ECLI:NL:GHAMS:2025:661

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
200.343.352/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag van mentor en benoeming opvolgend bewindvoerder in een mentorschapszaak

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de zus van de betrokkene tegen de beschikking van de kantonrechter, waarin zij als mentor werd ontslagen en een nieuwe mentor werd benoemd. De kantonrechter had op 10 april 2024 bepaald dat de zus van de betrokkene, die sinds februari 2021 als mentor fungeerde, werd ontslagen en dat [mentor] h.o.d.n. [X] tot opvolgend mentor werd benoemd. De zus verzocht in hoger beroep om haar ontslag als mentor te vernietigen en om haar benoeming als opvolgend bewindvoerder. Het hof oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van de zus als mentor. Het hof concludeerde dat de zus adequaat zorg droeg voor de betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis en afasie na een herseninfarct. De zorg die de zus verleende, werd als professioneel en liefdevol beoordeeld door betrokken zorgverleners. Het hof vernietigde de beschikking van de kantonrechter en benoemde de zus opnieuw tot mentor en bewindvoerder, met ingang van 1 mei 2025. De huidige mentor en bewindvoerder werden ontslagen, en het hof oordeelde dat de zus in staat was om de bewindvoering op een juiste wijze uit te voeren. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de persoonlijke band tussen de zus en de betrokkene en de noodzaak van continuïteit in de zorg.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.343.352/01
zaaknummer rechtbank: 10864869 EB VERZ 24-58 en 10909786 EB VERZ 24-852
beschikking van de meervoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaak van
[de zus] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de zus,
advocaat: mr. D.G. Peters te Amsterdam,
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [betrokkene] (hierna: de betrokkene);
- [mentor] h.o.d.n. [X ] (hierna ook: de mentor), bijgestaan door mr. M. Verkijk te Haarlem;
- [bewindvoerder] (hierna: de bewindvoerder), bijgestaan door mr. M. Verkijk te Haarlem;
- [de broer 1] (hierna: de broer);
- [de broer 2] (hierna: de broer).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of de zus van betrokkene op terechte gronden als mentor is ontslagen en of de huidige bewindvoerder moet worden ontslagen, met benoeming van de zus tot opvolgend bewindvoerder.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 10 april 2024 (hierna: de bestreden beschikking) bepaald dat de zus wordt ontslagen als mentor van de betrokkene en heeft [mentor] h.o.d.n. [X ] tot opvolgend mentor benoemd. Het inleidende verzoek van de zus om de huidige bewindvoerder te ontslaan en de zus te benoemen als opvolgend bewindvoerder, is afgewezen. De zus wil dat het inleidende verzoek van de bewindvoerder om de zus te ontslaan als mentor, alsnog wordt afgewezen. Ook wil de zus dat haar inleidende verzoek om de huidige bewindvoerder te ontslaan en de zus te benoemen als opvolgend bewindvoerder, alsnog wordt toegewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De zus is op 9 juli 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De mentor en de bewindvoerder hebben op 23 september 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de zijde van de zus van 6 december 2024 met bijlagen;
- een bericht met bijlage van de zijde van de mentor en de bewindvoerder gedateerd 11 december 2024, ter griffie ontvangen op 16 december 2024 en ter zitting door de advocaat nogmaals overgelegd.
2.4
De zitting heeft op 16 december 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de zus, bijgestaan door haar advocaat;
- de mentor en de bewindvoerder, bijgestaan door hun advocaat.
De betrokkene en broers [de broer 1] en [de broer 2] waren hoewel goed opgeroepen niet aanwezig op de zitting.
De advocaat van de zus heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.
2.5
De voorzitter is op 20 december 2024 in aanwezigheid van de griffier op huisbezoek geweest bij de betrokkene. Van dit huisbezoek is een proces-verbaal opgesteld dat op 28 januari 2025 aan partijen is toegestuurd. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om een schriftelijke reactie toe te sturen aan het hof. Het hof heeft nadien geen schriftelijke reactie(s) ontvangen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1956. Sinds 2006 is hij jarenlang vanwege een schizo- affectieve stoornis onder behandeling geweest bij het Mentrum, waarbij de zus optreedt als contactpersoon. Vanaf september 2012 tot 2020 heeft betrokkene in het [X huis] (hierna: het [X huis] ) te [plaats A] verbleven.
3.2
De behandelaren van betrokkene hebben in 2015 de kantonrechter verzocht betrokkene onder curatele te stellen, welk verzoek is toegewezen.
3.3
De zus en betrokkene zijn hiertegen in beroep gegaan.
3.4
Dit hof heeft op 22 maart 2016 geoordeeld dat de veiligheid en de niet-financiële belangen van betrokkene zonder ondercuratelestelling inmiddels voldoende gewaarborgd waren, zodat de ondercuratelestelling in dat licht een onnodig verstrekkende maatregel was en heeft de ondercuratelestelling per datum beschikking opgeheven. Omdat voldoende was gebleken dat betrokkene als gevolg van zijn psychiatrische aandoeningen onvoldoende in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, heeft het hof het bewind ingesteld over de goederen die betrokkene toebehoren of zullen toebehoren. Op verzoek van betrokkene en de zus heeft het hof [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd, die betrokkene al lange tijd bijstond als budgetbeheerder.
3.5
In mei 2020 heeft betrokkene een herseninfarct gehad, waarna hij vier maanden in het ziekenhuis is opgenomen. Ten gevolge van dit herseninfarct is bij betrokkene een taalstoornis (afasie) ontstaan en is hij zelf niet meer in staat om beslissingen te nemen over de benodigde zorg. In september 2020 is de betrokkene na de ziekenhuisopname in het verzorgingshuis de [Y] geplaatst.
3.6
De kantonrechter heeft op 12 februari 2021 ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld met benoeming van de zus tot mentor. Tot de bestreden beschikking was de zus de mentor van betrokkene.
3.7
In november 2022 is betrokkene zonder overleg met de zus in haar rol van mentor overgeplaatst naar het verzorgingshuis [Z] . Eind november 2023 heeft de zus besloten om de zorg voor betrokkene vanuit haar eigen huis te verlenen, omdat zij ontevreden was over de kwaliteit van de door [Z] geleverde zorg. Sindsdien verblijft betrokkene in de woning van de zus.
3.8
[Z] heeft naar aanleiding van deze verhuizing een melding gedaan bij Veilig Thuis.
Na onderzoek heeft Veilig Thuis per brief van 27 februari 2024 aan de zus laten weten dat na uitgebreid contact met de zus en met de huisarts van betrokkene geen grond is gevonden om te twijfelen aan de kwaliteit en intensiteit van de zorgverlening aan betrokkene door de zus. Daarbij heeft Veilig Thuis te kennen gegeven evenmin grond te hebben gevonden om te twijfelen aan de intenties van de zus en haar bereidheid om zich, zo nodig met ondersteuning van derden, voor de zorgverlening aan betrokkene in te zetten.
3.9
De huisarts van betrokkene en de zus heeft per brief van 25 juni 2024, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Hierbij informeer ik u graag over mijn betrokkenheid als huisarts bij Dhr. [naam 1] , en met name met betrekking tot de zorg die zijn zuster [de zus] levert aan mijn patient.
Sinds ik de huisarts ben van [de zus] heb ik haar leren kennen als iemand die ten volste gaat voor de zorg voor haar broer. De communicatie tussen mij en [de zus] betrof met name zeer inhoudelijk hoe zij de zorg voor hem optimaal kon organiseren. Hieruit werd mij duidelijk dat dit haar hoogste prioriteit is. Zij heeft de beslissing gemaakt zelfstandig en 100% voor Dhr te willen zorgen in haar thuissituatie, omdat zij ervoer dat de zorg in de instelling niet optimaal was. Dit bemerkte zij aan achteruitgang in zijn conditie. Hiervan kon zij mij tot in de kleinste details op de hoogte houden door middel van logboeken die zij bijhield. Dit betrof onder andere zijn wisselende slikfunctie.
Ik heb patiente toegezegd dat ik de huisarts van haar broer wil zijn op het moment dat zij hem thuis verzorgd. Vanaf het moment dat zij hem thuis heeft ontvangen en is gaan verzorgen heeft zij zeer zelfstandig en mijns inziens professioneel de zorg die nodig was en is rondom hem georganiseerd. Hierbij spreek ik over de juiste indicatie aanvragen, voorzieningen die nodig zijn (tillift, bed etc), fysiótherapie aán huis etc. Ondanks dat dit een hele uitdagende complexe zorgbehoefte betreft krijg ik heel sterk de indruk dat [de zus] dit zeer professioneel en adequaat benaderd. Daarnaast imponeert het op mij zeer liefdevol om zo vol overtuiging voor een naaste te zorgen. (…) Dit is in lijn met wat mijn voorgangster dr [naam 2] mij vertelde hoe [de zus] voor haar moeder gezorgd heeft in de palliatieve fase van haar leven.
Concluderend heb ik als huisarts geen reden om te twijfelen aan de goede intenties en de kwaliteiten van mevr. [de zus] om de juiste professionele en daarnaast liefdevolle zorg te leveren aan mijn patient [betrokkene] .
(…)
3.1
De fysiotherapeute heeft in een ongedateerde verklaring bestemd voor hoger beroep, voor zover hier van belang, als volgt verklaard:
“Ik kom wekelijks bij [betrokkene] voor fysiotherapeutische behandeling sinds december 2023. De behandeling vindt in de middag plaats, dan is meneer uit bed en zit in zijn rolstoel aan tafel. Ik word altijd welkom geheten door de zus van [betrokkene] , die me meestal kort vertelt hoe meneer zich voelt die dag. Zus is altijd aanwezig bij de behandeling.
De communicatie tussen zus en mij verloopt goed, meestal rechtstreeks aan het begin of einde van de behandeling. Ze is duidelijk in haar hulpvraag en het overleg verloopt prettig. Ze staat open voor tips op het gebied van fysiotherapie en brengt deze in praktijk.
Zus 'leest' goed hoe meneer zich voelt en waar hij behoefte aan heeft. Meneer geeft door middel van ja/nee knikken antwoord op vragen zodat achterhaald kan worden wat hij wil. Zus kent haar broer goed en heeft over het algemeen feilloos door wat meneer wil of niet wil. In het contact met zijn zus zie je dat hij oogcontact zoekt en haar opzoekt om te laten weten wat hij wil. Zij kan dit goed zien en aanvoelen. (…) Voor zover ik het kan beoordelen, verzorgt zus haar broer goed. Ze heeft er alles aan gedaan om de hulpmiddelen die nodig zijn voor een veilige en goede verzorging in huis te halen. Ze zorgt dat hij er netjes uit ziet en verzorgt zijn eten en drinken. Ze steekt enorm veel tijd in het welzijn van haar broer. Ze is erg begaan met haar broer en kan ervan genieten als hij een goede dag heeft en ze vooruitgang ziet.
[betrokkene] zelf gaat met kleine stapjes vooruit. Hij maakt meer contact met mij. Hij is vaak minder moe wat zich uit in meer concentratie en plezier in de oefeningen die we doen. De fijne motoriek is vooruitgegaan, dit komt vooral doordat hij meer rust in zijn lijf heeft waardoor zijn handen/armen minder verkrampen. Zus weet dankzij de therapie hoe ze hem kan helpen een spasme te doorbreken en past dit regelmatig toe. Meneer kan inmiddels zelf af en toe zonder hulp uit een spasme komen.
(…)”

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking bepaald dat de zus wordt ontslagen als mentor van betrokkene en heeft [mentor] h.o.d.n. [X ] tot opvolgend mentor benoemd. Het inleidende verzoek van de zus om de huidige bewindvoerder te ontslaan en de zus te benoemen als opvolgend bewindvoerder, is afgewezen.
4.2
De zus verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat:
- het inleidende verzoek van de bewindvoerder om de zus te ontslaan als mentor alsnog wordt afgewezen;
- haar inleidende verzoek om de huidige bewindvoerder te ontslaan en de zus te benoemen als opvolgend bewindvoerder alsnog wordt toegewezen.
4.3
De mentor en de bewindvoerder verzoeken de bestreden beschikking te bekrachtigen en de zus niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel haar verzoeken in hoger beroep af te wijzen. Ook verzoeken de mentor en de bewindvoerder de zus te veroordelen in de kosten in hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
Mentorschap
5.1
In artikel 1:461, eerste lid aanhef en sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de taak van de mentor eindigt door ontslag dat hem/haar wordt verleend door de kantonrechter met ingang van een door de kantonrechter te bepalen dag. In het tweede lid van voornoemd artikel is bepaald dat het ontslag aan de mentor wordt verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de mentor niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden. Dit verzoek kan ook door de bewindvoerder worden gedaan.
Bewind
5.2
In artikel 1:448, eerste lid aanhef en sub e en tweede lid, BW is bepaald dat de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag kan worden verleend met ingang van een door deze te bepalen dag, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden. Dit verzoek kan ook worden gedaan door bloedverwanten in de rechte lijn en in de zijlijn tot en met de vierde graad.
Uit artikel 1:435, derde lid, BW volgt dat de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
De standpunten
5.3
De zus stelt dat zij wederom tot mentor moet worden benoemd. Zij is al jaren de contactpersoon van betrokkene en behartigt zijn belangen. Zij kent de hele medische voorgeschiedenis van betrokkene en weet wat essentieel is tijdens kritieke situaties waarbij met spoed medische beslissingen moeten worden genomen. Hoewel betrokkene afasie heeft, begrijpt zij hem; zij kan verbaal en non-verbaal met betrokkene communiceren. Daarnaast is het praktischer dat de zus (ook) tot bewindvoerder wordt benoemd zodat zij zelf beslissingen kan nemen over de zorg voor betrokkene. De zorg voor betrokkene wordt hierdoor efficiënter en er kan hem meer maatwerk worden geboden. De zus stelt met het Persoonsgebonden Budget (PGB) zelf extra voorzieningen voor betrokkene te kunnen treffen zoals het inkopen van extra zorg aan huis. Volgens haar was het altijd al de bedoeling dat zij op den duur het bewind op zich zou nemen en was dit ook de afspraak met de bewindvoerder. Zij wilde zich echter eerst richten op alleen het mentoraat.
5.4
De mentor en de bewindvoerder voeren aan dat bij de betrokkene zorgzwaartepakket (ZZP) 8 is vastgesteld, hetgeen betekent dat de betrokkene 24 uur per dag zorg nodig heeft. De zus kan deze zorg voor de betrokkene niet alleen bieden. Het is dan ook voor betrokkene noodzakelijk dat de mentor en de bewindvoerder niet ontslagen worden zodat de betrokkene de juiste behandeling en verzorging zal kunnen krijgen.
De beoordeling door het hof
5.5
Aan de orde is de beslissing van de kantonrechter om de zus te ontslaan als mentor en een opvolgend mentor te benoemen en daarmee de vraag of de gronden voor ontslag aanwezig zijn. Daarnaast gaat het om de vraag of de kantonrechter op terechte gronden het verzoek van de zus tot ontslag van de huidige bewindvoerder, heeft afgewezen.
Het mentorschap
5.6
De zus is al sinds februari 2021 de mentor van betrokkene. Duidelijk is dat de zus een centrale rol speelt in het leven van betrokkene en dat sprake is van een hechte band tussen de zus en betrokkene. Betrokkene verblijft inmiddels al zestien maanden in de woning van de zus. De zorg voor betrokkene is intensief en vraagt het nodige van de zus. Naar het oordeel van het hof kan dit echter niet tot de conclusie leiden dat de zus het mentorschap niet goed heeft uitgevoerd. Tot de taken van de mentor behoort het regelen van de persoonlijke verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van de betrokkene. Niet is gebleken dat de zus in deze taken tekort is geschoten. De zus heeft voldoende hulpverlening ingeschakeld, waaronder een fysiotherapeut om betrokkene fysiek actiever te krijgen. Verder heeft de zus een diëtiste ingeschakeld en heeft de zus nauw contact met de huisarts gehouden voor aangelegenheden die de gezondheid en zorg van betrokkenen betreffen. Daarnaast heeft de zus de woning toegerust met hulpmiddelen voor betrokkene en houdt zij zijn ontwikkeling goed in de gaten. Daarnaast helpen de dochters van de zus bij de zorg voor de betrokkene. De zus neemt betrokkene geregeld mee voor een wandeling door het park, al dan niet met ondersteuning van een van haar dochters. Sinds betrokkene bij de zus verblijft, wordt hij omringd door familie en wordt hij betrokken bij sociale activiteiten. Het hof trekt hieruit de conclusie dat de zorgen over het isolement van de betrokkene, zoals geuit door de huidige bewindvoerder en de mentor, ongegrond zijn.
5.7
Het hof constateert aan de hand van de beschikbare informatie dat de lichamelijke en geestelijke conditie van betrokkene een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt sinds de zus de zorg voor hem op zich heeft genomen. Zo heeft betrokkene door de inzet van de zus na zijn herseninfarct opnieuw leren slikken en eten. Ook is, in samenwerking met de arts van betrokkene, de antipsychotica afgebouwd die betrokkene jarenlang heeft geslikt. Hierdoor is betrokkene aanzienlijke verbeterd in zijn lichamelijke conditie. Deze positieve ontwikkeling wordt ook gezien door de fysiotherapeut die betrokkene wekelijks aan huis bezoekt en door de huisarts. Uit de onder 3.10 vermelde verklaring van de fysiotherapeut blijkt dat de zus er alles aan heeft gedaan om hulpmiddelen in huis te halen die nodig zijn voor een veilig en goede verzorging. Ook zorgt de zus voor een omgeving met rust en regelmaat, hetgeen de betrokkene kan helpen de spasticiteit in zijn lichaam te doorbreken. De fysiotherapeut concludeert dat de betrokkene goed wordt verzorgd door de zus en dat de betrokkene vrolijker en actiever is geworden dankzij de verzorging door de zus. Ook de huisarts constateert dat het momenteel goed gaat met betrokkene. De zus heeft op professionele wijze de zorg die nodig was en is rondom betrokkene georganiseerd.
5.8
Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat er geen sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de zus als mentor rechtvaardigen. Het enkele feit dat de zus het niet altijd eens was met (de kwaliteit van de geleverde zorg door) de behandelaren/begeleiders van betrokkene en hierdoor mogelijk strubbelingen zijn ontstaan tussen de zus en behandelaren is hiertoe onvoldoende. Van de zus in haar rol van mentor moet een kritische rol (tot op zekere hoogte) worden geaccepteerd. Ook het feit dat de zorgvraag van betrokkene groot is, rechtvaardigt niet het ontslag van de zus als mentor. Duidelijk is uit de eerder genoemde verklaringen van de fysiotherapeut en de huisarts dat de zus waar nodig zorg voor betrokkene inschakelt en dat zij zelf zich volledig inzet voor betrokkene. Ook Veilig Thuis had blijkens haar onder 3.8 vermelde brief geen zorgen over de situatie van betrokkene bij de zus. De zorgen die de huidige mentor en de bewindvoerder hebben uitgesproken deelt het hof niet. Deze zorgen zijn onvoldoende concreet en lijken deels voort te komen uit het gebrek aan goede communicatie tussen de zus, de mentor en de bewindvoerder. Het hof ziet een mentor die zich vol inzet om de kwaliteit van leven van haar broer te verbeteren en daarin lijkt te zijn geslaagd. Dit maakt dat het hof de beschikking van de kantonrechter met betrekking tot het ontslag van de zus als mentor en de benoeming van de huidige mentor zal vernietigen. Omdat de bestreden beschikking op dit punt uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en de huidige mentor al wel begonnen is met haar werkzaamheden zal het hof in deze beschikking de huidige mentor per 1 mei 2025 ontslaan en de zus (opnieuw) per die datum benoemen tot mentor over de betrokkene.
Het bewind
5.9
De betrokkene staat sinds 2016 onder bewind bij de huidige bewindvoerder. De huidige bewindvoerder was voorafgaand aan het bewind ook al betrokken als maatschappelijk werkster vanuit Mentrum, waar de betrokkene voorheen heeft verbleven en behandeld werd. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de noodzaak van het bewind nog altijd bestaat en dat voortzetting van het bewind dan ook nodig is. Het hof moet de vraag beantwoorden of de huidige bewindvoerder moet worden ontslagen onder benoeming van de zus tot opvolgend bewindvoerder. Vanwege de taalstoornis bij betrokkene kan hij zich verbaal vrijwel niet meer uiten. Voor het hof is daarom onvoldoende komen vast te staan dat de betrokkene een uitdrukkelijke voorkeur ten aanzien van de te benoemen bewindvoerder heeft uitgesproken. Het hof zal bij de beoordeling van de te benoemen bewindvoerder dan ook het belang van de betrokkene vooropstellen.
5.1
Het hof stelt voorop dat de huidige bewindvoerder haar werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. Niet is gebleken dat de huidige bewindvoerder tekort is geschoten in de uitvoering van haar taken en werkzaamheden. Het functioneren van de huidige bewindvoerder vormt dan ook geen grond voor ontslag. Toch zal het hof het inleidend verzoek van de zus alsnog toewijzen. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
De reden van benoeming van de zus als opvolgend bewindvoerder is gelegen in gewichtige persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Betrokkene verblijft bij de zus, met wie hij een hechte band heeft. De zus kan betrokkene, ondanks zijn afasie, goed begrijpen en zij kan tegemoet komen aan zijn behoeften. Ter zitting in hoger beroep en tijdens het huisbezoek heeft de zus kenbaar gemaakt dat zij al langere tijd tot bewindvoerder benoemd wilde worden. Een van de redenen hiervoor is dat de zus een PGB wil aanvragen om extra hulpverlening in te kunnen zetten in de thuissituatie.
Het hof constateert dat de verhouding tussen de zus en de huidige bewindvoerder is verstoord. Zij ervaren over en weer problemen in de samenwerking die zij ieder aan de ander wijten. De zus ervaart weinig openheid van zaken van de zijde van de bewindvoerder, terwijl de bewindvoerder vindt dat de zus onvoldoende bereikbaar is. De zus geeft aan dat haar vertrouwen in de bewindvoerder volledig is verdwenen toen de bewindvoerder begin 2024, zonder overleg met de zus, een verzoek heeft ingediend bij de kantonrechter tot ontslag van de zus als mentor. Door de aanhoudende problemen in de samenwerking is de werkverhouding tussen de zus, als hoofdverzorger van betrokkene en de bewindvoerder steeds verder verstoord geraakt.
5.11
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het in het belang van betrokkene is dat de zus tot opvolgend bewindvoerder wordt benoemd. Er zijn het hof geen contra-indicaties gebleken op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de zus niet in staat is om de bewindvoering op een juiste wijze uit te voeren. Het hof ziet geen reden om voor betrokkene een professionele bewindvoerder aan te houden, zoals door de huidige mentor en bewindvoerder verzocht. Het hof zal de bestreden beschikking ook op dit punt vernietigen en het inleidende verzoek van de zus tot ontslag van de bewindvoerder toewijzen. Om ervoor te zorgen dat er een goede overdracht kan plaatsvinden, zal het hof bepalen dat het ontslag van de huidige bewindvoerder met ingang van 1 mei 2025 zal plaatsvinden. Met ingang van die datum zal de opvolgend bewindvoerder de taken die uit het bewind voortvloeien op zich nemen.
Proceskosten
5.12
Het hof ziet gelet op de uitkomst van deze procedure geen aanleiding om de zus in de kosten van de procedure te veroordelen, zoals de mentor en de bewindvoerder hebben verzocht. Het hof wijst dit verzoek daarom af.
5.13
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft de persoon van de mentor en de bewindvoerder en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 mei 2025 aan [mentor] h.o.d.n. [X ] ontslag als mentor van [betrokkene] , geboren [in] 1956 te [plaats B] (Suriname);
verleent met ingang van 1 mei 2025 aan [bewindvoerder] ontslag als bewindvoerder over de goederen die [betrokkene] , geboren [in] 1956 te [plaats B] (Suriname), (zullen) toebehoren;
benoemt met ingang van 1 mei 2025 de zus tot opvolgend mentor en bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking de eindrekening en -verantwoording aflegt aan het Bewindsbureau van de rechtbank Amsterdam, en aan de opvolgend bewindvoerder en daarbij een - zo mogelijk door de betrokkene voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na de ingangsdatum van zijn benoeming een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Amsterdam;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het in hoger beroep anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, mr. F. Kleefmann en mr. E.S. Jansen, in tegenwoordigheid van mr. M. Hermans als griffier en is op 18 maart 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.