ECLI:NL:GHAMS:2025:69
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring en verzet tegen vonnis in civiele zaak
In deze zaak heeft appellant, die in eerste aanleg niet heeft verweer gevoerd, verzet aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter. Dit verzet werd echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het vonnis geen verstekvonnis was. Appellant ging vervolgens in hoger beroep tegen zowel het oorspronkelijke vonnis als het verzetvonnis. Het hof oordeelde dat het hoger beroep tegen het eerste vonnis te laat was ingesteld en dat het beroep tegen het verzetvonnis ongegrond was. De rechter oordeelde dat er geen strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De zaak betreft een geschil over de oplevering van een huurwoning en de afrekening van energiekosten. Appellant had in eerste aanleg geen verweer gevoerd, waardoor de vordering van de geïntimeerde werd toegewezen. Het hof concludeerde dat appellant niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 21 december 2022, omdat dit te laat was ingesteld. Het hoger beroep tegen het vonnis van 3 mei 2023 werd bekrachtigd, en appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding.