleen buiten (
KMar: de buitenploeg op het platform). [86]
- Op 10 mei 2021 belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 6] of hij volgende week inderdaad niks heeft, wat [medeverdachte 6] bevestigt. [medeverdachte 1] zegt dat ze dan aan [bijnaam 2] gaan vasthouden. Daarbij bespreken ze de datum van 24 (
KMar: 24 mei 2021). Volgens [medeverdachte 1] is 17 goed als ze het redden, maar 24 staat sowieso vast. [87]
- Op 15 mei 2021 belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat de laatste twee nummers 18 en 20 zijn. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens of de dagen veranderd zijn, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat de dagen hetzelfde zijn: je hebt vier nummers, maar hij geeft alleen de laatste twee. De dagen waar het om gaat zijn de woensdag en de vrijdag. Als [medeverdachte 2] opmerkt dat het woensdag 19 is, reageert [medeverdachte 1] dat woensdag 18 is en licht hij toe dat hij het heeft over het nummer van de auto, het kentekennummer. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat 24 ook kan, hij denkt dat [bijnaam 1] (
het hof begrijpt: [verdachte]) er dan is. [88] Even later stuurt [medeverdachte 2] nog een sms-bericht aan [medeverdachte 1] met de mededeling dat hij 24 moet regelen; hij betaalt ervoor. [89] Uit het dossier blijkt dat op woensdag 19 mei 2021 een vrachtvlucht van [luchtvaartmaatschappij] met vluchtnummer [vluchtnummer 2] en op vrijdag 21 mei 2021 een vrachtvlucht van [luchtvaartmaatschappij] met vluchtnummer [vluchtnummer 3] waren ingepland. [90]
- Later die dag belt [medeverdachte 7] naar [medeverdachte 1] en deelt hem desgevraagd mee dat de kinderen (
KMar: medewerkers van de douane) er vandaag waren, ze waren met drie. Drie kinderen stonden te kijken. [medeverdachte 1] reageert dat ze geen domme mensen zijn; ze gaan met geduld wachten: geen hoofdpijn. [91]
- Op 17 mei 2021 bellen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] met elkaar. [medeverdachte 7] zegt dat hij wil doorgeven dat het vandaag druk was. Ze bespreken dat de drukte wellicht te maken heeft met een soort training. [92]
- Op 20 mei 2021 bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] met elkaar. [medeverdachte 1] zegt dat hij voor zaterdag (
het hof begrijpt: 22 mei 2021) heeft afgesproken met die taxi (
KMar: [medeverdachte 5]) en dat ze dan gelijk ook even gaan kijken waar de winkel (
KMar: de locatie op Schiphol voor het ophalen en verder transporteren van het cocaïnetransport op 24 mei 2021) is. [medeverdachte 9] reageert dat ze dat zullen doen. [93] Op 22 mei 2021 heeft vervolgens een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 5] . Rond 13.00 uur rijden ze gezamenlijk naar een locatie in [plaatsnaam] , waar ze uitstappen en er met handgebaren wordt gewezen naar de landingsbaan, [landingsbaan] , waar zich ook het pand van [bedrijf 1] bevindt. [94]
- Diezelfde dag belt [medeverdachte 1] met [verdachte] , die hem meedeelt dat hij extra dag heeft gedraaid; het was gisteren rustig. [95]
- Op 23 mei 2021 belt [medeverdachte 9] [medeverdachte 1] met de mededeling dat hij vannacht is gebeld. Ze hebben het niet binnen kunnen krijgen, want er waren te veel mensen daar (
KMar: te veel douane/politie op de plaats van verzending in Ecuador); ze konden niet naar binnen. [96] [medeverdachte 1] belt vervolgens onmiddellijk [medeverdachte 2] om hem te zeggen dat de mannen gisteren niet in die portiek konden gaan. [medeverdachte 2] reageert dat hij even gaat kijken wat die andere mensen zeggen. [medeverdachte 1] merkt nog op dat ze zeiden er was dinges, beveiliging en zo. [medeverdachte 2] vraagt [medeverdachte 1] om die mensen even een uurtje of twee uur stand-by te houden. [97] Een paar minuten later belt [medeverdachte 1] nogmaals met de vraag of de taxi moet worden gewijzigd. [medeverdachte 1] licht toe dat zij een eigen taxi hebben, namelijk die [bijnaam 3] (
het hof stelt, zoals hiervoor is overwogen, vast: [medeverdachte 5]). [98]
- Later die middag belt [medeverdachte 9] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 9] merkt op dat hij zegt dat alles vol is maar dat ze niet naar binnen konden gaan; [medeverdachte 9] heeft ook foto’s gekregen dat ze daar voor de deur stonden. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat hij niet weet wat hij tegen de jongens moet zeggen en dat hij maar even niets heeft gezegd. [medeverdachte 9] antwoordt dat hij daarom wat aan [medeverdachte 1] zal geven, zodat hij het aan die gasten (
KMar: de medewerkers van [bedrijf 1] en de chauffeurs die bij het geannuleerde cocaïnetransport betrokken zijn) kan geven. [99]
- Om 19:50 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij tegen [bijnaam 5] heeft gezegd dat hij het even moet aanhouden. [100]
- Iets na 21.00 uur heeft [medeverdachte 1] een ontmoeting met [medeverdachte 2] . [101] Na deze ontmoeting belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] . Hij vraagt [verdachte] om naar zijn woning te komen. [102] Rond 22:45 uur is [verdachte] bij de woning van [medeverdachte 1] . [103] Tijdens dat bezoek, om 23:11 uur, hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] telefonisch contact en zegt [medeverdachte 2] dat alles op schema ligt. [104]
- De volgende ochtend, op 24 mei 2021 om 7:51 uur, laat [medeverdachte 1] telefonisch aan [medeverdachte 2] weten dat ‘hij’ vroeger zal komen en er al over drie kwartier is en de taxi er ook eerder moet zijn. [105] Om 8:21 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] en zegt hem dat hij het gelijk moet weghalen als die grote ding (
KMar: de mobiele scan) er niet is. [106] [verdachte] belt om 8:31 uur terug en zegt tegen [medeverdachte 1] dat ze er zijn en dat het vol is, maar hij heeft de grote nog niet gezien (
KMar: de douane is er, maar hij heeft de mobiele scan nog niet gezien). [107] Een paar minuten later belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 7] en vraagt hem of het inderdaad vol is. [medeverdachte 7] antwoordt dat de kinderen er zijn met vijf of zes stuks (
KMar: de douane met vijf of zes auto’s). [medeverdachte 1] zegt [medeverdachte 7] dat hij moet kijken wat ze doen en dat hij voorzichtig moet zijn; anders moet hij het laten en het later doen. [108]
- Om 8:41 uur landt het vrachtvliegtuig met vluchtnummer [vluchtnummer 4] , afkomstig uit Ecuador, op Schiphol. De vracht uit dit vliegtuig wordt afgehandeld door [bedrijf 1] . [109]
- Om 9:04 uur informeert [verdachte] [medeverdachte 1] dat de hele kist leeg moet, ook de T’s. [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] dat hij hem dan moet achterlaten. [110] [medeverdachte 1] licht vervolgens [medeverdachte 2] in dat alles naar achteren moet, naar de televisie. [111] Om 9.31 uur geeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] door dat de chauffeur eruit kan gaan: het is hoofdpijn. [112]
- Rond 9:36 uur worden tijdens het lossen van het vrachtvliegtuig vijf bloemendozen aangetroffen, die zijn verstevigd met een houten bekisting. In de bloemendozen wordt in totaal 320 kilogram cocaïne aangetroffen. [113]
- Om 9:39 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] en vraagt of ze hebben meegenomen wat erin was gezet. [medeverdachte 1] antwoordt dat alles – ook alle T’s – naar achteren moest, maar dat ze nog bezig zijn. Daarom heeft hij [bijnaam 5] laten kijken, zodat hij alvast kijkt hoe en wat. [medeverdachte 2] zegt dat die foto's moet maken als hij kan. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij zelf ook even er langs is gereden en ook daarbuiten waren strepen (
KMar: douane). [114] Een kwartier later bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opnieuw en zegt [medeverdachte 1] dat ‘ze’ ter plekke aan het kijken zijn; [bijnaam 5] heeft van ver gekeken en heeft daarom geen foto kunnen maken. [115]
- [verdachte] belt om 10:06 uur met [medeverdachte 1] en zegt hem dat die mensen het hebben gevonden. Die vijf waren er; ze hebben het in hun eigen auto gedaan. Alles hebben ze meegenomen, zelfs de T. [verdachte] zegt dat hij niets kon doen. De mannen hebben het daar gescand; toen hebben ze het gezien en bij zich gehouden. [116]
Dit feitenrelaas is naar het oordeel van het hof redengevend voor de conclusie dat [verdachte] zich in de periode van 7 maart tot en met 24 mei 2021, samen met onder meer [medeverdachte 1] , heeft bezig gehouden met de (voorbereiding van de) invoer van cocaïne. Door de verdediging is in zoverre ook geen verweer tegen de bewezenverklaring gevoerd
Wel dient [verdachte] volgens de verdediging te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen in de periode van 25 tot en met 28 november 2020. Enerzijds vanwege het beperkte gewicht van de bijdrage die hij aan deze voorbereiding heeft geleverd; anderzijds vanwege het ontbreken van opzet.
Voor de juridische duiding van de rol van [verdachte] is het noodzakelijk om stil te staan bij de strekking van artikel 10a van de Opiumwet.
In artikel 10a van de Opiumwet zijn als zelfstandig misdrijf bepaalde gedragingen strafbaar gesteld, die beogen de (internationale) handel in drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) voor te bereiden of te bevorderen. Dergelijke gedragingen zijn pas dan strafbaar, indien bij de dader het opzet heeft bestaan om een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid van de Opiumwet (onder meer het bereiden, vervoeren, verkopen, afleveren en het binnen- of buiten het grondgebied van Nederland brengen van lijst 1 middelen) voor te bereiden of te bevorderen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het de bedoeling is met de zelfstandige strafbaarstelling van die gedragingen mogelijk te maken dat in een vroeg stadium van de organisatie van die (internationale) handel in (hard)drugs kan worden ingegrepen vanwege het gevaarzettingskarakter daarvan. Vanwege dit karakter is de algemene terugtredingsmogelijkheid, zoals neergelegd in artikel 46b Wetboek van Strafrecht, ook niet van toepassing op voorbereidings- of bevorderingsdelicten die in artikel 10a van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Voor een bewezenverklaring in de zin van artikel 10a van de Opiumwet is, naast opzet van de dader, ook vereist dat deze aan die intentie uiting heeft gegeven door een of meer van de in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet omschreven voorbereidings- of bevorderingshandelingen te verrichten. Niet is vereist dat reeds bekend is ter voorbereiding of bevordering van welk concreet misdrijf (als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet deze handelingen dienen. Indien de voorbereidings- of
bevorderingshandelingen wel gericht zijn op een misdrijf dat in de voorstelling van de verdachte concrete vormen heeft aangenomen, ontneemt het enkele feit dat de voorbereidingshandelingen niet meer kunnen dienen om het begaan van juist dat concrete misdrijf voor te bereiden of te bevorderen, omdat inmiddels ingetreden omstandigheden aan de verwezenlijking van dat misdrijf in de weg staan, aan die handelingen niet hun zelfstandig strafbare karakter. Dat geldt ook als met die voorbereidings- of bevorderingshandelingen een begin is gemaakt, nadat die verhinderende omstandigheid zich heeft
voorgedaan, zoals de inbeslagneming van de verdovende middelen. Voor de toepasselijkheid van artikel 10a van de Opiumwet is evenmin noodzakelijk dat het beraamde feit waarop de voorbereidings- of bevorderingshandelingen zijn gericht, niet is gerealiseerd en er evenmin sprake is van een strafbare poging tot dat feit, zodat strafbaarheid ook aanwezig is, indien op het voorbereidingsdelict als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet is gevolgd. Voorbereidingshandelingen zijn dus zowel strafbaar wanneer de pleger in de voorbereidingsfase is blijven steken als wanneer het voorgenomen misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zich richten, is gerealiseerd dan wel een poging daartoe is ondernomen. Handelingen die plaatsvinden in de uitvoerings- of voltooiingsfase van het delict kunnen eveneens onder het bereik van artikel 10a van de Opiumwet vallen.
Naar hun aard kunnen voorbereidings- of bevorderingshandelingen verwantschap vertonen met gedragingen die over het algemeen met de deelnemingsvorm ‘medeplichtigheid’ in verband worden gebracht (artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 2: een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen trachten te verschaffen). Dat neemt echter niet weg dat dergelijke handelingen in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 2 van de Opiumwet als zelfstandige misdrijven strafbaar zijn gesteld.
Uit het hiervoor opgenomen feitenrelaas volgt dat [verdachte] in de periode van 26 tot en met 28 november 2020 van [medeverdachte 1] instructies heeft gekregen over het veiligstellen van cocaïne aan boord van vlucht [vluchtnummer 1] , informatie aan [medeverdachte 1] heeft gegeven over de controle van deze vlucht door de douane, waarbij hij vanaf het naastgelegen platform heeft staan kijken en dat hij heeft geprobeerd om foto’s van deze controle te maken. Aldus heeft [verdachte] getracht zich en een ander gelegenheid en inlichtingen te verschaffen over de invoer van cocaïne. Daarmee heeft hij zich dus schuldig gemaakt aan de in artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 2, Opiumwet genoemde gedraging.
Het verweer dat de rol van [verdachte] te klein zou zijn voor de ten laste gelegde strafrechtelijke aansprakelijkheid slaagt om deze reden dus niet.
Door de genoemde informatie al dan niet op verzoek telefonisch te delen met [medeverdachte 1] (in beide periodes) en [medeverdachte 6] (in de periode van 7 maart tot en met 24 mei 2021), en door met hen te overleggen, heeft [verdachte] in zoverre ook nauw en bewust met beiden samengewerkt. Dit betekent dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
Uit hiervoor genoemd feitenrelaas volgt verder dat [verdachte] wist dat hij zich in de ten laste gelegde bezig hield met de – voorbereiding van de – invoer van cocaïne. Door de verdediging is dit, wat de periode van 7 maart tot en met 24 mei 2021 (zaaksdossier C.01) betreft, ook niet bestreden. Niet aannemelijk is, en het dossier bevat ook geen enkel aanknopingspunt, dat [verdachte] deze wetenschap in de periode van 26 tot en met 28 november 2020 niet heeft gehad. Het vereiste opzet kan dus ook wat deze periode betreft worden bewezen verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 mei 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 320 kilogram cocaïne;
2.
hij in de periodes van 26 tot en met 28 november 2020 en van 7 maart tot en met 24 mei 2021 in Nederland telkens tezamen en in vereniging een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne),
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen,
immers, heeft/hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
C.01 periode 7 maart - 24 mei 2021
  • meermalen via telecommunicatie en/of persoonlijk contact gehad en/of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld onder meer over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren van een grote hoeveelheid verdovende middelen en
  • zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en
  • informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [bedrijf 1] ;
C.02 periode 26 - 28 november 2020
  • meermalen via telecommunicatie contact gehad en/of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van een grote hoeveelheid verdovende middelen en/of
  • zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1).
en
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich en een ander daartoe gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen (feit 2, voor zover het ziet op de voorbereidingshandelingen uit C1)
en
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich en een ander daartoe gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft erop gewezen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur, gelet op zijn blanco strafblad en de straffen die zijn opgelegd aan (voormalig) medeverdachten, niet passend is. De verdachte is na 30 jaar werkzaam te zijn geweest bij [bedrijf 1] zijn baan kwijtgeraakt, zijn relatie is beëindigd en zijn kleinkinderen zien door alles wat er gebeurd is, een andere opa. Zijn gezondheidssituatie is achteruit gegaan en in verband met de zaak is hij direct na zijn detentie in therapie gegaan. Hij heeft op dit moment een Ziektewetuitkering, maar zou aan de slag kunnen als chauffeur bij [bedrijf 4] ; met een langdurige gevangenisstraf in het vooruitzicht zal dat niet mogelijk zijn. Financieel is de situatie nijpend. Verzocht wordt een maximale taakstraf op te leggen zodat de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden ingekort.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 24 mei 2021 is op de luchthaven Schiphol een vrachtvlucht binnengekomen vanuit Ecuador met daarin een vijftal bloemendozen waarin zich een hoeveelheid van 320 kilogram cocaïne bevond. De verdachte had in de periode voorafgaand aan deze invoer meerdere keren (telefonisch) contact met de medeverdachte [medeverdachte 1] waarin hij informatie over roosters van werknemers van [bedrijf 1] aan hem doorgaf. Op de ochtend van 24 mei 2021 heeft hij telefonisch contact met de medeverdachte [medeverdachte 1] waarin hij hem informeert dat er nog geen douane is en kreeg hij van de medeverdachte [medeverdachte 1] de instructie om het binnenkomende transport met de bloemendozen gelijk weg te halen als de mobiele scan er zou zijn. Aansluitend geeft hij aan de medeverdachte [medeverdachte 1] door dat de douane aanwezig is bij het vliegtuig. Aldus heeft de verdachte een essentiële en cruciale rol gehad bij de invoer van de 320 kilogram cocaïne en zich bovendien schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen daartoe in de voorafgaande fase door het verstrekken van informatie.
Ook in de periode van 26 november 2020 tot en met 28 november 2020 heeft de verdachte zich beziggehouden met de voorbereiding van de invoer van verdovende middelen door informatie over de douanecontrole van de desbetreffende vlucht (waarbij hij vanaf het naastgelegen platform heeft staan kijken en heeft geprobeerd om foto’s van deze controle te maken) te verstrekken aan de medeverdachte [medeverdachte 1] .
Internationale drugstransporten en de voorbereidingen daarvan zijn ernstige misdrijven. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Het gebruik van en de georganiseerde (internationale) handel in drugs leiden bovendien direct en indirect tot vele andere vormen van (zware) criminaliteit en vormt aldus een bron van overlast voor de samenleving. De verdachte heeft met zijn handelen kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich niets aangetrokken van de maatschappelijke gevolgen.
Strafverhogend acht het hof de omstandigheid dat de verdachte als werknemer van een vrachtafhandelaar op de luchthaven Schiphol misbruik heeft gemaakt van zijn positie.
De verdachte heeft weliswaar ten overstaan van het hof een verklaring over zijn betrokkenheid afgelegd, maar heeft daarbij geen volledige openheid van zaken gegeven over de bewezen verklaarde feiten en hij heeft geprobeerd zijn rol af te zwakken; zijn verklaring dat hij enkel in verband met zijn zorgen over het welzijn van de medeverdachte [medeverdachte 1] aan diens verzoeken voldeed, acht het hof ongeloofwaardig. De procesopstelling van de verdachte leidt daarom niet tot een lagere straf.
Ook in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen reden tot strafmatiging.
Gelet op de ernst van de feiten in het bijzonder het ondermijnende karakter ervan is het hof van oordeel dat enkel kan worden volstaan met een langdurige gevangenisstraf. Het gaat immers om een langere periode van voorbereidingshandelingen, een geslaagd transport van 320 kilogram cocaïne en de rol van de verdachte was essentieel en cruciaal. Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gekregen in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het daarin geformuleerde uitgangspunt voor georganiseerde invoer van verdovende middelen bij een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram is een gevangenisstraf van 6 jaar. Gelet op de hier bewezen verklaarde hoeveelheid cocaïne en de daarbij komende bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen over een langere periode, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaar en 6 maanden in beginsel passend en geboden voor deze feiten. Dit is iets lager dan het geformuleerde uitgangspunt in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 1] omdat in zijn zaak meer feiten en een langere periode van voorbereidingshandelingen bewezen zijn verklaard.
Gelet op het feit dat zijn rol beduidend kleiner is dan de rol van de medeverdachte [medeverdachte 1] , zijn rol enerzijds essentieel is geweest voor het beoogde doel, maar zijn inzet anderzijds ook deels afhankelijk kon zijn van de vraag of hij dienst had, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden is. Deze straf is hoger dan de straf die door de rechtbank is opgelegd, omdat het hof van oordeel is dat die opgelegde straf onvoldoende tegemoet komt aan de ernst en het ondermijnende karakter van het bewezen verklaarde feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. M.L. Leenaers en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2025.

Voetnoten

1.Aangezien de hier bedoelde identificaties – met bijbehorende bijnamen – niet zijn betwist, volstaat het hof met de zakelijke weergave in het arrest van de redengevende inhoud en het opnemen van de vindplaats van de gebruikte bewijsmiddelen in voetnoten. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en de verklaring van [medeverdachte 1] over het gebruik van het nummer [telnummer] afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee op 14 juli 2020; E09, pagina 203.
3.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie gebruiker nummer [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 21 oktober 2021 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarc team, dossier E3, pagina’s 54 tot en met 58 en het proces-verbaal bevindingen gebruiker nummer [telnummer] opgemaakt op 9 oktober 2020 door de opsporingsambtenaar van het CargoHarc team, dossier E3, pagina’s 384 tot en met 392.
4.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie gebruiker nummer [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 21 oktober 2021 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 54 tot en met 58. Het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] was gekoppeld aan het imeinummer [IMEI-nummer] , dossier E14, pagina 2110.
5.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie gebruiker [telnummer] , opgemaakt op 18 november 2020 door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 66 tot en met 68.
6.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie en het proces-verbaal identificatie en stemherkenning nummers [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 14 april 2021 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 374 tot en met 376.
7.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie en stemherkenning nummers [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 14 april 2021 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 374 tot en met 376.
8.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces-verbaal identificatie en stemherkenning nummers [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 14 april 2021 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 374 tot en met 376.
9.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie en stemherkenning nummers [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 14 april 2021 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 374 tot en met 376.
10.Verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ten overstaan van de rechtbank op 14 maart 2024: “Ik heb de telefoongesprekken die in het dossier staan gevoerd” en het proces verbaal identificatie en stemherkenning nummers [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt op 27 oktober 2020 door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam, dossier E3, pagina’s 364 tot en met 367.
11.Verklaring van [verdachte] ten overstaan van het hof op 19 februari 2025 inhoudende dat hij de gesprekken als gebruiker van [telnummer] heeft gevoerd.
12.Bijnaam [bijnaam 1] : een schriftelijk bescheid te weten een tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gevoerd op 8 november 2020 om 13.01 uur, waarin de naam [bijnaam 6] wordt gekoppeld aan de (bij)naam ‘ [bijnaam 1] ’, dossier E3, pagina’s 88 en 89 (proces-verbaal bijnamen opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 28 april 2024)
13.Verklaring [verdachte] afgelegd ten overstaan van het hof op 19 februari 2025 inhoudende dat hij de gesprekken met nummers [telnummer] en [telnummer] heeft gevoerd.
14.Proces-verbaal van identiteit gebruiker telefoonnummer [telnummer] , opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee op 13 februari 2020, dossier E3, pagina's 6 en 7.
15.Proces-verbaal van stemherkenning telefoonnummer [telnummer] , opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 7 mei 2021, dossier E3, pagina's 296 tot en met 299.
16.Proces-verbaal van identiteit gebruiker en stemherkenning telefoonnummer [telnummer] , opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 14 mei 2021, dossier E3, pagina's 306 tot en met 309.
17.Proces-verbaal van stemherkenning telefoonnummer [telnummer] , opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 1 december 2020, dossier E3, pagina's 130 tot en met 132.
18.Proces-verbaal van stemvergelijking/stemherkenning telefoonnummer [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 30 maart 2023, dossier map F, vijfde aanvulling, pagina's 15 tot en met 17.
19.Proces-verbaal van stemherkenning telefoonnummer [telnummer] , opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 18 november 2020, dossier E3, pagina's 121 tot en met 123.
20.Proces-verbaal van identiteit gebruiker en stemherkenning telefoonnummer [telnummer] , opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 5 november 2020, dossier E3, pagina's 381 tot en met 383.
21.Proces-verbaal bevindingen ‘stemherkenning [telnummer] / [medeverdachte 3] ’ opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 29 oktober 2020, dossier E3, pagina’s 377 tot en met 380.
22.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 4] gebruik [telnummer] ’ opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 17 december 2020, dossier E3, pagina’s 136 tot en met 141.
23.Proces-verbaal van bevindingen iPhone opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee op 11 oktober 2021, dossier E4, pagina 2924. Bijnaam [bijnaam 3] : het proces-verbaal van bevindingen bijnamen, opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 27 september 2021, dossier E3, pagina 415.
24.Proces-verbaal bevindingen ‘identiteit gebruiker [telnummer] ’ opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 16 februari 2021, dossier E3, pagina’s 185 tot en met 187.
25.Proces-verbaal identificatie gebruiker telefoonnummer [telnummer] opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee op 12 november 2020, dossier E3, pagina’s 63 t/m 65.
26.Proces-verbaal van stemherkenning gebruiker telefoonnummer [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 12 mei 2021, dossier E3, pagina’s 300 tot en met 305, in samenhang met het proces-verbaal zoals vermeld in de vorige noot.
27.Verklaring van [medeverdachte 7] over gebruik telefoonnummer [telnummer] en dat hij [bijnaam 4] wordt genoemd op 21 juli 2021, dossier E9, pagina 689.
28.Proces-verbaal stemvergelijking gebruiker telefoonnummers [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 3 juni 2021, dossier E3, pagina 322 tot en met 327 en het proces-verbaal identificatie gebruiker telefoonnummers [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 6 juli 2021, dossier E3, pagina 328 tot en met 333.
29.Proces-verbaal stemvergelijking gebruiker telefoonnummers [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 3 juni 2021, dossier E3, pagina 322 tot en met 327 en het proces-verbaal identificatie gebruiker telefoonnummers [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 6 juli 2021, dossier E3, pagina 328 tot en met 333.
30.Verklaring van [medeverdachte 8] over gebruiker telefoonnummer [telnummer] , afgelegd ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee op 26 juli 2021, dossier E9, pagina’s 958. Proces-verbaal stemherkenning gebruiker nummers [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 28 januari 2021, dossier E3, pagina’s 165 tot en met 168 en het proces-verbaal identificatie gebruiker nummers [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaar van het CargoHarcteam op 28 januari 2021, dossier E3, pagina’s 169 tot en met 173.
31.Een schriftelijk bescheid te weten een niet-ondertekend proces-verbaal historische verkeersgegevens nummer [telnummer] opgemaakt door de Koninklijke Marechaussee op 20 november 2020, dossier E3, pagina’s 69 tot en met 72.
32.Schriftelijk bescheid te weten de NFI-rapportage met betrekking tot het stemvergelijkend onderzoek van [persoon] van 26 september 2024.
33.Een schriftelijk bescheid te weten een niet-ondertekend proces-verbaal identificatie [medeverdachte 9] als gebruiker van de nummers [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 7 mei 2021, dossier E3, pagina’s 219 tot en met 226.
34.Een schriftelijk bescheid te weten een niet-ondertekend proces-verbaal identificatie [medeverdachte 9] als gebruiker van de nummers [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 7 mei 2021, dossier E3, pagina’s 219 tot en met 226.
35.Een schriftelijk bescheid te weten een niet ondertekend proces-verbaal identificatie [medeverdachte 9] als gebruiker van de nummers [telnummer] , [telnummer] en [telnummer] opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 7 mei 2021, dossier E3, pagina’s 219 tot en met 226 en het proces-verbaal identificatie gebruiker [telnummer] op 4 en 5 mei 2021, opgemaakt door de opsporingsambtenaren van het CargoHarcteam op 19 mei 2021, dossier E3, pagina’s 291 tot en met 295.
36.Dossier C.01, p. 11 ( [medeverdachte 1] ), p. 13 ( [verdachte] ), p. 14 ( [medeverdachte 6] ), p. 14 ( [medeverdachte 7] ) en p. 12 ( [medeverdachte 4] ). Dossier C.02, p. 5 ( [medeverdachte 3] ).
37.Dossier C.01, p. 20.
38.Dossier E.09, p. 1129-1130 ( [verdachte] ), p. 1687 ( [medeverdachte 6] ), p. 687 ( [medeverdachte 7] ), p. 807 ( [medeverdachte 3] ).
39.Dossier E.09, p. 206 en p. 325
40.Google Maps
41.Dossier C.01, p. 13.
42.Dossier C.01, p. 11 ( [medeverdachte 2] ) en 13 ( [medeverdachte 9] ).
43.Dossier C.01, p. 13.
44.De hieronder vermelde documenten uit map E.07 zijn geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5, Sv.
45.Dossier E.07, p. 482.
46.Dossier E.07, p. 613.
47.Dossier E.07, p. 166.
48.Dossier E.07, p. 230.
49.Dossier E.07, p. 726.
50.Dossier E.07, p. 727.
51.Dossier E.07, p. 495.
52.Dossier E.07, p. 820-821.
53.Dossier E.07, p. 617.
54.Dossier E.04, p. 1511.
55.Dossier E.07, p. 171.
56.Dossier E.07, p. 173.
57.Dossier E.04, p. 151 - 163: de desbetreffende offloading instructie is bijgevoegd als bijlage op p. 163.
58.Dossier E.07, p. 173.
59.Dossier E.04, p. 155.
60.Dossier E.07, p. 176.
61.Dossier E.07, p. 497.
62.Dossier E.07, p. 177.
63.Dossier E.07, p. 485.
64.Dossier E.07, p. 728 en dossier C02, p. 20.
65.Dossier E.07, p. 740.
66.Dossier E.07, p. 612.
67.Dossier E.07, p. 250.
68.Dossier E.07, p. 693-694 en dossier E.04, p. 1925- 1926.
69.Dossier C.02, (relaasproces-verbaal) p. 13.
70.Dossier E.07, p. 504-506.
71.Dossier E.05, p. 1015-1017 en C.01, p. 39.
72.Dossier E.07, p. 279-280.
73.Dossier C.01, p. 29 en 77.
74.Dossier E.07, p. 353 – 354.
75.Dossier E.07, p. 389.
76.Dossier E.07, p. 380.
77.Dossier C.01, p. 0065 – 66 en E.04, p. 1709.
78.Dossier E.07, p. 381- 383.
79.Dossier E.07, p. 384.
80.Dossier E.07, p. 639-640 en p. 641.
81.Dossier E.07, p. 529.
82.Dossier E.07, p. 760-61.
83.Dossier E.07, p. 547.
84.Dossier E.07, p. 764, 765, 766, 767, 768, 769, 770, 772, 772, 773.
85.Dossier E.07, p. 910-911.
86.Dossier E.07, p. 774-775.
87.Dossier E.07, p. 411-413.
88.Dossier E.07, p. 418-419.
89.Dossier E.07, p. 648.
90.Dossier E.04, p. 2086-2088.
91.Dossier E.07, p. 540-541.
92.Dossier E.07, p. 783.
93.Dossier E.07, p. 653-654.
94.Dossier E.05, p. 1105-1107, dossier E.04, p. 2089-2092 en dossier C.01, p. 92.
95.Dossier E.07, p. 544.
96.Dossier E.07, p. 669.
97.Dossier E.07, p. 670
98.Dossier E.07, p. 672-673.
99.Dossier E.07, p. 674-675.
100.Dossier E.07, p. 545.
101.Dossier E.05, p. 1079-1081.
102.Dossier E.07, p. 659.
103.Dossier E.07, p. 789.
104.Dossier E.07, p. 661-662.
105.Dossier E.07, p. 663.
106.Dossier E.07, p. 913.
107.Dossier E.07, p. 424.
108.Dossier E.07, p. 425.
109.Dossier E.04, p. 186.
110.Dossier E.07, p. 426.
111.Dossier E.07, p. 677-678.
112.Dossier E.07, p. 680.
113.Dossier E.11, p. 51-53 en p. 63 en C.01, p. 9, 103 en 107.
114.Dossier E.07, p. 681-682.
115.Dossier E.07, p. 157.
116.Dossier E.07, p. 427-428.