ECLI:NL:GHAMS:2025:670

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
200.317.655/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de uitleg van het Schipholakkoord en de arbeidsduurverkorting voor beveiligers

In deze zaak heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam. De zaak betreft de uitleg van het Schipholakkoord, dat afspraken bevat over de arbeidsvoorwaarden van beveiligers die werkzaam zijn op de luchthaven Schiphol. FNV stelt dat de arbeidsduur van beveiligers per 1 januari 2021 en 2022 moet worden verkort van respectievelijk 152 naar 148 uur en van 148 naar 144 uur per loonperiode, met behoud van het salaris. Trigion Beveiliging B.V. en andere betrokken partijen (Trigion c.s.) hebben echter betoogd dat zij de arbeidsduurverkorting hebben gerealiseerd door het toekennen van zogenaamde 'Schiphol-uren', waarbij medewerkers niet hoeven te werken maar wel hun loon ontvangen. De kantonrechter heeft de vorderingen van FNV afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2023 is de zaak verwezen naar mediation, maar deze is zonder resultaat geëindigd. Het hof heeft de uitleg van de cao-norm als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de door Trigion c.s. voorgestane uitleg van artikel 98 CAO PB, waarbij de arbeidsduurverkorting wordt ingevuld door het toekennen van vrije uren met behoud van salaris, de meest aannemelijke is. Het hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd en FNV in de proceskosten verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.317.655/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9446454 CV EXPL 21-13521
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 maart 2025
inzake
Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat: mr. A.A.M. Broos
t e g e n

1.Trigion Beveiliging B.V.,

2. I-Sec Nederland B.V.,

3. Securitas Transport & Aviation Security B.V.,

4. G4S Aviation Security B.V.,

5. G4S Public Security B.V.,

geïntimeerden,
advocaat: mr. J.P.H. Zwemmer
Partijen worden hierna FNV en Trigion c.s. genoemd.

1.Het verloop van het geding

FNV heeft bij dagvaarding van 30 september 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 12 juli 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen FNV als eiseres en Trigion c.s. als gedaagden (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties;
- memorie van antwoord met producties.
Ter zitting van 25 oktober 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, die de stellingen van partijen hebben toegelicht ieder aan de hand van schriftelijke notities die zijn overgelegd.
Hierna is de zaak verwezen naar mediation. Partijen hebben vervolgens laten weten dat de mediation is geëindigd zonder resultaat, waarna arrest is gevraagd.
FNV heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van FNV in eerste aanleg zal toewijzen, met veroordeling van Trigion c.s. in de proceskosten in beide instanties.
Trigion c.s. heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van FNV in de proceskosten van het hoger beroep met nakosten en wettelijke rente.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft onder 1.1 tot en met 1.7 de feiten genoemd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Tegen deze feiten is niet gegriefd. Aangevuld met de overige in hoger beroep gestelde en niet weersproken feiten komt een en ander neer op het volgende.
2.1
Op 28 augustus 2018 hebben FNV Beveiliging, CNV Vakmensen en De Unie Security aan de ene kant, en I-Sec Nederland, G4S AS en Securitas Transport & Aviation Security aan de andere kant het zogenaamde Schiphol-akkoord gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over de arbeidsvoorwaarden van de beveiligers, werkzaam voor het contract met de luchthaven Schiphol in het kader van de Beveiliging Burgerluchtvaart (hierna: de Schiphol-medewerkers).
2.2
De bepaling in het Schiphol-akkoord waar het in dit geding om gaat, luidt als volgt:

2. ArbeidsduurDe arbeidsduur op fulltime basis wordt per 1 januari 2021 verkort van 152 uur naar 148 uur per loonperiode. Voorts zal per 1 januari 2022 de arbeidsduur nogmaals worden verkort van 148 uur naar 144 uur per loonperiode op fulltime basis. Deze afspraak is gefinancierd binnen de loonruimte van deze afspraken set.
2.3
Deze bepaling is vervolgens opgenomen in de CAO Particuliere Beveiliging (looptijd 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2023, hierna: CAO PB). Van deze cao bestaan verschillende tekstversies, zonder dat daarmee een inhoudelijke wijziging is beoogd. Het hof zal hierna uitgaan van de versie die door appellant worden aangeduid als ‘Jip en Janneke versie’.

Artikel 98: ArbeidsduurJe arbeidsduur wordt verkorta. Dit geldt als je werkt binnen de Schipholtender onder het Beveiligingsplan burgerluchtvaart.b. Je fulltime arbeidsduur wordt dan als volgt verkort:- per 1 jan 2021: van 152 naar 148 per loonperiode- per 1 jan 2022: van 148 naar 144 per loonperiode.
2.4
Per 1 januari 2023 is de verkorting van de arbeidsduur van 152 uur per loonperiode naar 144 uur per loonperiode ingevoerd voor alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao, dus niet alleen de beveiligers die werkzaam zijn binnen de Schipholtender. Op 17 oktober 2022 hebben cao-partijen daartoe ‘Uitvoeringsafspraken bij cao 2018-2013’ gemaakt, die zijn neergelegd in Hoofdstuk 17 van de CAO PB:

Protocol IV Roosters(…)Teneinde meer hersteltijd binnen de roosters mogelijk te maken wordt de arbeidstijd, met behoud van het op dat moment geldende salaris op basis van 152 uur, terug gebracht naar 144 uur per loonperiode met ingang van loonperiode 1 2023. Deze aanpassing geldt niet voor werknemers die vallen onder artikel 3 van de cao.”
2.5
Trigion c.s. zijn lid van De Nederlandse Veiligheidsbranche, de werkgeversorganisatie die partij is bij de CAO PB.
2.6
Tussen partijen is discussie ontstaan over de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan de afspraak in artikel 98 CAO PB over de periode 2021 en 2022, en alleen ten aanzien van de beveiligers op Schiphol. Trigion c.s. heeft in die jaren aldus jegens hen uitvoering aan de afspraak gegeven dat zij vanaf 1 januari 2021 per loonperiode vier zogenoemde ‘Schiphol-uren’ toegekend kregen, en vanaf 1 januari 2022 nogmaals vier. Schiphol-uren zijn uren gedurende welke de betreffende medewerkers niet hoeven te werken maar wel hun loon krijgen doorbetaald. Volgens FNV is daarmee feitelijk geen sprake van arbeidsduurverkorting, maar had Trigion c.s. het aantal contracturen per loonperiode moeten verminderen, hetgeen zou hebben geleid tot een stijging van het uurloon (hetgeen tot gevolg heeft dat alle toeslagen berekend hadden moeten worden over dit hogere uurloon).

3.3. Eerste aanleg

3.1
FNV heeft in eerste aanleg - na wijziging van eis - gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht zou verklaren dat gedaagden op grond van Hoofdstuk 15 - art 6 CAO, art. 98 CAO en punt 2 van het Schipholakkoord van 28 augustus 2018 ten aanzien van de Schiphol-medewerkers gehouden zijn per 1 januari 2021 bij fulltime medewerkers de arbeidsduur van 152 uur te verkorten naar 148 uur per loonperiode en per 1 januari 2022 van 148 uur naar 144 uur per loonperiode, hetgeen zij dienen te realiseren door de contracturen op voormelde data met 4 uur per loonperiode te verminderen, dit met een gelijkblijvend basissalaris per loonperiode, wat dient te leiden tot een stijging naar rato van het basisuurloon van de betreffende medewerkers;
B. voor recht zou verklaren dat gedaagden dit ten aanzien van de parttime werkende Schiphol-medewerkers naar rato dienen uit te voeren;
C. gedaagden zou veroordelen tot nakoming jegens de Schiphol-medewerkers, dit met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021, van Hoofstuk 15 - art 6 CAO, art. 98 CAO en punt 2 van het Schipholakkoord van 28 augustus 2018 juncto art. 44/40 (bijzonder uren) CAO, art. 45/41 (toeslag feestdagen) CAO, art. 46/42 (toeslag overwerk) CAO en art. 47/43 (verschuivingstoeslag) CAO, in de zin dat gedaagden:
1. de betreffende medewerkers schriftelijk berichten dat, wanneer zij fulltime 152 uur per loonperiode werken, hun arbeidsduur per 1 januari 2021, alsook per 1 januari 2022 op grond van de CAO en het Schiphol akkoord met 4 uur per loonperiode is verminderd en, wanneer zij parttime werken, de arbeidsduur per loonperiode naar rato is verminderd, dit met een gelijkblijvend loon per maand/4 weken, waarbij voor hen tevens het nieuwe, hogere basisuurloon correct is berekend;
2. de betreffende medewerkers inzichtelijke en correcte berekeningen verstrekken van het bedrag ter zake de toeslaguren dat sinds 1 januari 2021 aan hen te weinig is betaald;
3. het berekende bedrag aan de betreffende medewerkers uitbetalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, gesteld op 50% hiervan, en de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening;
4. een en ander met gelijktijdige verstrekking aan de betreffende medewerkers van bruto-/netto-specificaties en specificaties van de wettelijke rente;
5. voor de toekomst de juiste uurlonen, alsook de juiste toeslagen over deze uurlonen aan de betreffende medewerkers te betalen;
het gestelde onder 1 t/m 5 onder verbeurte aan FNV van een dwangsom per medewerker van
€ 500,-- per dag, voor elke dag dat gedaagden dit 1 maand na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis jegens enige medewerker nog nalaten;
D. gedaagden zou veroordelen, aldus dat wanneer één van de gedaagden (een deel) betaalt, de anderen (voor dat deel) zijn gekweten, tot betaling aan FNV van een bedrag van
€ 25.000,-- als schadevergoeding ex art. 15/16 Wet CAO;
E. gedaagden zou veroordelen, aldus dat wanneer één van de gedaagden (een deel) betaalt, de anderen (voor dat deel) zijn gekweten, tot betaling aan FNV c.s. van de proceskosten, waaronder het salaris van de gemachtigde van FNV c.s.;
3.2
FNV heeft daaraan - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat de afspraak in de CAO PB moet worden uitgelegd volgens de cao-norm. Dat laat alleen ruimte voor de conclusie dat de arbeidsduur moet worden verkort door het aantal (contract)uren terug te brengen met behoud van het periodeloon, hetgeen dan leidt tot een verhoging van het uurloon. Op die manier is ook de afspraak vormgegeven die vanaf 1 januari 2023 voor de gehele branche gaat gelden. De afspraak voor de Schipholmedewerkers loopt daar op vooruit, zo stelt FNV. Trigion c.s. heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij het periode loon gelijk heeft gehouden, en de arbeidsduurverkorting heeft gerealiseerd door toekenning van de zogeheten ‘Schiphol-uren’ gedurende welke niet gewerkt hoefde te worden maar wel aanspraak bestond op loon.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van FNV afgewezen en daartoe – samengevat – overwogen (i) dat als uitlegmaatstaf de cao-norm gehanteerd dient te worden, en (ii) dat de door FNV voorgestane uitleg met gebruikmaking van dit toetsingskader niet verdedigbaar is, gelet op de bewoordingen van artikel 98 CAO PB zoals dit gold tot 1 januari 2023 omdat daarin niet is opgenomen dat de arbeidsduurverkorting dient te geschieden ‘met behoud van loon’. De kantonrechter heeft de vorderingen van FNV afgewezen met veroordeling van FNV in de proceskosten.

4.Beoordeling

4.1
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt FNV met één grief op, beschreven in hoofdstuk 6 van de Memorie van Grieven, die gericht is tegen de rechtsoverwegingen 14 tot en met 19 van de bestreden uitspraak. Hetgeen in (de toelichting op) de grief wordt betoogd strekt ertoe dat de kantonrechter ten onrechte de door FNV betoogde uitleg van artikel 98 CAO PB niet heeft gevolgd. FNV heeft in de daaraan voorafgaande paragrafen 4 en 5 argumenten aangevoerd ter ondersteuning van haar grief, zodat het hof de grief zoals geformuleerd in paragraaf 6 zal bespreken in samenhang met hetgeen overigens in de Memorie van Grieven is aangevoerd.
4.2
FNV heeft in hoger beroep haar eis verminderd en niet langer gevorderd hetgeen hiervoor onder 3.1 sub C onder 5 is weergegeven.
Uitlegmaatstaf4.3 Partijen hebben niet gegriefd tegen de door de kantonrechter gehanteerde uitleg maatstaf en ook het hof neemt deze tot uitgangspunt. Bij uitleg van een cao-bepaling geldt de door de Hoge Raad ontwikkelde cao-norm. Die houdt in dat in beginsel de bewoordingen van de cao en van de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van partijen bij de cao voor zover deze niet uit de cao-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao en de toelichting zijn gesteld. Bij die uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekst interpretaties zouden leiden.
Arbeidsduur verkorting of arbeidstijd verkorting?
4.4
Het betoog van FNV onder 5.1 tot en met 5.3 van de Memorie van Grieven houdt in dat in de definities van de cao de begrippen ‘arbeidsduur’ en ‘arbeidstijd’ worden onderscheiden, waarbij ‘arbeidsduur’ is gedefinieerd als de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen arbeidstijd per loonperiode, en ‘arbeidsduur’ als alle tijd waarover de werknemer loongerechtigd is (artikel 1 CAO PB). Aangezien artikel 98 CAO PB spreekt over arbeids
duurverkorting mag Trigion c.s. niet volstaan met het gelijk houden van het contractueel overeengekomen aantal uren per loonperiode en het verminderen van de arbeids
tijdmet behoud van loon, aldus FNV.
Op zich heeft FNV gelijk dat de tekst van artikel 98 CAO PB gelezen in samenhang met de hiervoor genoemde definities, met zich zou brengen dat de arbeidsduur per loonperiode moet worden verminderd. Ervan uitgaande dat beide partijen hebben beoogd geen wijziging aan te brengen in het periode salaris, zou dit (inderdaad) leiden tot een verhoging van het uurloon (minder contract uren tegen hetzelfde periodeloon = hoger uurloon).
4.5
Daar tegenover staat dat Bijlage 4 bij de cao de toepasselijke salarisschalen bevat, en dat deze bijlage in 2021 en 2022 ongewijzigd is gebleven ten aanzien van de Schiphol- medewerkers. In deze bijlage worden salaris bedragen genoemd die gelden bij een arbeidsduur van 152 uur als zijnde de ‘fulltime norm’. Toen de arbeidsduurverkorting per 1 januari 2023 voor alle werknemers die onder het bereik van de CAO PB vielen is ingevoerd, is Bijlage 4 gewijzigd met vermelding van een arbeidsduur van 144 uur. Dit vormt een aanwijzing voor de door Trigion c.s. bepleite uitleg van artikel 98 CAO PB, te weten dat de in het kader van deze tijdelijke en voor een specifieke groep werknemers overeengekomen arbeidsduur verkorting objectief kenbaar bedoeld is als verkorting van de arbeids
tijd(de Schiphol-medewerkers minder uren te laten werken tegen hetzelfde periode loon).
4.6
FNV stelt onder randnummer 6.9 van de Memorie van Grieven dat geen betekenis aan deze tabellen dient te worden toegekend omdat de CAO een minimum CAO is en hiervan ten gunste van de werknemers mag worden afgeweken. Aldus is, volgens FNV, een uitleg van artikel 98 CAO PB inhoudende dat de arbeidsduurverkorting leidt tot verhoging van het uurloon, objectief gezien aannemelijk. Het hof volgt FNV niet hierin. Waar het om gaat is dat de partijen bij de CAO, ten tijde van invoering van de arbeidsduurverkorting voor de Schiphol medewerkers in 2021 en 2022, kennelijk geen aanleiding hebben gezien om de salaristabellen in Bijlage 4 en de daarin vermelde arbeidsduur bij een fulltime dienstverband aan te passen. Dit vormt een omstandigheid die bijdraagt aan de aannemelijkheid van de door Trigion c.s. bepleite uitleg, te weten verkorting van de feitelijke arbeidsduur door toekenning van vrije dagen met behoud van loon.
4.7
Trigion c.s. heeft ter verdere onderbouwing van deze uitleg gewezen op oudere versies van de CAO PB. Trigion c.s. heeft in dit verband de CAO 2012-2013 overgelegd waarbij de arbeidsduur werd verkort van 160 naar 152 uur, hetgeen ingevuld werd door het periodeloon gelijk te houden en de werknemers minder te laten werken. Dit vormt een aanwijzing dat in eerdere cao’s waarin dezelfde definities werden gehanteerd ten aanzien van ‘arbeidsduur’ en ‘arbeidstijd’, aan een overeengekomen arbeidsduurverkorting feitelijk invulling werd gegeven door verkorting van de arbeidstijd.
Exact dezelfde maatregel als in 2023?
4.8
FNV stelt dat het bij de verkorting van de arbeidsduur per 1 januari 2021 en per 1 januari 2022 gaat om ‘exact dezelfde maatregel’ als de verkorting van de arbeidsduur die met ingang van 1 januari 2023 is ingevoerd voor alle werknemers die onder de cao vallen, en dat abusievelijk de zinsnede ‘met behoud van loon’ niet in artikel 98 CAO PB is opgenomen. FNV doelt daarmee op het hiervoor weergegeven mechanisme dat bij een gelijkblijvend periode-loon en een afgenomen aantal contracturen, het uurloon automatisch omhoog gaat. Trigion c.s. heeft dit bestreden, en gesteld dat noch uit de bewoordingen (objectief kenbare bedoelingen) van artikel 98 CAO PB, noch uit de niet kenbare bedoelingen volgt dat beoogd zou zijn om voor de Schiphol beveiligers per 1 januari 2023 respectievelijk 1 januari 2022 ‘exact dezelfde maatregel te treffen’ als per 1 januari 2023 voor alle werknemers die onder de CAO vallen, te weten een lager aantal contract uren per periode en een aangepaste (hogere) uurlonen weergegeven in nieuwe salaris tabellen.
4.9
Trigion c.s. heeft voorts onbestreden gesteld dat de maatregel van 2021 en 2022 een tijdelijke oplossing was op grond van het Schipholakkoord omdat de Schiphol-medewerkers een meer prangende behoefte hadden aan verlichting van de werkroosters dan beveiligers op andere locaties. Verder heeft Trigion c.s. gesteld dat over de sector brede afspraak die per
1 januari 2023 is ingevoerd, maandenlange uitvoeringsgesprekken tussen de cao-partijen hebben plaatsgevonden, juist omdat de invoering complex was en deze allerlei andere cao-bepalingen gebaseerd op arbeidsduur raakte. FNV heeft hiertegenover weliswaar gesteld dat een en ander niet onuitvoerbaar en/of zeer moeilijk was, onder verwijzing naar een verklaring van de loonadministrateur, en voorts dat zij bereid was hierover uitvoeringsafspraken te maken. Het hof acht echter op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is geweest wel degelijk aannemelijk dat de vermindering van de contractuele arbeidsduur en de daarmee verhoging van het uurloon een complexe operatie was waarmee tijd was gemoeid. Het hof betrekt daarbij de in eerste aanleg door Trigion c.s. overgelegde verklaring van de Manager CAO Beheer AFAS, en het feit dat Trigion c.s. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een gewijzigde contractuele arbeidsduur gevolgen had voor bijvoorbeeld de overwerktoeslag en de eindejaarsuitkering, en dat over die bepalingen lang is gediscussieerd voorafgaand aan de nieuwe regeling per 1 januari 2023.
Tussenconclusie
4.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof de door Trigion c.s. bepleite uitleg van artikel 98 CAO PB, te weten gelijkblijvend periode loon en gelijkblijvend uurloon en invulling van de arbeidsduurverkorting door verkorting van de arbeids
tijdin de vorm toekenning van vrije uren met behoud van salaris, alle omstandigheden in aanmerking nemend, naar objectieve maatstaven de meest aannemelijke.
Contra proferentem?
4.11
Voor zover FNV heeft bedoeld te stellen dat artikel 98 CAO PB een onduidelijke bepaling is, en dat die onduidelijkheid voor rekening van geïntimeerden moet komen op grond van de ‘contra proferentem’ regel, oordeelt het hof dat geen sprake is van een onduidelijke bepaling en voorts dat die regel niet geldt in situaties waar de cao-norm als uitleg methodiek wordt gebruikt.
Buiten rechtsstrijd getreden?
4.12
Onder 6.3 van de Memorie van grieven stelt FNV dat de kantonrechter buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door een tussen partijen vaststaand feit – dat de verkorting van de arbeidsduur dient te geschieden met een gelijkblijvend basis salaris – niet als zodanig heeft aangemerkt. Het hof acht dit onderdeel van de grief zonder nadere toelichting die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het geschil tussen partijen betreft immers niet de vraag of het periodeloon gelijk diende te blijven (daarover zijn partijen het eens) maar de vraag of het aantal contracturen binnen die periode verminderd diende te worden hetgeen zou leiden tot een hoger uurloon. Hierover zijn partijen het niet eens.
Loonsverlaging?
4.13
Het betoog van FNV weergegeven onder 6.6 en 6.8 van de Memorie van Grieven strekt ertoe dat de door Trigion c.s. voorgestane uitleg van artikel 98 CAO PB naar objectieve maatstaven onaannemelijk is omdat die uitleg zou neerkomen op een loonsverlaging. Deze redenering berust op de onjuiste aanname (zie hierboven onder 4.8) dat de enig mogelijke uitleg van artikel 98 CAO PB is, dat sprake moet zijn van vermindering van de contract uren (arbeidsduur). Wanneer in die situatie het uurloon gelijk zou blijven, zou je inderdaad uitkomen op een lager periode salaris en dat lijkt een onaannemelijk rechtsgevolg. Zoals hiervoor is overwogen, acht het hof de uitleg van Trigion c.s. dat artikel 98 CAO PB, gelet op alle omstandigheden, uitgelegd moet worden als verkorting van de arbeidstijd met behoud van loon, de meest aannemelijke. In die uitleg is feitelijk geen sprake van loonsverlaging.
Slotsom
4.14
Resumerend falen de grieven en zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. FNV heeft geen feiten en omstandigheden te bewijzen aangeboden die, wanneer zij zouden komen vast te staan, tot een ander oordeel leiden.
4.15
FNV zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt FNV in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Trigion c.s. begroot op € 783,00 aan verschotten en € 2.428,00 voor salaris, alsmede op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
-verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, F.J. van de Poel en S. Tamboer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.