ECLI:NL:GHAMS:2025:677

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
200.336.475/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van een stichting op grond van artikel 2:301 lid 1 BW met betrekking tot de continuïteit van een familievennootschap

In deze zaak verzoekt een groep van belanghebbenden, aangeduid als Libra c.s., om de ontbinding van Stichting Continuïteit Libra International (SCLI) op basis van artikel 2:301 lid 1 aanhef en onder b BW. De stichting is opgericht om de continuïteit van Libra International B.V. en de aan haar verbonden vennootschappen te waarborgen. Libra c.s. stelt dat het doel van de stichting niet meer kan worden bereikt, omdat de beschermingsconstructie die is opgezet ten behoeve van een rechtspersoon die niet meer bestaat, achterhaald is. De rechtbank heeft het verzoek van Libra c.s. toegewezen, maar het Gerechtshof Amsterdam vernietigt deze beschikking. Het hof oordeelt dat de statutaire doelstelling van SCLI ook na de splitsing van Libra Oud in 2019 nog steeds relevant is en dat de stichting haar doel kan blijven bereiken. De argumenten van Libra c.s. dat de huidige situatie wezenlijk verschilt van die ten tijde van de oprichting van SCLI, worden door het hof verworpen. Het hof concludeert dat de continuïteit van de familievennootschap nog steeds gewaarborgd kan worden en wijst de verzoeken van Libra c.s. af, met veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.336.475/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/734524 / HA RK 23/180
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 maart 2025
inzake
[appellant],
wonend te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam,
tegen

1.LIBRA INTERNATIONAL B.V.,

2.
[geïntimeerde],
gevestigd respectievelijk wonend te [plaats 1] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. B.W. Brouwer te Amsterdam,
en

3.STICHTING CONTINUITEIT LIBRA INTERNATIONAL,

gevestigd te Amsterdam,
4.
[belanghebbende 1],
wonend te [plaats 2] ,
5.
[belanghebbende 2],
wonend te [plaats 1] ,
belanghebbenden.
Appellant wordt hierna [appellant] genoemd. Geïntimeerden worden Libra en [geïntimeerde] genoemd en worden tezamen aangeduid als Libra c.s. De belanghebbenden worden SCLI, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] genoemd.

1.De zaak in het kort

Libra c.s. verzoeken om SCLI op grond van artikel 2:301 lid 1 aanhef en onder b BW te ontbinden. SCLI heeft ten doel het bevorderen van de continuïteit als familievennootschap van Libra International B.V. en de met haar in een groep verbonden vennootschap(pen). Volgens Libra c.s. is deze doelomschrijving een achterhaalde beschermingsconstructie ten behoeve van een rechtspersoon die niet meer bestaat en kan het statutaire doel van SCLI in de huidige situatie niet worden bereikt.
De rechtbank heeft het verzoek toegewezen. Het hof acht het verzoek niet toewijsbaar en vernietigt de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

Bij beschikking van 21 mei 2024 heeft het hof beslist op het incidentele verzoek van [appellant] om de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, althans de daarin opgenomen uitvoerbaarverklaring bij voorraad, te schorsen. In deze beschikking is het procesverloop tot dan toe vermeld.
Daarna zijn de volgende stukken ingediend:
  • verweerschrift met bijlagen van Libra c.s.;
  • producties 29 tot en met 33 en 34 van [appellant] .
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 12 februari 2025 aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen laten toelichten, [appellant] door zijn advocaat en mr. M.D. Schenck, advocaat te [plaats 1] , Libra c.s. door hun advocaat en mr. M.F. van den Berg, advocaat te [plaats 1] .
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en alsnog de verzoeken van Libra c.s. zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Libra c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.

3.Feiten

3.1.
Op 23 december 1959 heeft [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de vader van [naam 2] , Libra International B.V. (hierna: Libra Oud) opgericht ten behoeve van projectontwikkeling en het beheer van onroerend goed (voor derden). Libra Oud heeft een omvangrijke vastgoedportefeuille opgebouwd. [naam 1] was enig aandeelhouder en bestuurder van Libra Oud. Hij heeft op een gegeven moment aan elk van zijn drie kinderen (hierna tezamen: [kinderen] ), [naam 2] , [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (hierna: [naam 4] ), ongeveer 6,9% van de aandelen in Libra Oud overgedragen. De door [naam 1] gehouden aandelen in Libra Oud vielen in de huwelijksgoederengemeenschap van [naam 1] en zijn echtgenote [naam 5] (hierna: [naam 5] ).
3.2.
Vanaf eind 2005 is [naam 2] als enige van de [kinderen] zich actief gaan bezighouden met de bedrijfsvoering van Libra Oud. Op 10 mei 2006 trad hij naast zijn vader toe tot het bestuur van Libra Oud.
3.3.
Op [datum] overleed [naam 5] . Na haar overlijden is 74,1% van de aandelen in Libra Oud in haar nalatenschap terechtgekomen. Het merendeel daarvan is toebedeeld aan [kinderen] via een zogenaamde turboverdeling die erop gericht was erfbelasting te besparen door een beroep te doen op de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: ‘de BOR’) die kon worden toegepast indien gedurende minstens vijf jaar na het overlijden van [naam 5] de activiteiten van de onderneming van Libra Oud werden voortgezet en [kinderen] eigenaar bleven van de door hen ontvangen aandelen in Libra Oud. Na de turboverdeling hield [naam 1] 5,03% van de aandelen in Libra Oud, de [kinderen] ieder 31,05% en derden (hierna: de derden) 1,82%.
3.4.
Op 19 februari 2014 hebben [naam 1] en [naam 2] SCLI opgericht. Voor zover van belang luiden de statuten van SCLI (hierna: de SCLI-statuten) als volgt:
DOEL
Artikel 2.
1. De stichting heeft ten doel het bevorderen van de continuïteit als familievennootschap van Libra International B.V. en de met haar in een groep verbonden vennootschap(pen).
2. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door:
a. het verkrijgen, beheren (waaronder begrepen het uitoefenen van alle aandeelhoudersrechten) en vervreemden van (certificaten van) aandelen in het kapitaal van Libra International B.V. en/of een van de andere hiervoor bedoelde vennootschappen
(…)
en voorts al hetgeen met één en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.”
BESTUUR
Artikel 3.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste drie personen. Van het bestuur dient de kleinst mogelijke meerderheid te bestaan uit de
hierna omschreven partners, waaronder ten minste een bloedverwant in de rechte nederdalende lijn van de oprichter [ [naam 1] ], en de grootst mogelijke minderheid uit de hierna omschreven bestuurders buiten de familie. Daarnaast bestaat het bestuur, zolang hij daarvan deel uitmaakt, uit de oprichter [ [naam 1] ].
Onder partner wordt in deze statuten verstaan de bloedverwanten in de rechte nederdalende lijn van de oprichter [ [naam 1] ], dan wel de echtgenoot of geregistreerd partner van een zodanige bloedverwant, dan wel de persoon met wie een zodanige bloedverwant een notarieel samenlevingsovereenkomst is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland.
Onder bestuurders buiten de familie worden verstaan personen die geen partner zijn, en evenmin aanverwant zijn van een zodanige partner.
Slechts natuurlijke personen kunnen tot bestuurder worden benoemd.
(…)
BESLUITVORMING MEERHOOFDIG BESTUUR
Artikel 5.
(…)
5. Iedere bestuurder heeft één stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen, onverminderd het hierna bepaalde in dit lid. (…) Een besluit tot benoeming van een bestuurder buiten de familie is slechts genomen indien alle partners in het bestuur vóór de benoeming hebben gestemd.
(…)
ONTBINDING
Artikel 10.
1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
(…)
4. De bestuurders zijn de vereffenaars van het vermogen van de stichting. (…)”
3.5.
Toen SCLI werd opgericht had [naam 1] vier kleinkinderen.
3.6.
De Partners in het eerste bestuur van SCLI waren [naam 1] en de [kinderen] . De bestuurders buiten de familie waren [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] (hierna tezamen: de buitenstaanders).
3.7.
Bij de oprichting van SCLI heeft Libra Oud prioriteitsaandelen uitgegeven aan SCLI. Deze vertegenwoordigen nauwelijks economisch belang, maar via deze prioriteitsaandelen houdt SCLI 51% van de stemrechten in de algemene vergadering van Libra Oud. De statuten van Libra Oud, zoals deze na wijziging op 19 februari 2014 zijn komen te luiden, bepalen dat goedkeuring van de prioriteit (SCLI) vereist is voor verkrijging door de vennootschap van eigen aandelen (artikel 13 lid 1) en dat de benoeming van de bestuurders door de algemene vergadering geschiedt uit een bindende voordracht, opgemaakt door de prioriteit (artikel 19 lid 1 en 2). Artikel 16 lid 1 van de statuten van Libra Oud (hierna ook: de blokkeringsregeling) luidt als volgt:
“Indien een aandeelhouder (…) aandelen wil overdragen, of als aandelen krachtens een door een aandeelhouder gemaakt legaat worden overgedragen, behoeft een dergelijke overdracht, wil zij geldig zijn, de goedkeuring van de prioriteit, met dien verstande dat een aandeelhouder zijn aandelen vrijelijk mag overdragen:
a. aan [ [naam 1] ] (…);
b. aan de bloedverwanten in de rechte lijn onbeperkt van [ [naam 1] ], voornoemd.
c. (…) Stichting Natura Africae (…)”
3.8.
Op 24 juli 2015 hebben [naam 1] , [kinderen] en SCLI in een notariële akte vastgelegde afspraken (hierna: de Familieafspraken) gemaakt. [naam 1] en [kinderen] zijn in de kop, bij de opsomming van de partijen, tezamen aangeduid als ‘de Familieleden’. In de considerans staat onder meer:
“3. Het bestuur van de Stichting[SCLI, hof]
bestaat onder andere uit Familieleden. De Familieleden hebben gezien de huidige bestuurssamenstelling en het bepaalde in de statuten van de Stichting samen de doorslaggevende stem bij het nemen van bestuursbesluiten in de Stichting, waaronder onder meer behoort het uitbrengen van een stem op de door de Stichting gehouden prioriteitsaandelen.
4. Het bestuur van de VennootschapLibra Oud, hof]
bestaat uit twee leden te weten [appellant] en Vader, hierna te noemen: het Bestuur, waarbij geldt dat de vergadering van aandeelhouders bestuursbesluiten aan haar goedkeuring kan onderwerpen.
5. De Familieleden zijn zich bewust van de verschillende functies die zij bekleden in de
Vennootschap en wensen de Vennootschap als familiebedrijf te continueren. In dat kader zijn er nadere afspraken gemaakt welke afspraken de Familieleden, in al hun gemelde hoedanigheden, thans vast wensen te leggen in deze akte.”
Voor zover van belang luiden de Familieafspraken als volgt:
“10. Indien gewenst door één of meer van de Familieleden moet de mogelijkheid geboden worden dat de Familieleden uit elkaar gaan na vijfentwintig mei tweeduizend achttien door bijvoorbeeld de Vennootschap te splitsen.”
3.9.
Op 10 augustus 2018 hebben [naam 2] en [naam 3] een overeenkomst van koop en verkoop gesloten waarbij [naam 3] de door hem gehouden gewone aandelen in Libra Oud aan [naam 2] verkocht.
3.10.
Op 3 oktober 2018 is [naam 1] overleden. Op grond van een legaat heeft [naam 2] toen tegen inbreng van de waarde in de nalatenschap, de 5,03% gewone aandelen verkregen die [naam 1] hield in Libra Oud.
3.11.
Op 15 november 2018 heeft KPMG een fiscaal advies met een stappenplan uitgebracht over splitsing ex artikel 2:334cc BW van Libra Oud (hierna: het KPMG-advies). Daarin staat onder meer:
“Het is mogelijk dat Stichting Continuïteit Libra International aandeelhouder wordt in
beide vennootschappen, met een meerderheidspakket (51%) via prioriteitsaandelen.
(…)
In het stappenplan wordt vooralsnog in het midden gelaten of Stichting Continuïteit Libra
International een rol in de nieuwe structuren zal spelen. Als dit wel het geval is, zullen bij
de splitsing prioriteitsaandelen worden uitgegeven aan Stichting Continuïteit Libra
International. Als Stichting Continuïteit Libra International geen rol meer zal spelen in de
nieuwe situatie dan kunnen de prioriteitsaandelen voorafgaand aan of na de splitsing
worden ingekocht.”
3.12.
[naam 2] en [naam 4] zijn vervolgens op 30 november 2018 een Heads of Terms (hierna: HOT) overeen gekomen over splitsing van Libra Oud. Artikel 12 bepaalt:
“Bij wijze van gentlemen’s agreement spreken Partijen af dat Madelon en haar bloed- en aanverwanten de Madelon-portefeuille na splitsing zoveel mogelijk in stand houden.”
3.13.
Op 3 januari 2019 heeft [naam 3] zijn gewone aandelen in Libra Oud geleverd aan [naam 2] , die daardoor 67,13% (twee keer 31.05% en 5,03%) van de gewone aandelen in Libra Oud hield. [naam 3] is in het bestuur van SCLI opgevolgd door [appellant] , de zoon van [naam 2] .
3.14.
Op 6 juni 2019 hebben [naam 2] , [naam 4] , Libra Oud, Minerva Monumenten (een dochtervennootschap van Libra Oud), SCLI en [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ; een vennootschap van [naam 4] ) een overeenkomst tot splitsing ex artikel 2:334cc BW van Libra Oud gesloten (hierna: de splitsingsovereenkomst), inhoudende dat Libra Oud ophoudt te bestaan, 31,05% van Libra Oud wordt afgesplitst en overgaat naar [bedrijf] en de resterende aandelen overgaan naar een nieuw op te richten vennootschap met dezelfde naam (Libra International B.V.; geïntimeerde in deze procedure). SCLI heeft met een unaniem bestuursbesluit ingestemd met deze splitsing. Bij een splitsing ex artikel 2:334cc BW kan een beroep worden gedaan op vrijstellingen met betrekking tot de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting indien de aandelen van de verkrijgende vennootschappen gedurende drie jaar na de splitsing niet worden vervreemd en de onderneming grotendeels in stand blijft. Met het oog op deze fiscale vrijstellingen zijn [naam 2] , [naam 4] en [bedrijf] in de splitsingsovereenkomst op straffe van een boete van € 100 miljoen overeengekomen dat zij gedurende drie jaar na de splitsing niet overgaan tot verkoop van aandelen in Libra en [bedrijf] of tot vervreemding van een substantieel deel (gesteld op meer dan 30% van het aantal eenheden) van beide vastgoedportefeuilles. De splitsingsovereenkomst bepaalt onder meer dat al het personeel in dienst van Libra Oud in dienst zal treden van Libra en dat sprake zal zijn van
“een overgang van onderneming van de door (Libra Oud) gedreven onderneming naar (Libra), zodat Partijen er uit dien hoofde vanuit gaan dat alle arbeidsovereenkomsten met werknemers van rechtswege overgaan naar (Libra).”
3.15.
Libra Oud is op 31 juli 2019 met toepassing van artikel 2:334cc BW gesplitst (hierna: de splitsing) in Libra en [bedrijf] . Als gevolg van de splitsing is Libra Oud opgehouden te bestaan en is haar vermogen verdeeld tussen en onder algemene titel overgegaan op Libra en [bedrijf] .
3.16.
Sinds de splitsing is de situatie als volgt. [naam 2] is sinds de oprichting van Libra haar enig bestuurder. Libra heeft 51% prioriteitsaandelen uitgegeven en 49% gewone aandelen. [naam 2] houdt 97,35% van de gewone aandelen in Libra. Van de overige 2,65% van de gewone aandelen wordt 1,75% gehouden door Libra en 0,9% door derden. 99,1% van de winstrechten van Libra komt toe aan [naam 2] . Overeenkomstig hun aandelenbezit houden de houders van de gewone aandelen tezamen 49% van de stemrechten in de algemene vergadering van Libra. SCLI is blijven bestaan. Haar statuten zijn niet gewijzigd. Zij houdt alle prioriteitsaandelen die Libra ten tijde van de splitsing heeft uitgegeven en heeft overeenkomstig dit aandelenbezit 51% van de stemrechten in de algemene vergadering van Libra. Aan de prioriteitsaandelen zijn dezelfde bevoegdheden verbonden als aan de prioriteitsaandelen in Libra Oud. Aan de door SCLI gehouden prioriteitsaandelen is een preferent winstrecht van geringe omvang verbonden, waarmee de kosten van SCLI kunnen worden voldaan. [naam 4] is in het SCLI-bestuur opgevolgd door [naam 6] (hierna: [naam 6] ), de partner van [naam 2] . Het bestuur bestaat thans naast [naam 6] uit [naam 2] , [appellant] en de twee buitenstaanders. De blokkeringsregeling in artikel 16 lid 1 van de statuten van Libra is gelijkluidend aan artikel 16 lid 1 van de statuten van Libra Oud, met dien verstande dat ‘ [naam 1] ’ is vervangen door ‘ [naam 2] ’ aan wie en aan wiens nazaten aandelen buiten de blokkeringsregeling om mogen worden overgedragen.
3.17.
Na de splitsing heeft het bestuur van SCLI vergaderd en beslissingen genomen met betrekking tot Libra. Daarbij hebben de buitenstaanders een paar keer een doorslaggevende stem gehad omdat de Partners niet unaniem waren vanwege verschil van inzicht tussen [naam 2] en [appellant] .
3.18.
[naam 2] heeft drie jaar na de splitsing te kennen gegeven dat hij SCLI wenst te ontbinden. [appellant] en de buitenstaanders hebben niet ingestemd met het voorstel daartoe van [naam 2] .

4.Beoordeling

4.1.
Libra c.s. verzoekt de ontbinding van SCLI, met benoeming van een vereffenaar die de door SCLI gehouden prioriteitsaandelen aan Libra moet verkopen. In de bestreden beschikking is SCLI ontbonden en zijn de huidige leden van het bestuur van SCLI tot vereffenaars benoemd, met het bevel de prioriteitsaandelen in Libra aan Libra te verkopen tegen maximaal de nominale waarde. De grieven richten zich tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
4.2.
Het verzoek van Libra c.s. is gegrond op artikel 2:301 lid 1 aanhef en onder b BW. Daarin is bepaald dat de rechtbank de stichting ontbindt op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie, indien het doel der stichting is bereikt of niet meer kan worden bereikt, en wijziging van het doel niet in aanmerking komt.
4.3.
Het op de wetsgeschiedenis van een voorloper van deze bepaling (Kamerstukken II 3463, 1954-1955, nr. 4, p. 3) gebaseerde betoog van [appellant] dat artikel 2:310 lid 1 aanhef en onder b BW niet geldt voor stichtingen die prioriteitsaandelen houden, gaat niet op. In de betreffende passage wordt vermeld dat het wetsontwerp een stichting van deze aard niet tegengaat. Voor zover deze passage geacht moet worden betrekking te hebben op (toepassing van) artikel 2:301 lid 1 aanhef en onder b BW, kan daaruit niet worden afgeleid dat een verzoek tot ontbinding van een stichting die prioriteitsaandelen houdt, is uitgesloten.
4.4.
Libra c.s. stellen dat de doelomschrijving van SCLI het in stand houden is van een achterhaalde beschermingsconstructie ten behoeve van een rechtspersoon die niet meer bestaat. Volgens Libra c.s. kan SCLI haar statutaire doel niet meer bereiken omdat de huidige situatie wezenlijk verschilt van die ten tijde van oprichting van SCLI, de relevante fiscale termijnen zijn verstreken en de huidige algemene vergadering van Libra niet de bescherming vereist waarin SCLI voorziet.
4.5.
Grief 1 strekt ertoe te betogen dat de rechtbank de verzoeken van Libra c.s. ten onrechte heeft toegewezen omdat SCLI is opgericht om de continuïteit van ‘Libra International B.V.’ te waarborgen, Libra nog steeds kwalificeert als familievennootschap en het doel van SCLI nog steeds kan worden verwezenlijkt.
Ruime statutaire doelomschrijving SCLI, niet beperkt tot de specifieke situatie ten tijde van oprichting, de generatie van de [kinderen] of een bepaalde periode
4.6.
Het doel van SCLI is opgenomen in artikel 2 van haar statuten. De bewoordingen van deze in beginsel objectief uit te leggen statutaire bepaling brengen tot uiting dat de oprichters wensen dat ‘Libra International B.V. en de met haar in een groep verbonden vennootschappen’ wordt gecontinueerd als ‘familievennootschap’ en dat SCLI dit bevordert. Niet in geschil is dat SCLI is opgericht om als prioriteitsaandeelhouder met een meerderheid van de stemrechten in de algemene vergadering van ‘Libra International B.V.’ en door middel van een aantal bijzondere aandeelhouders(goedkeurings)rechten te waarborgen dat de familievennootschap zou worden gecontinueerd. Met de oprichting van SCLI is een beschermingsconstructie (hierna: de beschermingsconstructie) voor Libra Oud in het leven geroepen waarbij een scheiding is aangebracht tussen economisch eigendom en zeggenschap in de algemene vergadering. De gewone aandeelhouders kunnen alleen beslissingen nemen in de algemene vergadering als SCLI daarmee instemt en een aantal beslissingen vergt goedkeuring van SCLI, terwijl bestuurders van de vennootschap alleen op voordracht van SCLI kunnen worden benoemd. Met de (nog onverkort geldende) statutaire bepaling dat de Partners in het bestuur van SCLI bloedverwanten van [naam 1] in de rechtstreekse neergaande lijn moeten zijn of personen met wie zij zijn getrouwd of via een geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract zijn verbonden en dat één van hen een bloedverwant in rechtstreekse neergaande lijn van [naam 1] moet zijn, is de stem van de familie Verhagen in het bestuur van SCLI verzekerd. De bloedverwanten die als Partner bestuurder van SCLI kunnen zijn, zijn niet beperkt tot de [kinderen] en kunnen dus ook bloedverwanten uit volgende generaties zijn. Als de Partners in het SCLI-bestuur het onderling eens zijn, kunnen zij tezamen via SCLI de aan de prioriteitsaandelen verbonden 51% zeggenschap uitoefenen in Libra Oud. Als de Partners verdeeld zijn, hebben de buitenstaanders een doorslaggevende stem. Artikel 16 lid 1 van de Libra Oud-statuten werpt voorts een blokkade op voor overdracht van aandelen aan anderen dan (onder meer) [naam 1] en zijn bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn. Ook deze bepaling laat ruimte voor volgende generaties. Terecht is niet in geschil dat de continuïteit van Libra Oud als familievennootschap werd gediend met de beschermingsconstructie.
4.7.
Vaststaat dat [naam 1] en [naam 2] SCLI hebben opgericht omdat zij het onwenselijk vonden dat [naam 3] en [naam 4] , die na het overlijden van [naam 5] tezamen 62,10% van de stemmen in de algemene vergadering van Libra Oud hadden, hen zouden kunnen ‘wegstemmen’. Daarbij speelde een rol dat verschil van inzicht bestond tussen enerzijds [naam 1] en [naam 2] en anderzijds [naam 3] en [naam 4] die niet betrokken waren bij de bedrijfsvoering van Libra Oud. Er is voor gekozen het statutaire doel van SCLI ruim te formuleren; het houdt alleen in dat de familievennootschap wordt gecontinueerd. De aanduiding van ‘de familievennootschap’ als ‘Libra International B.V. en de met haar in een groep verbonden vennootschappen’ wijst erop dat de statutaire doelstelling mede ziet op de continuïteit van de onderneming(en) die door deze vennootschappen worden gedreven. Dat volgt ook uit de aanleiding voor oprichting van SCLI en de daarbij in het leven geroepen beschermingsconstructie, waarmee een scheiding is aangebracht tussen de economische eigendom van Libra Oud en zeggenschap in haar algemene vergadering. Noch uit artikel 2 van de SCLI-statuten noch uit het geheel van de statutaire bepalingen – onder meer de ruime omschrijving van Partners – volgt een (beoogde) beperking of nadere begrenzing van de doelstelling van SCLI. Daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat dit wel had kunnen gebeuren, bijvoorbeeld door het doel te beperken tot de specifieke situatie ten tijde van oprichting, door te kiezen voor de bescherming van aandeelhouders en niet van de onderneming, door begrenzingen in de tijd tot bijvoorbeeld de fiscaal relevante periode van vijf jaar na het overlijden van [naam 5] of door een en ander te beperken tot een bepaalde generatie – alleen [naam 1] en [kinderen] en niet toekomstige generaties – of tot de situatie dat meer dan één familielid (gewoon) aandeelhouder is.
4.8.
Voor de interpretatie van de doelomschrijving in de statuten van SCLI zijn verder de redelijke verwachtingen van de oprichters en anderen die bij haar oprichting waren betrokken van belang. De Familieafspraken kleuren de redelijke verwachtingen van de oprichters van SCLI, Libra Oud, de gewone aandeelhouders ( [naam 1] en [kinderen] ) en SCLI nader in. Libra c.s. kunnen niet worden gevolgd in hun betoog dat uit de Familieafspraken volgt dat alle betrokkenen destijds de statutaire doelstelling van SCLI (alleen) opvatten als het voorkomen dat ‘Familieleden’ zoals gedefinieerd in de Familieovereenkomst met een meerderheid van de stemrechten in de algemene vergadering van Libra Oud ingrijpende beslissingen zouden kunnen nemen tegen de wens van minderheidsaandeelhouders. Gelet op de zin die de partijen bij deze afspraken in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, is ‘Familieleden’ in deze afspraken slechts de aanduiding van de partijen [naam 1] en de [kinderen] tezamen. Uit deze partijaanduiding kan niet worden afgeleid dat de partijen bij de Familieafspraken de beschermingsconstructie beschouwden als in werking beperkt tot de generatie van [kinderen] . Er was ten tijde van het maken van deze afspraken al een volgende generatie. Deze wordt niet expliciet genoemd, maar ook niet uitgesloten, terwijl in de considerans de wens om Libra Oud als familievennootschap te continueren voorop is gesteld. Uit de in artikel 10 van de Familieafspraken geboden mogelijkheid voor de Familieleden om na 28 mei 2018 – het eind van de BOR-termijn – uit elkaar te gaan volgt dat partijen ervan uitgingen dat de statutaire doelstelling van SCLI in ieder geval gold tot 28 mei 2018. Uit de Familieafspraken volgt echter niet dat partijen ervan uitgingen dat de statutaire doelstelling in tijd beperkt was tot 28 mei 2018, zoals Libra c.s. stellen. Wel wijst het in artikel 10 genoemde voorbeeld van splitsing erop dat in de Familieafspraken is aanvaard dat het uit elkaar gaan van de Familieleden ertoe zou kunnen leiden dat Libra Oud zou ophouden te bestaan en ook niet voor toekomstige generaties behouden zou blijven. De Familieafspraken regelen echter niet de wijze van uit elkaar gaan – splitsing wordt alleen als voorbeeld genoemd – en zwijgen over het lot van SCLI bij een eventueel uit elkaar gaan, ook in geval van splitsing. Daarmee laten de Familieafspraken de mogelijkheid open dat de beschermingsconstructie bij het uit elkaar gaan van de Familieleden blijft bestaan. Ook overigens zijn er geen aanknopingspunten dat met de Familieafspraken op voorhand afscheid is genomen van SCLI, zoals Libra c.s. stellen, of dat de familievennootschap bij alle vormen van uit elkaar gaan zou ophouden te bestaan. De uitvoering van deze afspraken wijst er veeleer op dat juist is getracht het karakter van familievennootschap in stand te houden. Met de eerste stap van het uit elkaar gaan, de overdracht van de aandelen van [naam 3] aan [naam 2] , is Libra Oud en de door haar gedreven onderneming immers blijven bestaan, evenals SCLI. Bovendien heeft toen een lid van de volgende generatie ( [appellant] ) zitting genomen in het bestuur van SCLI. Na de tweede stap, de splitsing, is SCLI blijven bestaan en ook voor de nieuwe vennootschap (Libra) aangewezen als prioriteitsaandeelhouder met 51% van de stemmen in de algemene vergadering. Ook het in het kader van de splitsing tussen [naam 2] en [naam 4] overeengekomen artikel 12 HOT wijst erop dat zij het idee van een familievennootschap overeind wilden houden door af te spreken dat het door [naam 4] bij splitsing verkregen deel van de oude familievennootschap zoveel mogelijk in stand zou worden gehouden voor (haar) toekomstige generaties.
Statutaire doelomschrijving van SCLI ziet ook op Libra
4.9.
Niet in geschil is dat bij oprichting Libra Oud ‘de familievennootschap’ ‘Libra International B.V.’ was, die volgens de statutaire doelstelling van SCLI zoveel mogelijk als familievennootschap moest worden gecontinueerd. Libra Oud bestaat niet meer sinds de splitsing. Omdat ‘Libra International B.V.’ zowel de naam is van Libra Oud als van Libra en een specificering met bijvoorbeeld een inschrijvingsnummer in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ontbreekt, kan de tekst van artikel 2 van de SCLI-statuten op twee manieren worden uitgelegd, namelijk (a) dat ‘de familievennootschap’ ‘Libra International B.V.’ alleen ziet op Libra Oud en (b) dat dit ook ziet op Libra. Het enkele feit dat Libra Oud sinds de splitsing niet meer bestaat is in de gegeven omstandigheden onvoldoende om uit te gaan van uitleg (a). Uitleg (b) vergt immers niet dat Libra dezelfde vennootschap is, precies dezelfde onderneming (met de volledige vastgoedportefeuille van Libra Oud) drijft of met Libra Oud kan worden vereenzelvigd. Libra is de rechtsopvolger onder algemene titel van Libra Oud. Het bevorderen van het bestaan als familievennootschap van ook deze rechtsopvolger onder algemene titel valt naar het oordeel van het hof te begrijpen onder de in het slot van de doelomschrijving opgenomen bepaling dat tot het statutaire doel van SCLI mede behoort
“al hetgeen met één en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords”.Uitleg (b) sluit bovendien aan op de juridische en feitelijke situatie sinds de splitsing, waarin door partijen is bewerkstelligd dat SCLI met betrekking tot Libra dezelfde rechten en bevoegdheden verkreeg als met betrekking tot Libra Oud. Vrijwel alle gewone aandelen in Libra zijn in handen van een bloedverwant in de directe neergaande lijn van [naam 1] en de statutaire blokkeringsregeling werkt ten gunste van onder meer [naam 2] en zijn bloedverwanten in de rechte neergaande lijn. Libra heeft met het aan haar toebedeelde vastgoed het grootste deel van de onderneming van Libra Oud voortgezet en heeft prioriteitsaandelen met 51% zeggenschap uitgegeven aan SCLI, dat met ongewijzigde statuten is blijven bestaan. Dat [naam 2] vrijwel alle gewone aandelen houdt, vrijwel volledig economisch eigenaar en enig bestuurder is van Libra en zonder beschermingsconstructie in de algemene vergadering van Libra niet kan worden overstemd, staat niet in de weg aan uitleg (b). Het hof concludeert dat de statutaire doelstelling van SCLI ook ziet op Libra en dat Libra thans ‘de familievennootschap’ is in de zin van artikel 2 van de SCLI-statuten.
Geen tijdelijke beperking van de statutaire doelstelling van SCLI na de splitsing
4.10.
Uit het KPMG-advies volgt dat de adviseurs het niet nodig vonden dat SCLI na de splitsing zou blijven voortbestaan. Libra c.s. stellen dat [naam 2] om fiscale redenen (toch) wenste dat SCLI gedurende tenminste drie jaar na de splitsing de continuïteit van Libra zou waarborgen. Daarnaast voorzag hij naar eigen zeggen ook grote schade als hij binnen drie jaar zou overlijden en de onderneming zou worden verkocht en vond hij SCLI nuttig in verband met zijn beroep op de BOR na verkrijging van de aandelen Libra Oud uit de nalatenschap van [naam 1] .
De volgens Libra c.s. door [naam 2] beoogde tijdelijkheid van het na de splitsing voortbestaan van SCLI, uitsluitend of overwegend om fiscale redenen, komt niet tot uitdrukking in de (ongewijzigde) statuten van SCLI, de statuten van Libra of de splitsingsovereenkomst. Ook overigens blijkt niet van consensus tussen de aandeelhouders van Libra dat SCLI na verloop van de door [naam 2] genoemde periode haar doel zou hebben bereikt of niet meer zou kunnen bereiken.
4.11.
Gelet op het voorgaande is de statutaire doelstelling van SCLI ongewijzigd van toepassing in de huidige situatie, ook al is deze anders dan toen SCLI werd opgericht en zijn de fiscaal relevante periodes met het oog waarop [naam 2] naar eigen zeggen heeft ingestemd met het na de splitsing voortbestaan van SCLI verstreken. De door de jaren heen gedane uitlatingen van [naam 1] , [naam 2] en de buitenstaanders over nut en noodzaak van (het voortbestaan van) SCLI en de feiten en omstandigheden waarop partijen wijzen leiden niet tot een ander oordeel. Daaruit volgt geen consensus van de aandeelhouders van Libra Oud of Libra die de statutaire doelstelling van SCLI nader zou kunnen inkleuren.
SCLI kan nog steeds haar statutaire doel bereiken
4.12.
De stelling van Libra c.s. dat SCLI haar statutaire doel niet meer kan bereiken omdat Libra Oud niet meer bestaat stuit af op het hiervoor gegeven oordeel dat ‘de familievennootschap’ ‘Libra International B.V.’ in artikel 2 van de SCLI-statuten ook ziet op Libra en dat Libra ‘de familievennootschap’ is in de zin van artikel 2 van de SCLI-statuten.
Omdat de statutaire doelstelling na de splitsing ongewijzigd is gehandhaafd, zonder aanpassing met het oog op de door [naam 2] naar eigen zeggen beoogde tijdelijkheid van het uitsluitend of overwegend om fiscale redenen voortbestaan van SCLI, leidt het verstrijken van de door Libra c.s. genoemde fiscale termijnen niet ertoe dat het statutaire doel van SCLI niet meer kan worden bereikt.
De stelling van Libra c.s. dat de huidige algemene vergadering van Libra niet de bescherming vereist waarin SCLI voorziet, gaat voorbij aan de ruim omschreven doelstelling van SCLI, die zich niet beperkt tot het behoud van de familievennootschap voor alleen huidige generaties en niet beperkt is tot bijvoorbeeld de zich nu voordoende situatie dat één familielid vrijwel alle gewone aandelen houdt en vrijwel volledig eigenaar is van Libra. Het betoog van Libra c.s. over de betrekkelijke waarde van de blokkeringsregeling ziet slechts op een onderdeel van de beschermingsconstructie, waarmee een scheiding is aangebracht tussen economisch eigendom en zeggenschap in de algemene vergadering van Libra. Het daarmee gediende doel van continuïteit van Libra als familievennootschap, ook voor toekomstige generaties, kan nog steeds worden bereikt.
4.13.
De slotsom luidt dat grief 1 slaagt en dat het verzoek van Libra c.s. niet toewijsbaar is. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. Bij verdere bespreking van de grieven en de weren bestaat geen belang. Er is geen bewijs aangeboden van stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Libra c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten van [appellant] in beide instanties zoals hierna vermeld.

5.Beslissing

Het hof:
5.1.
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de verzoeken van Libra c.s. af;
veroordeelt Libra c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellant] vastgesteld op:
- € 314 aan verschotten en € 1.228 aan advocatensalaris voor de eerste aanleg;
- € 349 aan verschotten en € 3.642 aan advocatensalaris voor het hoger beroep;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.M. Vaessen, L. Alwin en A.C. Metzelaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.