In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen de minderjarige [minderjarige 1] en haar vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 14 maart 2024 aangevochten, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat [minderjarige 1] eenmaal per twee weken op dinsdag na school contact had met haar vader, waarbij de mogelijkheid bestond om extra omgangsmomenten af te spreken. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de omgangsregeling te wijzigen, zodat de omgang onder begeleiding van dhr. [naam] zou blijven plaatsvinden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de begeleiding door dhr. [naam] niet meer beschikbaar was en dat [minderjarige 1] momenteel geen draagkracht heeft voor een omgangsregeling met haar vader. Het hof concludeert dat een omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1]. Daarom heeft het hof bepaald dat er geen omgangsregeling zal gelden tussen [minderjarige 1] en haar vader. De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en dat de omgangsregeling wordt gewijzigd, waarbij de mogelijkheid voor toekomstig contact open blijft.