Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
extramoeite heeft gedaan om [geïntimeerde] te bereiken en te informeren, bijvoorbeeld per e-mail. Het hof begrijpt dat wordt bedoeld dat (mede) als gevolg daarvan de hoogte van de schuld aanzienlijk heeft kunnen oplopen. In hoger beroep heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat zij in maart 2017 naar [plaats 2] is verhuisd en dat zij zich toen heeft uitgeschreven bij de gemeente [plaats 5] . Volgens haar is door een fout van de gemeente [plaats 5] echter vermeld dat zij naar [plaats 6] is verhuisd. Intrum stelt - onweersproken - dat [geïntimeerde] bij de gemeente geen nieuw adres heeft achtergelaten. Het hof is van oordeel dat uit deze feiten niet kan worden opgemaakt, zoals [geïntimeerde] stelt, dat de rechtsvoorganger van Intrum de woonplaats van [geïntimeerde] (kennelijk op [plaats 2] ) zonder al te veel moeite had kunnen achterhalen. Uit niets blijkt immers waaruit de rechtsvoorganger van Intrum had kunnen afleiden dat [geïntimeerde] op [plaats 2] woonde. Het hof neemt bovendien in aanmerking dat [geïntimeerde] op het moment van haar vertrek op de hoogte was of moet zijn geweest van de betalingsovereenkomst en ook van de omstandigheid dat de schuld nog niet was afgelost. Desondanks heeft zij de rechtsvoorganger van Intrum niet geïnformeerd over haar vertrek naar [plaats 2] . Hoewel de rechtsvoorganger van Intrum in 2017 wellicht had kunnen proberen [geïntimeerde] te bereiken via het in 2013 bij haar bekende e-mailadres, is het achterwege laten daarvan nadat [geïntimeerde] zonder bericht was vertrokken onvoldoende voor het aannemen van misbruik van bevoegdheid.
€ 1.287,00(tarief I, 1 ½ punt)